donderdag 26 april 2012

Schaapjes kijken


“Zullen we vandaag naar de schaapskooi?” stelde ik Peter voor.


“Leuk even naar de schaapjes kijken?”


Maar later die dag, na het zien van onze foto’s,




Vroeg ik me serieus af:




“Wié had er nou wié het meest bekeken???”


dinsdag 24 april 2012

Tussen de prentenboeken


Midden in de drukke bibliotheek, als op een eilandje in een woelige oceaan, zaten zij samen in een boekje verdiept: een knulletje van een jaar of drie en zijn moeder. Toen ik langs liep zag ik dat het een fotoboek was over de groei van een nog ongeboren baby. Er werd van alles uitgelegd en er werd nog veel meer gevraagd. Van die “Maar hoe dan?”- en “Was dat bij mij ook zo?”-vragen, met dikke vraagtekens erachter.

Op mij had het 't effect van een soort tijdmachine; ik schoot er vele jaren terug in de tijd van.
Samen met een klein jochie op de bank...
Peuterluchtje in mijn neus...
Warm lijfje tegen mij aan...
Kleine babyschopjes in mijn buik...
Ook een fotoboek in mijn handen. En ook van die vragen. “Maar hoe kan de baby dan eten?” en “Kan de baby mij horen?”

Mijn herinneringen begonnen haasje-over te doen. Ik dacht aan die ene babykamer met het wolkjesbehang, de kinderwagen die maar net in de auto paste, aan verjaardagspartijtjes, schoolkampen en de periode (o, man!) waarin oudste het uitgaansleven ontdekte. Ik dacht aan de keer dat jongste, 6 jaar oud, een paar uur kwijt was en die vreselijke angst toen, en aan de eerste keer dat oudste niet meeging met vakantie. Ik dacht aan babytijd, schooltijd en puberteit. Ik dacht aan de huidige tijd en aan die onvoltooid verleden tijd. Ik dacht aan afscheid. Haasje-over, ik zei het al, haasje-over in een bijna duizelingwekkend tempo.

En terwijl ik met een hoofd vol herinneringen wat prentenboeken opruimde, babbelden moeder en zoon op de achtergrond door. “Daar zit de baby niet meer vast, hè!” zei het knulletje en hij wees naar een foto van het doorknippen van de navelstreng. “Ik ben ook los van jou, wij zitten niet meer vast aan elkaar!” Zijn grappig triomfantelijke snuitje was een foto waard. Maar in plaats van te lachen legde zijn moeder haar gezicht op zijn haren.“O nee, jochie,” zei ze. En toen, en het was letterlijk, ècht letterlijk wat ik op dat moment dacht: “Moeders en kinderen komen nóóit los van elkaar. Echt nooit.”


zondag 15 april 2012

Eenmaal, andermaal...


Voordat je dit stukje leest moet je weten dat ik een watje ben op het gebied van geld en geld uitgeven. Voor cijfers draai ik mijn hand niet om, ik kan ook redelijk goed hoofdrekenen, maar zodra er eurotekens voor die cijfers staan begint het te schemeren voor mijn ogen. Op een impulsieve aankoop zul mij ook niet snel betrappen. Peter is daarentegen... anders. Héél anders dan ik op dat gebied. Niet dat hij geld over de balk smijt maar zijn argumenten om iets te kopen zodat je het drievoudige (minstens!) van het aankoopbedrag kunt besparen om het vervolgens met zes keer winst te verkopen zijn legendarisch doch (voor mij letterlijk) onnavolgbaar.

Toch was ik degene die besloot om op een bepaalde veilingsite te kijken en er zelfs een account aan te maken. Een rondvaart voor vijf euro! Een etentje voor twee personen voor een tientje! Naar Parijs voor bijna niks! Ik werd er gewoon een beetje hyper van.

Ik begon mee te bieden.
Ik werd prompt overboden.
Ik schreeuwde zachtjes van schrik.
Ik tikte een wat hoger bod in.
Ik werd weer overboden.
Ik schreeuwde iets luider van frustratie en schrik.
En dat alles met een klok in beeld waarop de secondes wegtikten want zo’n aanbieding is natuurlijk maar een bepaalde tijd geldig. Dat alles herhaalde zich nog een keer en aan het eind van mijn eerste veilingsessie had ik niks behalve een hardnekkig trillend spiertje bij mijn linker oog.

