vrijdag 29 november 2013

Het vrouwtje met de pepernoten


Er was eens een gewoon vrouwtje. Een gewoon nuchter vrouwtje dat al jaren geen sinterklaas meer vierde. “Het was een gezellige periode, gezellig maar ook heel druk. Wat ben ik blij dat ik die stress niet meer heb!”, zei ze vaak en dan meende ze het ook echt.

Maar soms..

Soms als ze van een vriendin weer hoorde dat die gezellig aan het rijmen en het surprises bedenken was, dan voelde ze toch iets van gemis opborrelen. Dan dacht ze niet meer aan winkel in en winkel uit, aan geen tijd hebben en, nog erger, geen inspiratie, dan kon ze alleen maar in rijmvorm denken en dan kocht ze ter compensatie maar wat pepernoten.

Dit jaar had ze die met chocola er omheen gekocht, want als je toch zondigt moet je het goed doen, dacht ze wat dwars terwijl ze de eerste in haar mond stopte en...

Opeens leek de tijd gestopt
Opeens werd er op de deur geklopt
Een handvol snoepgoed werd naar binnen gesmeten
Het vrouwtje hoorde blije kinderkreten

Huh?

Het vrouwtje slikte de laatste kruimel door en schudde haar hoofd. Wat was dat? Wat zat er in die pepernoot? Hoe puur was die chocola? Ze moest zich vergissen: ze had gewoon het zakje uit haar handen laten vallen en die kinderstemmen kwamen vast van buiten. Het vrouwtje raapte de pepernootjes op, stak er weer eentje in haar mond en...

Opeens stond ze zomaar surprises te plakken
Speelgoed, boeken en andere cadeautjes in te pakken
Ondertussen gedichtjes te verzinnen
“Lange man”, riep ze. “Wat rijmt er op spinnen?”

Ze schrok van haar eigen stem en besefte dat ze aan het dromen was. Hoewel... dromen? Je droomt toch niet als je wakker bent en je droomt toch niet van sinterklaasfeest als je het allang niet meer viert? Het moesten die pepernoten zijn! Het gewone vrouwtje pakte de kleinste die er tussen zat en likte er behoedzaam aan...

Flarden sinterklaasmuziek dwarrelden in haar oor
Rollen cadeaupapier verschenen met “Van Sint, voor...”
Een vage geur van chocolademelk, van speculaas
Zoete nostalgie in een pepernotenwaas...

Het gewone nuchtere vrouwtje liet pardoes al haar nuchterheid varen. Ze scheurde het zakje nog verder open en propte de laatste pepernoten gulzig in haar mond. “Laat nu die sinterklaasdromen maar volop komen!” riep ze in stijl en...

Verslikte zich prompt en hoeste zich scheel
Vanwege die pepernootjes- en herinneringenbrok dus in haar keel
Gelukkig schoot haar lange man te hulp en hij mepte op haar rug
Toen kwam met haar adem ook haar nuchterheid terug
Ach, dan maar geen sintfeest, ook zonder is het leven heel fijn
Bovendien zijn pepernoten, vooral met chocola, zó slecht voor de lijn

Nog wat nakuchend en met maar een klein beetje spijt gooide het gewone nu weer nuchtere vrouwtje het lege zakje in de vuilnisbak. En ze leefde, door de pepernoten wel een kleine kilo zwaarder, samen met haar lange man opgewekt en ongerijmd verder.



(Heel, heel vrij naar “Het meisje met de zwavelstokjes” van Hans Christian Andersen.)





donderdag 21 november 2013

Duss


“Dus nadat die kennis voor de zoveelste keer ‘hoe stoer is dat?’ had gezegd, had zij geantwoord dat zij het niet eens zo erg stoer vond.”

“Oké?”

“Dat vond die kennis niet leuk en nu is dat mens totally not amused. Duss.”

“Hahaha! En zij bedoelde het niet eens sarcastisch of zo? Zij kende gewoon die uitdrukking niet, zeg maar?”

“Nee, zij had jaren in Duitsland gewoond en is pas weer terugverhuisd. Duss. Maar om over zoiets boos te worden. Weird!”

