zondag 28 december 2014

Een rondje in de sneeuw


“Doe je wel voorzichtig?” waarschuwde Peter toen hij mij afzette. “Het is glad, hoor!”

De eerste meters waren inderdaad wat eng. Het was gladder dan ik had verwacht en ik vind glad niet fijn. Ik vind glad eng.  Onderuit gaan op zo’n hardgevroren ondergrond zou niet alleen pijn doen maar waarschijnlijk ook een blessure als een verrekking opleveren. Of een breuk... Een verstuiking... Een kapotte iPhone... Ik liep dus zo voorzichtig mogelijk met mijn blik op het pad voor me gericht. Misschien was dit rondje in de sneeuw toch niet zo’n goed idee...



Toen vloog er een vogel voor mij de bosjes in. En nog eentje en nog één en nóg een paar. Ze scheerden vlak voor mij langs omhoog langs de bomen en er dwarrelde wat sneeuw omlaag. Van de weeromstuit keek ik naar boven en opeens zag ik hoe mooi de zon door de besneeuwde takken scheen. Mijn schouders ontspanden, mijn voeten vonden hun eigen weg tussen de gladde plekken van het pad en over de sneeuw, en ik begon te genieten.


Het was moeilijk lopen, het was bepaald niet rustig met al die wandelaars daar op de hei, maar o, wat was het mooi. Het blauw van de lucht stak prachtig af tegen al dat wit en je kon kilometers ver kijken. De sneeuw kraakte onder mijn schoenen en het gejoel van sleeënde kinderen vermengde zich met mijn loopmuziek. Bij een bevroren plas had een stelletje veel plezier om hun hond die als Bambi op het ijs zijn poten onder zich probeerde te houden. Ik lachte met hen mee, toen wist ik nog niet dat ik een kilometer of twee verder, op de paden van het bos aan de overkant van de hei, me net zo onbeholpen zou voelen (en gedragen).


Voordat ik in dat bos aan de overkant was moest ik de rijksweg oversteken. Een zeer drukke rijksweg ook nog. Daar trof ik Peter.  Hij had zijn wandeling onderbroken om zeker te weten dat ik goed zou uitkijken bij het oversteken een foto van mij te maken. Het bos-aan-de-overkant is het bos waar ik heel regelmatig loop en waarvan je zou kunnen verwachten dat ik er inmiddels de weg weet. Yeah, right ;) Ik ben er dus zeker een kilometer lang min of meer verdwaald. Omdat paden zonder sneeuw er heel anders uitzien dan mèt sneeuw en “onbekende” paadjes een grote aantrekkingskracht op mij hebben.


Ik rende een hellinkje op, glibberde een hellinkje af, maakte nog maar eens een foto, probeerde iets tevergeefs te herkennen, deed vervolgens geen enkele moeite meer daarvoor, was zo blij dat ik niet thuis op de bank was gebleven, huppelgleed voorbij een wandelaarster die “Voorzichtig! Voorzichtig! Het is glad, hoor!” riep, ging voor de zoveelste keer nèt niet onderuit en kwam uiteindelijk (goh... eh: jawel!) op het afgesproken eindpunt. Met rode wangen en natte sokken.


Het was geen verre loop, zeker geen snelle maar wel een o, zo heerlijke! Mèn, wat was dat rondje in de sneeuw een goed idee!





woensdag 24 december 2014

Mooiste kerstcadeau ooit


Het waren volle weken geweest. Meer nog in mijn hoofd dan op het werk maar ik was er moe van. En zoals dat altijd gaat met vrije dagen in het vooruitzicht: de laatste loodjes waren zwaar. “Nog een paar uurtjes en dan.... languit op de bank!” dacht ik die laatste werkdag van het (mijn) jaar. Dat mijn huis wel een goede beurt kon gebruiken en dat de kerstspullen nog op zolder stonden, dat alles parkeerde ik in een hoekje van mijn achterhoofd. Straks, maandag, dinsdag kan ook nog wel. Eerst bijkomen, eerst uitrusten... waarom zou ik haasten? De plannen voor kerst waren eenvoudig: eerste kerstdag een brunch buitenshuis met jongste zus en haar gezin, en tweede kerstdag met ons tweetjes.

“Nee, Paul komt dit jaar niet met kerst. Hij komt half januari.” Ik had het zo vaak moeten zeggen. “Het is goed zo, hoor! Ik ben heel blij dat hij nog zo geregeld naar Nederland kan komen.” Ik snapte het wel: iedereen die het vroeg bedoelde het lief, gunde ons een kerst-met-zoon, maar stiekem was ik het een beetje zat: de meesten keken zo... zo... sneuïg bij mijn antwoord. Ik bèn niet sneu! Ik heb dan mijn zoon niet bij me met kerst maar ik heb wel een prachtzoon! Daar is niets sneu aan! En bovendien is het januari en half januari voor je het weet! Zo! Ik zei dit alles natuurlijk niet hardop, ik dacht het echter wel. Met uitroeptekens en al.