Peter leek het in eerste instantie alleen wat geamuseerd aan te horen. Niet veel later bleek hij, ik had het kunnen weten, al volop mee te doen. Maar waar ik heel voorzichtigjes en steeds nerveuzer naar de geboden bedragen staarde en (daarom) telkens te laat of te laag met mijn bod was, zat hij al snel geroutineerd te bieden en te berekenen. Waar ik na een kwartier op die site behoefte had aan een uurtje bijkomen in een verduisterde slaapkamer, had hij het vlak na het aanmaken van zijn account al over “die beginnelingen” die “zo dom” want “veel te vroeg” aan het inzetten waren. Nee, het kwam op die laatste seconden aan! Die seconden die mij dus de das omdoen. Zelfs als ik alleen maar meekijk.

Nu, na een paar uur, hebben we een etentje voor twee, een hotelkaart en een hotelovernachting. Allemaal dankzij Peter. Vannacht gaat hij misschien door voor een paar dagen op Ameland. Het is allemaal wel leuk en voordelig en alles en zo, maar ik kan de spanning hier in huis niet veel langer meer aan.

Ik denk dat ik Peter maar in de veiling gooi. Het bod is twee uur geldig. Exclusief vier euro administratiekosten.
Wie biedt?


zaterdag 14 april 2012

Running on sunshine


En op sommige stukjes
Waar de zon zo heerlijk op mijn gezicht scheen
Deed ik gewoon tijdens het lopen
Heel even mijn ogen dicht

vrijdag 13 april 2012

Stoer



Vorige week donderdag. Met een volle dag voor de boeg stapte ik nog wat slaperig de badkamer in, om een minuutje of wat later 100% wakker naar het stukje toiletpapier in mijn hand te kijken. Verschillende emoties en bijbehorende gedachtes begonnen door mijn hoofd te stuiteren.

1. Verbazing, omdat het alweer geen-idee-hoeveel jaar geleden was dat ik dát zag.
2. Ongerustheid, omdat het na één-jaar-niet-meer kan duiden op serieus foute boel.
3. Angst, omdat als het inderdaad serieus foute boel zou zijn, er een heleboel dingen zouden volgen, die....
4. Ergernis, omdat ik die dag ook iets leuks zou doen; ik zou gaan hardlopen met iemand die ik, looptechnisch in ieder geval, hoog heb zitten en van wie ik veel tips te verwachten had.

Verbaas je niet teveel over emotie nummer 4; dat doe ik al jaren niet meer, ik schijn gewoon zo in elkaar te zitten. Ergernis helpt mij bovendien (in gevallen als deze) om niet weg te zakken in nummer 2 en, nog erger, nummer 3. Dankzij ergernis kon ik mezelf even stevig bij de schouders pakken:

"Opbellen, nú! En rechtstreeks naar het ziekenhuis, niet via de huisarts!"
"Niet vooruitlopen op zaken die misschien niet eens aan de orde zijn!"
"Wees blij dat je vanmiddag al voor een onderzoek kan komen! (In plaats van ongerust omdat de assistente het kennelijk ook geen zuivere koffie vindt...)"
"Zeg je afspraken niet af, er is tijd genoeg tot half vier, en ga vooral hardlopen!"
"Blijf kalm, adem door, wees stoer! Doe op z’n minst alsof..."

Stoer zijn. Stoer doen. Dat heb ik gedaan. Die hele dag tot half vier. De rest van de dag vanaf half vier. Tijdens het gesprek, tijdens de onderzoeken. Even leek het niet te lukken, dat was toen de gynaecoloog bijna mijn “stoer” mee microcuretteerde (“Dit gaat even vals aanvoelen!” Mán, wat had hij gelijk! Behalve wat dat “even” betreft...) Maar in het kleedhokje kon ik mijn stukjes “stoer” weer bij elkaar vegen. En een klein beetje nattigheid van mijn wangen.

Ik ben daarna een hele week stoer gebleven, op een paar momenten na, toen heb ik alleen maar stoer kunnen dóen. En gistermiddag zat ik stoer, slechts heel licht hyperventilerend, te wachten op het telefoontje van het ziekenhuis. Om drie uur belde de arts: “Het is goed, mevrouw Van Leusden. Er is niks mis, er zijn geen foute cellen gevonden!”

Diepe, heel diepe zucht. Vanuit mijn tenen, de topjes van mijn vingers, via mijn baarmoeder die kennelijk een soort van midlife crisis had ondergaan, langs mijn langzaam ontspannende keel, door mijn mond naar buiten. Een weinig stoere, maar heel diepe zucht.



