dinsdag 29 mei 2012

Hobby of gewone werkdag?


Op één van onze dagen in Limburg waren wij bij een riddertoernooi op kasteel Hoensbroek. ’s Ochtends in het hotel was er iemand die vond dat zoiets (vooral? alleen?) leuk was “voor de kinderen”, maar ik verzeker je dat dat niet het geval is. Het is ook leuk voor volwassenen en helemaal leuk voor iemand met een wat nieuwsgierige aanleg en een neiging tot afdwalen. Ja, ik heb het over mij. Ik vroeg me namelijk al vrij snel af (terwijl ik ook van het hele spektakel genoot, hoor), hoe deze mensen, deze mensen die bij zo’n riddertoernooi horen, hun werk zien. Òf ze het wel als werk zien. Is het voor hen een hobby of een gewone werkdag? Dat laatste vond ik wel een grappig idee en ik probeerde het een beetje te vergelijken met een werkdag in de bibliotheek.




Mijn collega’s en ik, wij trekken ook kleding aan waar wij ons prettig in voelen. Kleding die geschikt is voor het werk, kleding waarin wij ons gemakkelijk kunnen bewegen wanneer we moeten bukken voor een lage plank of juist moeten reiken naar een wat hogere. Als het even kan, kleding die tegen een stootje kan en niet zo besmettelijk is.






Sommigen van ons zijn al blij met een good hairday en een likje crème, anderen maken er meer werk van en smeren er ’s ochtends lustig op los. Waarbij, ook bij ons, de een wat handiger is dan de ander...


En ook wij zijn de ene dag wat werklustiger


dan de andere dag...


Op onze werkplek zorgen wij dat alles er tiptop uitziet voordat de klanten komen. Net zoals die riddermensen dat doen.





En wij doen ook allerlei werkjes-achter-de-schermen


om daarna, als het tijd is, net als zij maar dan een ietsje anders, onze eerste klanten op te wachten.



Zonder klanten geen werk. Simpeler is het niet. Voor hen niet en voor ons niet.



Goed en persoonlijk contact, daar hechten wij ook aan. Diréct contact. Met onze klanten en tussen collega's onderling.


Hmmm, deze... eh... houding? Die moet je zien als “open” en “benaderbaar”; “proactief” is ook zo’n mooie term. En of je nou een scanner in je hand hebt en achter een balie staat of met een speer op een paard zit... Hoeveel anders zou dat nou voelen? (Figuurlijk gesproken dan, hè.)




Zij en wij, riddertoernooimensen en bibliotheekmedewerkers, we doen allemaal lichamelijk tamelijk intensief werk. Waarbij wel opgemerkt dient te worden dat wij het op eigen kracht doen, daar komt geen paardenkracht aan te pas! We lopen behoorlijk wat af tijdens een uitleen en meestal met onze armen vol boeken. En we moeten precies zijn, dat natuurlijk ook. Net als zij.



Behoorlijk precies. Hoe drukker het is, hoe preciezer moeten we werken. Zoals deze riddermeneer zijn frisse slok even snel tussen de bedrijven door naar binnen giet, zo gebeurt dat bij ons vaak ook.



En aan het eind van de dag zijn wij meestal net zo moe. Beetje moe, erg moe of totaal uitgeput.


Zo zat ik dus een beetje voor me uit te vergelijken, daar in het zonnetje. Zouden zij het inderdaad zo zien? Niet als een hobby maar als een gewone werkdag? In een bibliotheek of waar dan ook?

Ik hoop allebei!


donderdag 24 mei 2012

Fietsen in Drenthe


We zouden weer een bijkletsdag doen en meestal gaan daar dan vele mailtjes met ideeen en voorstellen aan vooraf. Van die heb-jij-al-iets-bedacht en welke-stad-zullen-we-nu mailtjes.


Deze keer was het anders. Net op het moment dat mij te binnen schoot dat we nou wel een dag hadden geprikt maar nog geen bestemming hadden gekozen, kwam de vraag van mijn vriendin: “Wat dacht je van fietsen in Drenthe?”