“Precies. Bovendien vind ik het ook steeds vervelender klinken, als het ware. Elke keer dat hoe cool is dat, hoe leuk is dat, hoe stoer is dat? Ik heb dan zoiets van: houd ermee op!”

“Inderdaad, hoe irritant is dat, hè? Hahaha. Ik heb zo’n moeite met ‘dat wil je niet weten’. Laatst vroeg ik aan iemand hoe het met haar was en toen zei zij ‘dat wil je niet weten’. Nou, dat wilde ik van de weeromstuit niet meer. Duss.”

“Mensen hebben vaak van die vervelende stopwoordjes, zeg maar. En dan die mode-uitdrukkingen. Ik heb dan zoiets van zeg gewoon wat je bedoelt, zeg maar.”

“Eerlijkgezegd ben ik soms bang dat ik het onwillekeurig overneem, zo’n stopwoordje of uitdrukking. Dat ik op een gegeven moment ook zoiets als ‘dat gaat ‘m niet worden’ zeg. Hoe awkward!”

“Als we toch eerlijk zijn; jij gebruikt wel erg vaak van die Engelse woorden en zo....”

“En dan heb jij ‘zoiets van’ spreek je moers taal? Zeg-maar en als-het-ware? Duss...”

“Ha. Ha. Ha.”

“Typisch gevalletje pot en ketel, hè.”

“Tja. Ik heb dan zo... Eh. Hoe is het met je blog? Kan je hier niet wat over schrijven?”

“No way! En dan anderen op hun tenen trappen zeker, jij lachte net al niet van harte. Nee, dat moet je niet willen!”

“Hoe vervelend is dat! Zeg m....”

“Juist! Nee, dat gaat ‘m niet worden.”

“Duss.”




zondag 10 november 2013

Over Mallard en May


Ik lees zelden boeken met zo’n hartje op de rug, van die “echt romantische” boeken. Ze zijn me vaak veel te zoetsappig. Wat ik niet snel zoetsappig vind zijn verhalen over lange-liefdes-door-de-jaren-heen. Ik kan ontroerd raken als ik oude(re) mensen zie die zichtbaar nog van elkaar houden. Laatst las ik een verhaal, een romantisch verhaal, over zo’n stel. Hun kinderen waren allang uitgevlogen en samen waren zij volop van het leven aan het genieten. Dat verhaal ging over Mallard en May.

Mallard en May waren in Zuid-Afrika met vakantie geweest en maakten een tussenstop in hun vaderland Ierland. Alvorens door te vliegen naar hun woonplaats wilden zij van de lange vlucht wat bijkomen aan de oever van een meer. “Ah, this is the life, isn’t it, May?” zuchtte Mallard dieptevreden (het was een Engelstalige verhalenbundel) en May was het helemaal met hem eens. Of het wel goed met haar ging, vroeg hij bezorgd en zij stelde hem gerust, ze was inderdaad wel moe maar het was lovely om zo naast hem in het water tot rust te komen. Ahhhh.... how sweet!


Tijdens het badderen raakten Mallard en May in gesprek met een paar reisgenoten. Het waren twee broers uit Frankrijk en deze vertelden elk jaar een bezoek te brengen aan Ierland. Het afgelopen jaar echter hadden zij er iets vreselijks meegemaakt; hun broer, broer nummer drie, was neergeschoten door onbekende mannen en zij hadden zelf ternauwernood kunnen wegkomen. Na dit verschrikkelijke verhaal namen de broers afscheid en lieten “mijn echtpaar” (ik was snel gehecht geraakt aan Mallard en May) in diepe schok achter; dat zo’n misdaad in hun Ierland had kunnen gebeuren! “Oh, how sad, Mallard!” snikte May. “Ik zou niet weten wat ik ooit zou moeten als ik jou zou verliezen!” en ook Mallard kreeg kippenvel bij die gedachte. Ze moesten maar goed van het leven genieten, van elke dag die hen gegeven was. Ik moet bekennen dat ik bij dit gedeelte wat second thoughts kreeg; zou ook dit verhaal de zoetsappige kant opgaan? O, dear toch.


