zondag 27 november 2011

Wordfeud dus, voor tussendoor


Opeens was er Wordfeud. En ook opeens leek bijna iedereen om mij heen het te spelen.

Even een korte uitleg (voor zover het nog nodig is): Wordfeud is een digitale vorm van Scrabble. Je speelt het op je smartphone of iets als een iPad. Op internet dus. Inmiddels heeft Wordfeud bijna net zoveel tegen- als (fanatieke) voorstanders. De tegenstanders gebruiken argumenten als “asociaal”, “het-echte-spel-is-en-blijft-leuker” en “verslaving”, maar daar zet ik dan weer: “sms’en-in-gezelschap-is-ook-asociaal”, “waarom-zou-je-kiezen?” en “oh?” tegenover.
(Wordfeud was bovendien kanshebber om woord van het jaar 2011 te worden; het heeft het afgelegd tegen "weigerambtenaar". Ik bedoel maar... Noemde er iemand Wordfeud asociaal?)

Om een bekende reden, ja, ja, mijn mateloosheid, heb ik wat om de app heen gedraaid. Met heel veel moeite want ik ben dol op Scrabble. Ik win graag en gelukkig ook vaak, en ik wil daarbij mooie woorden leggen. Mooie, zo lang mogelijke woorden, met uiteraard zoveel mogelijk punten. Het feit dat ik daar af en toe (af en toe-hoe!) wat ruim de tijd voor neem, maakt me niet geliefd bij mijn medespelers. Dat geven zij tenminste als argument om niet meer met mij te willen spelen, persoonlijk verdenk ik hen ervan slechte verliezers te zijn. Ik bedoel maar, het was echt niet èlke keer mijn schuld dat die zandloper telkens omviel. Kom op, zeg!

Hoe dan ook... Ik heb het draaien niet erg lang volgehouden en sinds een poosje wordfeud ik op mijn iPhone. In het begin nog tegen vrienden en collega's maar al snel ook tegen door het spel uitgezochte willekeurige, en dus onbekende, spelers. Een paar van die onbekende tegenspelers en ik zijn aan elkaar blijven hangen; we bleken aan elkaar gewaagd wat betreft fraaie woorden, goed gevonden plekken en hoge scores. We begonnen wat opmerkingen over en weer uit te wisselen via het chatvenster, er volgden wat grapjes en inmiddels heb ik het gevoel tegen een stel huisvrienden te spelen. Nou ja, misschien is huisvrienden wat overdreven, maar het zijn beslist geen onbekenden meer en ik “spreek” ze bijna elke dag wel even.

We chatten tijdens het spelen over onze woorden, over onze verliezen en winsten, over ons werk en andere dingetjes-van-de-dag. We huilen bij elkaar uit als we wéér van die ene sterke speler-wiens-naam-wij-daarom-niet-meer-willen-noemen verliezen en moedigen elkaar aan als één van ons op winst staat bij diezelfde persoon. We drinken niet gelijktijdig hetzelfde uit dezelfde koelkast en we hebben elkaar nog nooit ontmoet, maar verder is het net alsof we bij elkaar aan tafel zitten. Alsof we heel gezellig en heel regelmatig samen een potje Scrabble spelen. Gewoon bij elkaar thuis. Maar dan zónder per-ongeluk-omvallende-zandloper.

Wordfeud dus. Lekker woordjes leggen tussen de bedrijven door. Ja echt, tússen de vele andere bedrijven door.
Tussendoor: 16 punten. Enkele woordwaarde.


woensdag 23 november 2011

(G)een praatje


“En een doosje oscillococcinum graag.”

Terwijl ik na het afrekenen mijn aankoop bij de netjes mandarijnen in mijn tas stopte, stond een oudere dame naar mij te kijken. “U zegt het meteen goed!” zei ze bewonderend. En toen ik haar verbaasd aanstaarde: “Dat ozzie, eh, ozzielo... Dat wat u net kocht. U zegt het zomaar! Ozzieko.. lo.., hoe heet het?”