Ik vond het een goed idee. Een heel goed idee. En aan goede ideeën moet je niet teveel willen sleutelen.




Daar moet je niet te lang over willen nadenken. Niet vantevoren teveel willen invullen. Zeker niet als het, zoals in ons geval, om "waar" en "waarheen" gaat. In een vreemde omgeving ook nog.




En helemaal niet als je allebei niet bepaald vooraan hebt gestaan toen het richtingsgevoel werd uitgedeeld. Dan kan je alleen maar blij zijn met dat fietsknooppuntensysteem in Nederland. Heel blij.



Dankzij dat systeem hoef je namelijk geen idee te hebben waar wat ligt; je kiest een (stukje) route en onthoudt een getalletje.



Zodat er genoeg tijd overblijft om te kletsen en te genieten en zelfs wat bij te leren.


Eigenlijk zouden we dat vaker moeten doen. In plaats van een route tot in details uit te stippelen, stap voor stap bekijken welke weg ons goed lijkt om te volgen. Even afstappen, kijken waar we ons bevinden en het volgende punt uitkiezen.


En vanaf dat volgende punt weer opnieuw beslissen. Zitten we nog op de goede weg? Zou een andere afslag niet beter zijn?


Ik weet het, het kan niet altijd, het is niet altijd verstandig. Vaak moet je wel een route bedacht hebben. Maar voor af en toe lijkt het me wel een goed idee. Een heel goed idee.


Vandaag heeft het ons in elk geval een heerlijke dag opgeleverd. ;)


dinsdag 22 mei 2012

De Marikenloop



Afgelopen zondag liep ik mijn eerste echte officiële loop. De Marikenloop in Nijmegen. Ik had me in januari er al voor opgegeven, toen mei nog héél, héél ver weg was en het idéé alleen al van “ooit” aan zo’n groot evenement mee te doen, meer dan spannend genoeg was. Voor mij dan.

Omdat ik nog maar krap een jaartje hardloop.
Omdat ik nog steeds de neiging heb om het “hard” van mijn hardlopen tussen aanhalingstekens te zetten (en dat waarschijnlijk nooit anders zal worden).
Omdat ik zelden “met gemak” zeg als het om hardlopen gaat, of ik nou drie, vijf of acht kilometer loop (gelukkig wel altijd “met plezier”).
Omdat ik zomaar een verwachte eindtijd had ingevuld die ik in januari nog niet haalde.
Omdat ik altijd duizend doden sterf bij de gedachte aan het moeten presteren in het openbaar en omdat ik dan dus samen met nog zo’n 14.999 andere loopsters...
(Soms haat ik mezelf zo!)


Het werd mei en het werd zaterdag negentien mei. De zenuwen begonnen bijna uit mijn maag en hoofd te spatten. Ik pakte mijn tas in, en nog eens en nog eens. Ik spelde en òntspelde mijn startnummer op mijn shirt, ik fröbelde de chip tussen de veters en ik bedelde om peptalk bij mijn Facebook-vriendjes. “Je kan het! Start zo langzaam mogelijk en vergeet niet te genieten!” kreeg ik terug. Dat hielp. Iets.


De volgende ochtend stapte ik in de trein richting Nijmegen. Samen met nog een handjevol andere loopsters. In Arnhem kwamen daar nog veel meer bij en nadat we met ons allen overgestapt waren in het sprintertje richting station Heyendaal, was het één, voornamelijk roze, kakelende massa vrouwen met een enkele man daartussen. Ik schommelde tussen heilig ontzag voor al die stoere, zelfverzekerde, straklijvige loopsters en een kinderlijk soort enthousiasme: ik mag met ze meedoen! Maar eerst sloot ik me bij die vrolijke meute aan richting het terrein. Naar het terrein en naar Francine, mijn loopmaatje-op-afstand, met wie ik de vijf zou lopen.