Zó, zó blij. Zó, zó opgelucht.
En ook zo moe van dat stoer-zijn.

woensdag 11 april 2012

Onze bijkeuken



Wat we tegenkwamen toen we onze bijkeuken uitmestten:

Dat de vazen en potten die over bijna vier planken en één kastje verdeeld waren op twee plankjes en in één kastje passen. Dat je de klep van dat ene kastje nou wel met beleid moet openmaken.

Dat we drie thermoskannen en twee thermosflessen hebben. En dat we ons amper kunnen herinneren wanneer we voor het laatst een thermoskan of -fles nodig hadden. #maarjeweetmaarnooit.

Dat het handiger is als de voorraad theedoosjes links staat en de voorraad koffie rechts. Dat we een heel grote voorraad thee en koffie hebben.



Dat ergens ver bovenin nog onze kerstmokken staan. De vier kerstmokken die we met kerst gebruikten toen de jongens nog klein waren. Toen we nog met ons viertjes waren. Ik heb ze voorzichtig teruggezet.

Dat we twee stoompannen hebben (tweeënhalf eigenlijk, want eentje heeft geen “onderpan” meer, maar omdat het stoomgedeelte plus deksel ook op een gewone pan past en het zonde is om... nou ja... daarom...). En met die van Paul erbij hebben we er nu drie. En een half. Drieënhalf. Dus. Misschien moet ik die halve toch maar wegdoen. Een keer. #volgendekeer

Dat we best veel onderdelen van de keukenmachine niet gebruiken. Maar de meeste (belangrijkste) wel! Ja echt!

Dat we al het eetbare wat we toch niet eten uit kerstpakketten meteen weg moeten weggeven in plaats van weg te gooien als de uiterste houdbaarheidsdatum verstreken is.

Dat een zak voor grof huisvuil snel scheurt als je er dingen in blijft proppen.

Dat als je vier eierdopjes met namen erop niet weg kan doen, je kan doen alsof je ze niet ziet. Ook al wordt je blik er steeds naar toe getrokken. Ook al krijg je er een raar gevoel in je keel van.



Dat het wel handig is om een fijne voorraad te hebben van blikjes en potjes en zo, maar dat vier potjes rode bieten lichtelijk overdreven is. We eten het zelden.

Dat deksels van diepvriesdozen in het luchtledige kunnen verdwijnen. Of de dozen van die deksels. On-ver-klaar-baar!



Dat de la met zoutjes die altijd uitpuilde, de laatste tijd amper meer zoutjes bevat. #goedbezig

Dat het raar voelt om de bus met spaghetti onderin te zetten terwijl dat “vroeger” voor het grijpen moest staan.

Dat we voor mááánden schuursponsjes genoeg hebben.

Dat je niet “even” een bijkeuken uitmest. Dat je aan het begin van de klus koffie drinkt, halverwege overgaat op fris en uiteindelijk op iets sterkers. Dat het meer is dan alleen opruimen, herindelen, weggooien en schoonmaken.


Dat ik nu daarom veel moed moet verzamelen voordat ik aan de zolder durf te beginnen.


dinsdag 3 april 2012

Op de groentenafdeling


“Zo, gaat u lekker sperzieboontjes eten vanavond?”

“Nou, ze zijn voor morge....”

“Mijn man en ik zijn ook zo dol op boontjes. Eerst kook ik ze en dan bak ik ze een beetje op met een uitje en wat spekblokjes. Moet u ook eens proberen vanavond!”

“Morgen misschie...”

“Mijn zus, hè, mijn ene zus, die kan geen sperziebonen zién! Die gruwt ervan! Snapt u dat nou?”

“Ach, smaken verschil....”

“Maar ja, die heeft nou ook andere problemen. Haar buurvrouw heeft net een nieuwe heup en nou heeft mijn zus aangeboden om de hond voor haar uit te laten. Nee, niet ’s avonds natuurlijk, dan is de buurman thuis, maar overdag, tussen de middag. Durft u ’s avonds alleen over straat?”

“........”

“Ik ook niet! En dat is allemaal goed en wel, en heel aardig van mijn zus. Ja, zo is zij, dat zit in de familie, wij zijn met vier zussen en we doen allemaal graag wat voor een ander. Maar goed, die zus van mij, dus, met die buurhond die zij nu ’s middags uitlaat, die zus is eigenlijk bang voor honden. Snapt u dat nou?”

“Tja, ik....”

“Nee, ik ook niet. Maar ik vind het wel sneu voor haar, al moet ik stiekem lachen als ik eraan denk hoe zij dus elke middag bang met dat beestje door de wijk loopt! Met die hakjes van haar en dan die hond aan zo’n lange lijn en dat-ie dan om haar heen draait en zij weer... Och jee...”