Waren het die wat dwarse gedachten die mij energie gaven om de bank, de bank te laten en mijn huis onder handen te nemen, en dan niet “straks, maandag, dinsdag...” maar meteen die zondag al? Kwam het door de frisse zondagochtendloop over de hei en door het bos? Was het omdat ik in de voorgaande weken (te) veel met werk bezig was geweest en ik het nodig had om de balans te herstellen? Ik heb het me maar niet afgevraagd maar ik heb genoten van het bezig zijn. Lekker in huis bezig zijn met emmers sop, stofzuiger, wasmachine en kerstversierselen. Lekker de boel zien opknappen en heel voldaan vinkjes op mijn to do-lijst kunnen zetten.

En toen werd het dinsdagavond. Ik lag lekker onder een plaid op de bank, mijn boek nog ongeopend op mijn schoot, te genieten van de kerstlichtjes en de kerstmuziek die Peter had opgezet. Het huis was klaar. Klaar voor de kerst. Het is goed zo. Echt! Ik pakte mijn iPhone. Zou ik Paul nu een berichtje sturen? Het is acht uur later bij hem in Seoul, bij hem is al bijna kerst. Hoe zou hij het vieren? Ik besloot het hem de volgende dag te vragen, hij slaapt vast nog. Ik pakte mijn boek en toen...

toen ging heel onverwacht de bel...

"Hallo!"






donderdag 18 december 2014

Etta & Otto & Russell & James





 Zij schreef:

Otto,

Ik ben weg. Ik heb nog nooit het water gezien, dus daar ben ik heen. Maak je geen zorgen, ik heb de wagen voor jou laten staan. Ik loop wel. Ik zal proberen te onthouden terug te komen.

(altijd)
je,

Etta.

En onderaan zijn brief aan haar terug, de eerste van vele en waarvan hij verwacht dat ze retour afzender zullen komen omdat hij geen adres van haar kan bedenken, schrijft Otto in een PS:

Ik weet dat je bent weggegaan om het water te zien, en je moet het ook zien, Etta, echt waar maar voor het geval er andere redenen zijn waarom je weg bent gegaan, voor het geval er iets is wat je hebt ontdekt of onontdekt dat je niet persoonlijk tegen me wilde zeggen, in dat geval kun je het hier tegen me zeggen. Zeg het tegen me, en ik zal er buiten pen (of potlood) en papier nooit iets over zeggen.


Haar brief en zijn reactie zijn voor mij heel typerend voor het boek “Etta & Otto & Russell & James” van Emma Hooper. Ik las, nee, ik voelde er compromisloze liefde in en ook de rust van het accepteren van dingen die zijn zoals ze nu eenmaal zijn. De uitspraak van Etta dat zij niet verdrietig wordt maar: “Ik word kwaad. Ik wil dingen doen en nog meer dingen doen en er nooit mee ophouden. Als we iets doen, leven we en als we leven, dan winnen we, toch?” staat wat mij betreft niet haaks op dat accepteren. Ik zie en herken dit als de keus die je hebt om te bepalen hoe je omgaat met mensen en omstandigheden die je niet kan veranderen. Mensen, omstandigheden en (dus) ook beperkingen. Beperkingen als oud worden en vergeetachtig.

Etta is namelijk al tweeëntachtig en dement, en toch wil ze niet ophouden met het doen van dingen en nóg meer dingen. Ze heeft herinneringen waar ze niet aan wil denken en herinneringen die ze bij zich wil houden. Tijdens haar tocht heeft ze daarom een papier tussen haar spullen waarop staat wie zij is en wie haar dierbaren zijn.
  
Jij:
Etta Gloria Kinninck, Deerdale Farm. 83 in augustus

Familie:
Marta Gloria Kinninck. Moeder. Huisvrouw. (Overleden)
Alma Gabrielle Kinninck. Zus. Non. (Overleden)
James Peter Kinninck. Neef. Kind. (Doodgeboren)
Otto Vogel. Echtgenoot. Militair/Landbouwer. (In leven)
Russell Palmer. Vriend. Landbouwer/Ontdekkingsreiziger. (In leven)

Dit briefje heeft zij zèlf geschreven, zèlf bij zich gestopt, en het raakte me diep. Net zoals het vervagen in haar hoofd van de grenzen van het toèn en het nú mij raakte. Net zoals de momenten waarop zij zich Otto voelde en zijn herinneringen meemaakte. Zijn traumatische herinneringen. Hun verbondenheid dwars door haar dementie heen raakte me diep. Het raakte mijn machteloze woede ten aanzien van Alzheimer en mijn medelijden, mijn mede-lijden. Toch bleef ik na het lezen niet verdrietig op de bank achter. De zuchten die uit mijn mond kwamen zeiden meer “Wat móói.... Wat een mooie liefde, wat een mooi boek....” Geloof me, je moet als schrijver heel wat in je mars hebben om mij zo achter te kunnen laten na het lezen over dementie. Emma Hooper bleek zo'n schrijver.