Francine en ik, wij leerden elkaar kennen via Twitter. Een klein jaar geleden ontdekten we dat we allebei hetzelfde programmaatje gebruikten om te leren hardlopen. Toen we ook nog in dezelfde week van de training bleken te zitten, begonnen we elkaar via tweets steeds regelmatiger aan te moedigen. We werden loopmaatjes-op-afstand, running-apart-together-maatjes. Mag je in zo’n geval van “kennen” spreken? Ik vind zo langzamerhand van wèl; het is niet altijd nodig om elkaar in real life gezien te hebben om te vinden dat je elkaar kent. Zeker niet als je elkaar al bijna een jaar lang aanmoedigt en uit de put praat als het minder gaat. Zeker niet als het al snel niet meer alleen over hardlopen gaat. Al voegt het natuurlijk wel heel veel (gezelligheid) toe.

Toen ik net onder de welkom poort doorliep, kwam haar eerste sms’je al binnen: ze was in Nijmegen aangekomen. Terwijl ik me aan het omkleden was, zocht zij een parkeerplek en na nog wat heen en weer ge-sms en heen en weer geloop en gezoek, stond ze opeens zomaar voor mijn neus, als van haar eigen foto afgestapt! Niks was onwennig, alles klopte en alles was gewoon in de bijzonderste zin van het woord; alsof we elkaar gisteren nog gesproken hadden en elkaar wekelijks zien.

Wij praatten en we kletsten, we genoten van elkaar en de sfeer, we vonden het logisch en tegelijk raar dat we zo nerveus waren en we stelden elkaar gerust. Tegen kwart voor een zochten we ons startvak op en keken we naar de warming up.  We deden er niet aan mee want een warming up als het ruim vijfentwintig graden is vonden we allebei wat overbodig. Vijfentwintig graden... ja. Ik krijg het weer benauwd als ik eraan terugdenk.

Vijf-en-twin-tig graden. En in die zon misschien nog wel meer! We hadden het “geluk” dat het die dag de eerste echt warme dag van het jaar was. De aanhalingstekens rond het woord geluk staan voor heel veel zweetdruppels en zelfs bijna-tranen aan mijn kant. Warmte en ik gaan niet goed samen. Warmte, hardlopen en ik? Ik wándel niet eens vrijwillig als het zo warm is, geen vijf kilometer en zeker niet midden op de dag!
“Rustig starten, heel rustig beginnen!” begon ik steeds nerveuzer en harderop te denken. “En water drinken!” vulde Francine aan.

En toen gingen we over de startmat.

Het eerste stuk ging goed. Ik probeerde mijn eigen tempo vast te houden en genoot van de enthousiaste toeschouwers aan de kant van de weg. Er werd gezwaaid, muziek gemaakt en aangemoedigd. Het was zo gezellig, zo vrolijk! Maar toen voelde ik de warmte weer drukken en bijna op hetzelfde moment hoorde ik via mijn telefoon dat mijn tempo op dat moment op zo’n negen kilometer per uur lag. (Ter vergelijking: tijdens mijn gewone rondjes loop ik de eerste vijf minuten krap acht kilometer per uur om het daarna op te voeren tot iets onder de negen.)


“Ik moet langzamer!” schoot er door me heen. “Ik moet echt langzamer. Dit gaat niet goed! Niet! Goed!” Vanaf de eerste kilometeraanduiding probeerde ik mijn tempo te verlagen, ik gooide het te zware flesje water dat ik in mijn hand had aan de kant en ik zag twee meisjes voorovergebogen de berm in struikelen en hun ontbijt eruit gooien... Ik plakte mijn blik aan Francine en buffelde naast haar door.

De tweede kilometeraanduiding. Mijn bloed werd stroop en mijn benen zwaar.

De drinkpost. Een paar slokjes en de rest van het water over mijn polsen. Een wandelstukje. Weer lopen. Weer tè hard lopen. Toch weer. Mijn hoofd begon te vol aan te voelen en Francine greep me bij de hand. “Kom op, Sylvie, je kan het!” En weer door. Door het bos. Een zandpad omhoog. Bomen die de felle zon niet tegen konden houden. Door. Door. Dóór...

De derde kilometeraanduiding. Dóór...

