dinsdag 17 december 2013

En weer bij aankomsthal 3


De volgende dag stonden we weer bij aankomsthal 3. Omdat we een half uur vroeger dan de dag tevoren waren vertrokken, het niet regende, er daardoor veel meer zicht op de weg was, Peter uit voorzorg met zijn bril op had geslapen (bij wijze van spreken dan) en we linea recta de parkeergarage inreden in plaats van die vage voorrijdbaan op, waren we mooi op tijd. Dit ondanks dat door de flinke wind-mee het toestel van China Southern Airlines ruim veertig minuten vervroeging had (ja, dit is bij deze een woord, dat niet veel mensen het kennen komt door de NS).

We tuurden met een handjevol andere afhalers door het glas naar de nog lege bagageband en toen was er eindelijk dat vertrouwde, tintelig blije, toch wel een beetje gespannen gevoel van:

Daar komen de eerste passagiers!

Is dat hem?

Nee...

Voor de zekerheid weer naar de schuifdeuren lopen.

En weer terug naar het raam.

Dat een paar keer herhalen.

Daar! Met die pet!

JA!

Waar loopt hij naar toe?

Hij was het toch wel?

Terug naar de schuifdeuren en dan...

Zijn armen om mij heen, mijn armen om hem heen.

Zijn stem ergens in mijn haar.

Volmaakt gelukkig.




zondag 15 december 2013

Vanochtend in aankomsthal 3





Vanochtend om 05.00 uur (vijf uur ’s ochtends), staande naast Peter in aankomsthal 3 kies ik ten einde raad het buitenlandse mobiele nummer dat ik kennelijk ooit bij zijn gegevens had ingevuld:

“Paul?”
“Ja?”
“Waar ben je?”
“Uh... hier...”
“.....?”
“Nog thuis, ik ga zo naar het vliegveld.”
“.... Maar... je zou toch vandaag... nu... Er staat toch 15 december op dat schema?”
“Ja. En eronder staat overnight flight.” 
“.......”


Twee uur eerder:
Het is 03.00 uur (drie uur ’s ochtends, heel vroeg dus) en onze wekkers gaan tegelijk af. Ongewoon vlot voor ons doen (eindelijk kunnen we Paul ophalen!) staan Peter en ik op en een klein half uurtje later rijden we naar Schiphol. Omdat Peet zijn bril in de badkamer had laten liggen (maar dat gelukkig al een halve straat verder doorhad) en het daarnaast ook nog regent, waardoor het zicht op de nog onverlichte snelwegen nogal beperkt is (gelukkig zijn we dus teruggegaan voor die bril) hebben we zeker een uur nodig om bij het vliegveld te komen. We zijn er bijna als mijn telefoon meldt dat Pauls toestel al geland is, mijn “Ach nee toch!” slik ik in als ik zie dat dat Peter ook niet lekker zit. “Ik zet je wel voor Arrivals af, dan kan jij vast naar zijn hal”, zegt hij.

Dat. Blijkt niet zo eenvoudig.

Door onze beregende ramen zien we een ingang, nog een gebouw, iets wat nog in aanbouw lijkt en opeens rijden we Schiphol weer uit.... “What the...! Huh? Waar is Schiphol opeens?” Goede vraag, het enige wat we wel weten is dat we zomaar op de snelweg richting Haarlem zitten en dat we alleen maar kunnen hopen dat er snel een afrit-omkeer-iets komt zodat we niet nog meer te laat in aankomsthal 3 zullen komen. Dan komt eindelijk-eindelijk voor de tweede keer het vliegveld in zicht. Peet stopt in een bocht, ik rol de auto uit en huppelren (note to self: volgende keer platte schoenen aan! volgende keer? ja, lees maar verder) naar de aankomsthallen. Om hal 3 bijna verlaten aan te treffen... 

“O man, zijn we toch te laat? Paul? Waar ben je? Je wacht toch wel ergens op ons? Paul? Ik zal toch niet mijn zoon kwijt zijn op een vliegveld? Kan ik hem om laten roepen? Zou ik dan zijn leeftijd moeten noemen? Dertig vinden ze vast te oud voor zo’n omroep. En zal hij zich niet rot schamen? O man! Paul, jongen, waarom heb je nou geen mobiele telefoon? Paul, waar bèn je?”

Aldus de gedachten die door mijn hoofd stuiteren. Als Peter aan komt lopen en mij zoonloos aantreft zie ik frustratie en ongerustheid op zijn gezicht. Ik probeer Paul via Facebook te bereiken. Misschien zit hij ergens (in een trein?) waar hij wifi heeft? Terwijl Peter iets wanhopigvaags met FaceTime doet, zoek ik naar de trein die richting Ede gaat. Die rijdt net voor mijn neus weg en de slapende mensen die ik zie lijken geen van allen op mijn zoon. Wat nu? En dan probeer ik dus dat ene nummer waarvan ik eigenlijk denk dat het niet meer in gebruik is.

“Overnight flight, ja. Ik kom dus morgenochtend pas aan.”
“Morgenoch... Maar we zijn nu...  hier... op Schiph... Morgen dus, niet vandaag?”
“Ach, het is mij ook al eens overkomen!”
“Nou, tot morgen dan.”
“Tot morgen!”


Nawoord/verklaringen/rotsmoezen:
Dat ik niet begrepen heb dat "overnight flight" betekent dat het toestel pas de volgende dag aankomt mag mij, vind ik, vergeven worden. Ik was ervan uitgegaan dat de aankomsttijden de locale tijden zijn. Hoe het dan zou kunnen dat Paul eerder zou aankomen dan hij zou vertrekken (snapt iemand deze zin nog?) heb ik domweg weggeschoven. Ik dacht hier verstandig aan te doen gezien mijn tijdzoneproblemen.
De troostende opmerking van Paul dat hem iets dergelijks ook al eens is overgekomen slaat op die keer dat hij ooit een week (een hele week, ja) te vroeg op het vliegveld van San Francisco probeerde in te checken. Hoewel, het is accurater om te zeggen dat hij die vlucht een week te laat geboekt had. (Zo moeder, zo zoon. Ja, ik kop hem er zelf wel in. Sorry, Paul.)
Overigens hebben Peter en ik deze totaal overbodige rit, inclusief dat zenuwenstuk richting Haarlem en weer terug naar Schiphol, zonder verwijten en/of andere wanklanken gereden. We hebben zelfkennis en dito humor gelukkig.
Dat gezegd hebbende: wat ik nog steeds niet begrijp, naast dat tijdsverschilgedoe, is dat Peter gewoon aangenomen heeft dat ik gelijk had dat Paul vandaag aan zou komen. Hij had beter kunnen weten. Toch?







Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...