Maar toen Mallard en May, na nog een paar baantjes tijdens de zonsondergang gezwommen te hebben, naar huis gingen, hoorden zij opeens geweerschoten. “My goodness! What on earth?!” Ze doken weg achter de bomen en hielden zich zo stil mogelijk. Mallard hoorde mensen lopen en voelde zich vreselijk machteloos. Was hij nog maar jong en sterk, dan had hij voor May en voor zichzelf op kunnen komen, nu kon hij niks anders doen dan zorgen dat zij niet opgemerkt werden. “Hush now, we must be quiet.” Weer geweerschoten! En toen stilte, eindelijk stilte. “I think they’ve gone...” fluisterde hij May toe maar May bleef stil. Mallard werd er koud van. En ik van de weeromstuit ook.


Ik bladerde snel terug in het verhaal. Had ik, door dat Engels, iets gemist? Waren ze nog in Afrika, in een of andere burgeroorlog? Hoe kon de auteur verzinnen dat zoiets in Ierland bij een vredig meer gebeurde? Hoe zoiets dat lieve, oude stel overkwam? What the...?


Ik had het echter wel goed gelezen: het meer lag in Ierland en May was net doodgeschoten. Mallard was intens verdrietig. Zijn May... Wat moest hij zonder haar? Tjeezis, wat een verhaal! Ik moest er diep van zuchten. So much voor romantische verhalen. Geef mij maar hard core thrillers, dan wist je tenminste wat je te wachten stond! Ach, die Mallard... Die nu zo eenzame, eenzame Mallard... Het verhaal was bijna afgelopen en ik zette me schrap voor de laatste regels.


Ik las dat hij “flies off towards the same sun he had watched rise that morning with May”. Ah... “the same sun..” Maar, huh? “Flies”? “With each flap of his wings en with each memory of May...” Met elke herinnering aan May, mooi ja, maar met zijn vleugels? Huh?

En toen drong het tot mij door. Toen, eindelijk, drong het tot mij door. Ik begreep het gepoedel in het meer. Ik begreep het gereis naar Afrika, waarom May tijdens het gesprek met die reisgenoten telkens met water bleef splashen, waarom Mallard Mallard heette en waarom die Fransen hun broer niet hadden kunnen redden: “We would be like sitting ducks.”

Ducks! Het verhaal ging over ducks... Mallard en May waren eenden! Het waren allemaal eenden! Nou ja!

Wat een verhaal! Wat een ontzettend goed opgebouwd verhaal!


En mijn hemel, wat ben ìk een gans...




zaterdag 2 november 2013

Naaiwerk


Vroeger, “vroegah”, was ik vaak achter de naaimachine te vinden. Ik maakte kleding voor mijzelf en vooral voor onze jongens. Een eenvoudig patroontje, een voordelig lapje van de markt of uit een stoffenzaak, dat werk. Ik had hiervoor op zolder een grote tafel die ik niet elke keer hoefde op te ruimen en had er veel lol in om zo voordelig en origineel mogelijk het een en ander in elkaar te flansen. Toen werden de jongens groter (en kritischer), werd (kinder-)kleding goedkoper en deden de stoffenzaken een tien-kleine-negertjes-act, waardoor je bijna alleen nog maar op de markt terecht kon waar de gulden allang niet meer een daalder waard was. Oftewel, ik stopte van lieverlee met deze hobby en kreeg het met andere dingen druk.

Een flinke poos geleden, ik maak nu een grote sprong voorwaarts in de tijd, kwam het idee zomaar in me op: "Als ik weer eens zelf kleren zou gaan naaien..." Dat zomaar was natuurlijk niet zomaar, er was een aanleiding; Paul had een poos weer bij ons gewoond en was bezig zijn koffers te pakken om naar het buitenland te vertrekken en ik dacht dat ik daarna zeeën van tijd zou hebben.