De vierde. Mijn moeie, zware benen kon ik negeren, mijn ademhaling was het punt niet zo maar die hitte, die druk in mijn hoofd... Weer een wandelmoment. De automatische piloot die het over moest nemen, lag al ergens ver achter mij in het zand. En weer sleepte Francine me mee. Figuurlijk en op sommige momenten zelfs letterlijk, ze greep dan mijn hand en trok me weer in het tempo. Door. Door. Dóór...

“Kijk, de finish! Daar bij dat blauw!” moedigde zij me weer aan en inderdaad zag ik in verte iets blauws voor mijn ogen dansen. Door. Door. Dóór...


De dranghekken met juichende mensen erachter. Nog meer muziek. Nog meer vrolijkheid. Dat hielp. Door. Door. Dóór...

Toch weer een wandelmoment maar ook een “Vooruit Sylvie, je bent er bijna!” van zomaar een vreemde uit het publiek. En ik kon weer door. Door. Dóór!

En toen. Toen was daar eindelijk, eindelijk de finish. Francine en ik grepen elkaars hand, we persten er nog een (in mijn geval soort van) sprintje uit en toen gingen we over de eindstreep.
Samen.
Blij.
Trots.
Opgelucht.
Heel erg blij, heel erg trots en ook opgelucht.


Ik kan me nou zo goed voorstellen dat zeker de niet-hardlopers onder jullie dit alles hoofdschuddend lezen, van de weeromstuit misschien zelfs buiten adem. Dat jullie je nou afvragen waarom iemand dit zichzelf aandoet. Ik heb werkelijk geen idee, ik weet wèl dat ik, ondanks de momenten dat ik zwaar stuk zat en dacht dat mijn hoofd zou ontploffen, heel blij ben dat ik dit heb meegemaakt. Echt. Uit de grond van mijn hart. Ik ben heel blij dat ik mezelf zo’n mooie ervaring en zo’n mooie dag “op de hals gehaald heb”. Samen met die kanjer van een Francine, samen met mijn loopmaatje.


I did it!

donderdag 17 mei 2012

Net zo gelukkig?


Zeker weten doe ik het niet, maar ik denk dat je behoorlijk gelukkig kan zijn met een mooi huis, fraaie tuin en een eigen zwembad erbij.

Of als er iemand zomaar onverwacht voor je deur staat met een envelop in zijn hand en dat hij dan zegt dat jij ("Ja! JIJ!") tienduizend euro gewonnen hebt, en achter hem staan al je buren heel blij voor jou te zijn.

Of als je alle mini’s van Albert Heijn bij elkaar hebt kunnen boodschappen vlak voordat ze stopten met die actie.

Maar ben je dan net zo gelukkig als op een dag wanneer je allebei vrij bent en ’s ochtends de zon al over de ontbijttafel schijnt?

Zo’n dag waarop je een paar uur later halverwege een heerlijke boswandeling bij een restaurantje aankomt waar zomaar een tafeltje-voor-twee midden op het terras lijkt klaar te staan en dat ze er dan appelpannenkoeken en poffertjes serveren; precies de dingen waar je allebei opeens vreselijk zin in blijkt te hebben en het is toevallig net lunchtijd en, ach, je hebt toch best een behoorlijk eind gelopen?



Op zo’n dag waarop de zon maar blijft schijnen, ook tijdens het tweede stuk van de wandeling en ook als je weer thuis bent zodat je daarna lekker in de tuin verder kunt genieten met een boek en een lekker glaasje binnen handbereik?

Ja? Net zo gelukkig?

Jeetje...





dinsdag 15 mei 2012

Rivieroeverreservaat


Toen ik het woord "rivieroeverreservaat" las dacht ik niet meteen aan wandelen en natuurgebied en mooie omgeving, maar aan de aardrijkskundelessen van langgeledenvroeger. Aan aardrijkskunde en aan de leraren die ik voor dat vak had. Eén van hen moet het namelijk ooit behandeld hebben: rivieroeverreservaat.