Ik had een zere keel, een hoofd vol watten en ik voelde me hopeloos beroerd. Zo beroerd dat ik een paar minuten eerder in de supermarkt tot twee keer toe een totaal verkeerde pincode ingetoetst had. Net toen ik dacht dat mijn pas door de pinautomaat opgevroten zou worden, was mij de goede code te binnen geschoten, maar ik had het er nog warm van. Het laatste wat ik dus wilde, was een gezellig praatje met een onbekende. Maar dat was net waar deze dame wèl zin in had.

Praatjes met onbekenden, zomaar even op straat of in een winkel. De meeste mensen hebben er weleens behoefte aan; even contact met een ander, met een vriendelijk gezicht. Ik ook, mij doet het ook vaak goed. Het kleurt míjn dag vaak ook. Alleen die dag dus niet.

Ik wilde naar huis, ik was moe en tegenover mij stond iemand die over dat middel met die vreselijke naam wilde praten. Ik voorzag vele, hopeloze pogingen om die lettergrepen in de juiste volgorde te krijgen. “Oscillo...” begon ik, “Oscico... eh... sorry!” Een pijnlijke hoestbui maakte mij het verder praten onmogelijk.

En toen. Toen zei die mevrouw van wie ik dacht dat ze tussen mij en mijn bed in stond, zomaar heel lief: “Kind, ga jij ’s heel gauw onder de wol! Eet je mandarijnen en vergeet die oscillococcinum niet in te nemen; het schijnt te helpen!” En, terwijl ik dankbaar de drogist uit liep: “Nou ja, zeg ik het zomaar zelf ook goed!” Bijna had ik me omgedraaid om haar nog even toe te lachen. Bijna. Want toen hoorde ik, net op tijd: “Oskoli.. ossolo..”

En toen. Toen begon ik te rennen.

donderdag 10 november 2011

De gewone, zwarte sandalen


Er was eens een gewoon vrouwtje. Een gewoon, nuchter vrouwtje. Ze woonde niet in een groot kasteel en ze had geen zolder met een oud spinnenwiel, haar appels kocht ze gewoon bij de Appie of op de markt en haar huishouden deelde ze met één lange man en niet met zeven heel kleine. Ze hield veel van sprookjes maar ze vond die hoofdpersonen een beetje simpel van geest. Stel je voor: die hadden bijvoorbeeld een petemoei met paranormale gaven en dan nog hadden zij een prins nodig om hen te redden. Of ze kregen waarschuwingen en deadlines van goede feeën mee – maar eraan denken, ho maar. Onnozele mutsen! Nee, zij was veel slimmer en veel verstandiger dan die sprookjesprinsesfiguren.
Het enige wat zij zich wenste waren de voeten van Assepoester. Assepoester kon immers zonder een centje pijn een hele avond op glazen muiltjes rondlopen, terwijl zij... zij met háár voeten... Haar voeten waren namelijk haar grote probleem: ze had, zacht gezegd, nogal gevoelige voeten. Als een schoen ook maar even knelde, als een bandje iets te strak was, de zool niet soepel genoeg, dan voelde het alsof ze inderdaad glazen muilen aan had. Kapòtte glazen muilen. Kapotte glazen muilen waarvan de scherven diep in haar voeten prikten.

Op een mooie zomerdag liep het vrouwtje met de gevoelige voeten door een naburig dorp. Ze had haar meest gemakkelijke slippers aangetrokken, maar was, al dwalende langs de winkels, toch verder gelopen dan zij op haar slippers aan kon. Toen haar voetzolen weer eens begonnen te branden, mompelde ze zachtjes doch wanhopig en ondanks haar nuchtere geest: “Och, bestond er maar een goede, goede schoenenfee!” (Met dit twee keer “goede” bedoelde het vrouwtje met de gevoelige voeten niet zomaar een goede fee, maar een fee met een goed karakter die daarnaast ook in goede schoenen deed. Dankzij de sprookjes wist zij wel beter om zomaar iets of iemand te wensen.) Blijkbaar werd haar verzuchting gehoord want opeens klonk er een wooeesshh (alsof er een deur openging, zeg maar), was er een flits van leer en hakken en gespjes in allerlei kleuren en maten, en stond het vrouwtje in iets wat verdacht veel op een schoenenwinkel leek.