In bovenstaande alinea staan twee dingen die niet helemaal of, beter gezegd, helemaal niet kloppen. Ten eerste pakte Paul slechts één koffer. (Wat dit betreft lijken wij totaal niet op elkaar; ik kan met gemak voor een midweekje vakantie twee koffers vullen en hij krijgt die ene van hem niet eens vol als hij voor onbepaalde tijd vertrekt.) En ten tweede was ik beslist niet zo druk toen hij weer bij ons woonde. Integendeel eerder. Ik zou helemaal geen tijd krijgen die ik moest opvullen, ik had een hol gevoel in mijn maag dat ik moest opvullen. Maar goed, ik zwaaide Paul uit en had vervolgens nog geen minuut extra over waardoor dat naai-idee uit mijn hoofd was voor ik er erg in had. Het holle gevoel werd gevuld met de wetenschap dat het goed gaat met hem.


En toen, ruim een jaar later, overleed mijn moeder. En weer waren er zo’n akelig hol gevoel in mijn maag en het idee zeeën van tijd te hebben. Alleen nu klopte dat laatste wel. Nadat de zorg voor haar wegviel had ik ècht zeeën van tijd opeens. Daar moest ik heel erg aan wennen. Aanvankelijk werd dat overschot aan tijd opgevuld door zomer-vakantiedingen. Maar de vakantie ging voorbij en de zomer uiteindelijk ook. “Als ik weer eens zelf kleren zou gaan naaien...” Deze keer bleef die gedachte hangen.

We zijn nu ruim een maand verder en inmiddels heb ik een jurk, een tuniek en een trui gemaakt. Ik heb al het patroon van een rok overgenomen en de stof ervoor gekocht; ik kan niet wachten om ermee aan de slag te gaan. Na jaren, ik denk wel zo’n twintig jaar, niet meer achter de naaimachine gezeten te hebben voor iets anders dan het inkorten van een broek of het naaien van gordijnen, was het even wennen maar als snel voelde het als “vanouds” (en was het ver na middernacht voor ik er erg in had).


Het fijne van deze hobby is niet alleen de lol van kleding, one of a kind kleding, te hebben in “mijn” kleuren, zonder (in mijn ogen) overbodige frutsels en met een taille op de juiste hoogte en niet te laag omdat ik nu eenmaal geen gemiddelde lengte heb. Het is daarnaast ook de lol van lekker, rustig bezig-zijn. Creatief bezig-zijn. Op mijn gemak in mijn kamertje, easy listening muziek op en de tijd even vergeten. En dan heb ik het nog niet eens over de vele complimentjes: “Wat leuk! Wat? Zelf gemaakt? Wow!” (Ik beken hierbij eerlijk dat ik zelf nog zo verbaasd-trots over mijn creaties ben, dat ik soms schaamteloos naar dergelijke complimentjes loop te vissen.)


Maar wat het extra speciaal voor mij maakt is dat dit mijn moeder met mij verbindt. Als kind wist ik niet beter dan dat zij onze kleren naaide. Altijd gauw-gauw tussen de huishoudbedrijven door (zij had geen plek waar zij de naaiboel de naaiboel kon laten), vaak met een patroon dat zij zelf tekende zodat het altijd precies paste. Wij, mijn zusjes en ik, mochten stofjes en modellen uitzoeken, en zij maakte het voor ons. Nee, mijn moeder heeft mij niet leren naaien. Wat dat betreft ging het net als bij koken: “Laat mij maar even...” en “Ach, het hoeft toch niet zo precies, gewoon zo toch... geef maar hier...” Ik heb daarom maar een naaicursus gevolgd (en op kookgebied in het begin veel naar niks laten smaken of zelfs aan laten branden) en daarnaast lees ik de beschrijvingen vooraf zorgvuldig door (mam: “Lees jij maar, ik begin wel vast, ja...”). 

Dat ik deze extra tijd, de uren die “vrijgekomen” zijn nu mijn moeder er niet meer is, nu aan naaien besteed, uitgerekend aan naaien, dat vind ik een fijne gedachte. Als ik achter mijn naaimachine zit en het snorrende geluid hoor, dan denk ik vaak aan haar terug. Ik mis het alleen om, net als vroeger, te kunnen zeggen: "Kijk mam, zelf gemaakt! Hoe vind je het?". Daarom denk ik het dan maar stilletjes en dan zie ik haar in gedachten goedkeurend knikken: "Hu-uh, mooi, ja. Zo pienter toch, schat!" En dan vult dat mijn holle gevoel steeds wat meer op.



Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...