Was het die ene met-het-toupetje? Hij was de meest inspirerende van het stel maar hij was ook streng en, nog erger, absoluut niet populair. Hij had mij liefde voor aardrijkskunde kunnen bijbrengen maar ik heb slechts één jaar les van hem gehad en hij heeft mijn kostbare school-imago gedeukt door mij aardig te vinden en mij elke keer heel vriendelijk te groeten. De keren dat ik probeerde weg te duiken of minstens weg te kijken, elke keer als ik zijn toupetje in de verte zag.... Ik schaam me er soms nog voor.


Of was het nummer twee, die ik het jaar daarna kreeg? Deze man wekte bij mij, en niet bij mij alleen, de indruk dat hij zich nòg meer verveelde tijdens de les dan wij allemaal bij elkaar en dat het hem totaal onverschillig was wat wij van hem en zijn vak vonden. Het gevolg was dat wij niks vonden. We keken uit het raam, tekenden in onze agenda's en vonden helemaal niks van hem. We vonden hem niet streng, niet leuk, niet lastig. We vonden hem gewoon niet. En op een wat onduidelijke manier vond ik dat dan weer naar. Tijdens en vanaf deze leraar werd aardrijkskunde mijn niet-favoriete vak.


Misschien was het de derde. Deze derde leraar was een wat iele man die elke (school)dag een net, grijs pak droeg. Dat paste prima bij hem. Hij legde uit wat in het boek stond, hij wees aan wat op de kaart stond en dat was dat. Netjes en grijs. Correct en fantasieloos. Voor aanvang van de les stond hij bij de deur te wachten, dat was dan de gelegenheid om te vertellen dat je je huiswerk niet hebt “kunnen” maken. De eerste keer glimlachte hij er begrijpend om, de tweede keer werd zijn blik wat teleurgesteld en de keren daarna leek hij de boodschap gelaten op te wachten. Ergens had het wat vertrouwds en waarschijnlijk daarom heb ik meer dan eens gezegd dat ik niet aan mijn aardrijkskundewerk was toegekomen terwijl ik het wel geleerd had. Gewoon vanwege dat vertrouwde.


Afgelopen zondag waren we aan het wandelen in de Blauwe Kamer. We liepen er vanaf de Grebbeberg naar toe en wat was het er weer prachtig! Zoveel vogelgeluiden en zoveel tinten groen. Een uitzicht om stil van te worden, een vergezicht waar je naar kan blijven kijken. Thuis google’de ik waar we precies gelopen hadden en toen kwam ik het tegen: de Blauwe Kamer is een rivieroeverreservaat.


Rivieroeverreservaat... Aardrijkskunde... Aardrijkskundeleraren...

Ach ja.



dinsdag 8 mei 2012

Zo'n gevoel


Zo’n gevoel dat ik het liefst weg wil kruipen om een paar dagen later pas weer tevoorschijn te komen, maar ik weet dat dat niet verstandig, niet goed is. En dat het niet zal helpen.

Zo’n gevoel dat ik het liefst helemaal niets wil zeggen, dat ik stil wil zijn omdat ik bang ben dat als ik begin te praten, de woordenstroom misschien niet te stoppen is. De woordenstroom niet en mijn tranen niet. Of, en dat kan ook zomaar, dat er niks uit mijn mond komt.

Zo’n gevoel dat ik het liefst alleen wil zijn. Even niemand om me heen. Omdat dan even iederéén niet bij me is, in plaats van alleen die ene.

Zo’n gevoel.

Deze dagen en vooral vandaag.


dinsdag 1 mei 2012

Namens de verdediging


Edelachtbaar college, geachte Officier van Justitie,

In deze zaak waarbij beklaagden de dames B.M. en S.v.L.-M. en de heer P.P.v.L. door buurtbewoners beschuldigd worden van burengerucht, presenteer ik mij hierbij als verdediger van de beklaagden. Ik besef ten volle dat het ontbreken van enige juridische opleiding hierbij een handicap kan zijn doch het feit dat ik diverse boeken van John Grisham gelezen heb en bovendien ettelijke afleveringen van series als Law and Order gevolgd heb, vult deze leemte mijns inziens redelijk op.