“Jeetje ja. Maa...”

“Dus ik dacht, ik doe ook wat aardigs, ik kook een extra schaaltje witlof voor mijn zus. Daar is zij dol op. Als zij dan met die hond aan het lopen is, dan heeft zij tenminste iets lekkers in de koelkast klaarstaan. Als troost, zeg maar. Lekker witlof in de ham en dan met veel kaas erover. Maakt u ook zo de witlof klaar? Moet u eens proberen. Gewoon doen! Morgen!”

“Ik eet morgen al die sperz...”

“Gezellig, hè, zo’n praatje bij de super! Dat heb ik nou altijd. Dat mensen zomaar hele verhalen tegen mij ophangen. Dat heeft niet iedereen, hoor. Ik wel. Dat komt, ik praat niet alleen, ik luister ook. Mensen zouden meer naar elkaar moeten luisteren. Ja toch!”

“.......”

“Mijn man zegt altijd als ik boodschappen ga halen: ‘Nou tot over een paar dagen maar weer.’ Omdat mensen dus altijd tegen mij gaan praten en dat ik dan luister, snapt u wel. Heeft u dat ook weleens?”

“O, soms.”


zondag 1 april 2012

Vandaag


Buiten mijn raam lijkt er iemand met een lichtknopje te spelen. Het ene moment is onze tuin stralend verlicht en het andere in schaduwen gehuld. Zo van achter het glas heeft het wel wat, maar het nodigt niet bepaald uit om naar buiten te gaan.



Ik denk dat ik zo toch wel een rondje ga rennen. Of morgen...



Ik ben dankbaar voor mijn dikke ovenwanten. Toen ik begin van de middag op die ene grote pit rundvlees aan het braden was, hing ik weer eens met zo’n want in het vuur. Ja, iedereen-die-mij-weleens-in-de-keuken-bezig-heeft-gezien, alwéér.

 Dat had dus zomaar mijn hand kunnen zijn!

Zie de zwarte duim!

In de keuken ruikt het nu heerlijk naar draadjesvlees-in-wording. Al een paar uur lang. (Nee, niet naar aangebrande ovenwant!) Het wordt nu echt tijd om Peter in de gaten te houden als hij richting de keuken loopt...



Ik draag mijn Wordfeud-t-shirt. Gekregen van iemand die eerst alleen een Wordfeud-tegenspeelster was en nu ook, sinds een spannende blind date, een lieve vriendin. (Ingrid, speciaal voor jou, hier een foto!)


Ik maak vanmiddag jachtschotel. Met veel appel, gebakken uitjes, en aardappelschijfjes. En draadjesvlees natuurlijk.

Ik verheug me nu al op het avondeten! En aangezien wij twee dagen met een ovenschotel doen, is er voor morgen, als ik avonddienst heb, nog een schaaltje over. Ik verheug me nu ook al op morgenavond! Nee, dat is overdreven.



Ik ga zo echt dat rondje lopen. Echt. Of toch morgen...


Ik hoop dat het gauw (weer) echt lente wordt. Ik wil de bakken in de tuin met voorjaarsbloemen vullen, zonder jas buiten lopen, lui achterover in een lekkere tuinstoel boven mijn boek in slaap vallen en dat het nog lang licht is als ik uit mijn werk thuiskom.

 Ik... O, wacht even. Ben zo terug..

 wacht even...

Ben ik me daar toch zomaar dat rondje gaan lopen! In plaats van morgen, ja. Het ene moment zat ik nog in mijn Wordfeud-shirt deze zinnetjes te tikken en het volgende moment stond ik mijn loopschoenen aan te trekken. Ik zou zó graag deze zelfdiscipline ook op andere gebieden hebben! Echt, wat zou ik dan een schoon huis hebben, een opgeruimd schoon huis. Een opgeruimd bureau. Lege to do-lijstjes. Geen kleren in de was die ik net aan wilde trekken. En planten, wat zou ik dan opeens veel planten hebben... Groene dus, hè, geen droge, bruine takken zonder blaadjes.

Nou ja.


Ik leer het misschien wel ooit, om gestructuur... gestuctru... eh, hoe spel je dat? Ge-struc-tu-reerd, om gestructureerd te zijn.

Dus.

Misschien.

Ooit.

Maar dan... Dan heb ik dat opgeruimde, schone huis!


Een van mijn favoriete dingen is dagdromen.




Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...