Er kwam een verkoopster naar haar toe. Deze zwaaide wat met een soort staf (of was het een schoenlepel?) en had een grote doos onder haar arm. “Dit”, zei de goede, goede schoenenfee (want dat was ze natuurlijk),“Dit zijn dé perfecte sandalen voor jou, vrouwtje met de gevoelige voeten! Op deze sandalen loop je van Scandinavië naar Italië en zowel in steden als door wouden.” Het vrouwtje met de gevoelige voeten sloot haar opengevallen mond en pakte voorzichtig de doos aan. Waar tot haar lichte teleurstelling een paar gewone, zwarte sandalen in zat. Huh? Was haar zorgvuldig geformuleerde wens toch niet waterdicht genoeg geweest? Had ze zich beter een goede fee die in goede, elegánte schoenen deed moeten wensen? Omdat ze deze feekoopster niet voor het hoofd wilde stoten, deed ze de sandalen toch maar aan haar gevoelige voeten. Tot haar verbazing voelde het alsof ze de meest comfortabele pantoffeltjes aan had, haar tenen begonnen meteen te krullen van plezier en haar zolen kreunden zachtjes van genot. Wat een zachte bandjes! Wat een heerlijk verende zool! Wat een perfecte pasvorm! Dit waren geen gewone, zwarte sandalen! Dit waren heel bijzondere gewone, zwarte sandalen!

De goede, goede schoenenfee glimlachte. “Ze zijn voor jou, vrouwtje met de gevoelige voeten. Maar er is natuurlijk wel één waarschuwing. Duh, er bestaan immers geen sprookjes en vervulde wensen zonder kleine lettertjes. Je mag ze hoogstens tien jaar lang dragen, daarna zullen ze versleten zijn. Denk er goed aan dat je ruim op tijd andere zoekt. Anders zullen ze als kruimels van je voeten vallen.” Ze zwaaide nog eens met haar schoenlepel/staf. “Denk eraan: tien jaar! O, en daar is de kassa.” Het vrouwtje met de gevoelige voeten hield de gewone, zwarte sandalen aan tijdens het afrekenen en liep blij een extra rondje door het naburige dorp. En daarna nog een. Ze liep erop in Scandinavië en in Italië, ze liep erop door steden en door wouden. Ze liep en liep en liep en kreeg geen enkele blaar. (Ook geen complimentjes, helaas, want de sandalen zaten dan wel lekker, echt elegant waren ze niet.)

Na jaren, een stuk of tien, was het vrouwtje aan het stadswandelen in Barcelona. De eerste dagen liep ze nog op gympen en andere schoenen maar toen haar gevoelige voeten begonnen te protesteren, haalde ze de gewone, zwarte sandalen uit haar koffer. Zij verheugde zich al op de zachte bandjes en de heerlijk verende zool. Haar voeten zakten er meteen diep in weg. Alleen een stuk dieper dan zij zich kon herinneren en zelfs dieper dan prettig was... Het vrouwtje met de gevoelige voeten staarde naar beneden en zag allemaal zwarte kruimeltjes liggen. Kruimeltjes? Was zij plots in een ander sprookje beland? Ze trok haar sandalen uit, bekeek de onderkant en zag barsten in de zolen! Grote barsten waar het rubber uitkruimelde.

“Kijk nou dan toch!”, riep ze verdrietig naar haar lange man, “Mijn heerlijke, gewone, zwarte sandalen... Ze zijn versleten! Helemaal versleten! En ze kruimelen!” “Tja...”, zei haar lange man die ook te nuchter was om een sprookjesprins te (willen) zijn. En toen herinnerde ze zich de waarschuwing van de goede, goede schoenenfee. Ze had allang andere schoenen moeten zoeken. Ze begreep hoe dom ze was geweest om daar niet beter aan te denken. En ze herinnerde zich ook hoe ze altijd had neergekeken op die sprookjesvrouwen die heel kortzichtig zomaar gratis appels hadden aangenomen of die op glazen muiltjes gingen feesten zonder aan de tijd te denken. Toen zag ze in dat ze misschien wel een gewoon, nuchter vrouwtje was zonder de voor- of nadelen van een tochtig kasteel, een fruitverkoopster aan de deur of stofzuigende dwergen, maar dat ze in wezen niet veel verstandiger was dan die nièt zo gewone vrouwtjes.
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...