Allereerst is het belangrijk dat rekening wordt gehouden met het feit dat beklaagden voor het feit stonden dat hun jongere zus respectievelijk schoonzus, hierna te noemen Sarah, de volgende dag vijftig jaar zou worden. Een verjaardag die volgens nationale traditie extra aandacht vereist als het aankomt op het versieren van voor- en/of achtertuin door familieleden, hetgeen bij voorkeur dient te gebeuren op een tijdstip waarbij de versierders niet door de aanstaande jarige betrapt kunnen worden.

Om deze reden liepen beklaagden in de nacht van zaterdag op zondag over het achterpad van het huizenblok waarin Sarah woonachtig is. Dat zij voor de achtertuin en niet voor de voortuin hadden gekozen, en geen grote Sarah-pop maar tuinbloemen hadden gekocht, mag een bewijs zijn dat het in hun zachtmoedige aard ligt om rekening te houden met hun medemens, in dit geval met de voorkeur van de aanstaande jarige. Beklaagden deden dit lopen zo geruisloos mogelijk maar werden gehinderd door de duisternis en het feit dat zij diverse versierselen en potten met eerdergenoemde tuinbloemen met zich mee moesten sjouwen. Beklaagde S.v.L.-M. geeft overigens volmondig toe dat het misschien verstandiger was geweest om schoenen met zachte zolen te dragen in plaats van laarzen met hakken, maar dit geheel terzijde.

Het klopt dat beklaagden aanvankelijk abusievelijk een verkeerde tuin inliepen. Het lijkt mij echter bijzonder onaannemelijk dat, mochten zij inderdaad door een verschrikte bewoner opgemerkt zijn, zij voor angstaanjagende inbrekers aangezien konden zijn. Inbrekers immers, zijn niet gewoon te lopen met slingers en zeker niet met een opgeblazen, felgekleurde ballon in de vorm van het cijfer vijftig om hun nek. Beklaagden hebben hun vergissing overigens binnen aanvaardbare tijd ingezien en hersteld.

Dan kom ik nu op het punt waarop wellicht van enig geluidsoverlast sprake kan zijn geweest. Ik kan daarbij echter onomstotelijk aantonen dat dit geheel buiten de schuld en bedoeling van beklaagden is gebeurd.

Voorafgaand aan deze nachtelijke poging tot verrassen van de bijna jarige, heeft beklaagde B.M. contact opgenomen met diens wederhelft teneinde niet voor een gesloten achterpoort te staan. Het is te betreuren dat deze persoon verzuimd heeft de buitenlamp, voorzien van een bewegingssensor, uit te doen. Edelachtbaren kunnen zich voorstellen hoe groot de schrik van beklaagde P.P.v.L. was toen hij zich zeer onverwacht in een fel schijnwerperlicht bevond. De aanblik van een in zijn beweging bevroren, verbijsterde zwager respectievelijk echtgenoot was te groot voor de toch al gespannen zenuwen van beklaagden B.M. en S.v.L.-M.; zij hebben echter onder ede verklaard dat zij hun lachsalvo zo goed mogelijk hebben ingehouden. Ik wil er de nadruk opleggen dat hierbij een bijkans bovenmenselijke prestatie geleverd is.

Edelachtbaren, ik doe een beroep op uw clementie, begrip en, indien aanwezig, uw gevoel voor humor. Mocht u niet overtuigd zijn van het feit dat de aanklacht ruimschoots overdreven en deshalve niet terecht is, houdt u dan vooral rekening met het feit dat beklaagden inmiddels meer dan gestraft zijn. De die nacht opgedane spanning, schrik alsmede vreselijke buikpijn van de slappe lach heeft hun lijven nog lang geteisterd.

Gelet op dit alles, vraag ik om vrijspraak van beklaagden. Ik voeg nog enkele bewijsstukken toe en ik dank u voor uw aandacht.


Bloemen in plaats van een Sarah-pop


Dit hing om de nek van beklaagde B.M.

De schrik van beklaagde P.P.v.L (reconstructie)


Het was een donkere nacht


Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...