Emma Hooper schrijft prachtige zinnen. Zij gebruikt geen woord, geen lettergreep teveel; ze gebruikt soms zelfs maar een klein gedeelte van een bladzijde, dan staat er maar één alinea of drie zinnen. Ik kan me voorstellen dat dit raar overkomt maar het klopt helemaal met het verhaal en de manier waarop het verteld wordt. Ik had die momenten gewoon nodig om alles even te laten bezinken. 

“Etta & Otto & Russell & James” gaat over liefde, vriendschap, oorlog en dementie. Het gaat over verder gaan, keuzes maken, herinneren en vergeten. Over dingen die je zou willen vergeten en dan opeens het beangstigende besef als je merkt dat ze uit je geheugen aan het wegglippen zijn...


Lieve Etta,

We hebben goede dagen en slechte dagen. Je hebt ooit tegen me gezegd erom te denken dat ik bleef ademhalen. Zolang je dat kunt, doe je iets Goeds, zei je. Het oude afdanken en het nieuwe binnenhalen. En dus, optrekken. Vooruitgang maken. Dat is soms het enige wat je hoeft te doen om vooruit te komen, zei je, alleen maar ademhalen. Maak je dus geen zorgen, Etta. In elk geval haal ik nog adem.
Je moet er bijna zijn, of heel dichtbij. Ik hoop het. Ik hoop dat je alles ziet.
Ik schrijf alleen om te zeggen: Ik ben hier, maak je geen zorgen. Ik ben hier, ik haal adem, ik wacht.

Otto.


"Etta & Otto & Russell & James" van Emma Hooper is het mooiste boek dat ik dit jaar gelezen heb. Echt het allermooiste.





donderdag 11 december 2014

Budgettip

Sinds... wat zou het zijn? Een jaar of twee? Ja, zoiets ongeveer. Sinds een jaar of twee dus ongeveer is het winkelen zo goed als uit mijn systeem gegleden. Nu was ik al niet zo’n fanatieke shopaholic maar één keer in de twee, drie weken een middagje winkel in en winkel uit, pashok in en pashok uit, daar was ik toch niet vies van. Zeker niet als ik “toch” in het centrum moest zijn. Niet dat ik altijd met iets thuis kwam maar het was toch wel een soort uitje. Dat lijkt nu heel anders. Sterker nog, dat ìs nu heel anders. Toen ik laatst twee vrouwen een afspraak hoorde maken om samen gezellig te shoppen voor decemberkleding dacht ik: “Gelukkig heb ik al warme hardloopkleren voor de winter. O wacht, ze hebben het over gewóne kleren. Pffff, blij dat ik niet hoef!” Ja, dat dacht ik echt.


Kijk eens wat voor een leuk jasje ik heb gescoord!


“Zou het de overgang zijn?” vroeg een kennisje en ze klonk wat bezorgd. Zij steunt namelijk van harte de kledingindustrie en had toch al zo'n last van opvliegers. Zelf denk ik dat het door dat hardlopen komt. Daar begon het in ieder geval mee. Op de dagen waarop ik “vroeger” naar het centrum reed, ga ik nu naar het bos. En je kan je tijd nu eenmaal niet twee keer besteden. (Net zo min als geld, ja, ik kop hem er zelf wel in.)


Het is precies in mijn kleur en het zit perfect! Lengte is goed, taille op de juiste hoogte!


Daar is mijn herontdekte naaihobby bij gekomen. Het is dus niet zo dat ik tegenwoordig in (alleen maar) oude kleren rondloop. Een uitzondering maak ik daarom voor stofjesmarkten. Af en toe fiets ik op een woensdagochtend naar zo’n markt twee dorpen verderop. En laatst ben ik op het stoffenspektakel geweest. Daar kan je heel voordelig in de leukste lappen slagen.


Ik vind 'm mooi met deze sjaal erbij! Spijkerbroek eronder, rokje kan ook...


En ik heb de kringloopwinkels “ontdekt”. Over voordelig slagen gesproken! Ten aanzien van kringloopwinkels schijnen er grofweg twee kampen te bestaan. In het ene kamp zitten mensen die er niets van willen weten: al dat tweedehandse spul, bah! Het is al gebruikt, gedragen en “dus” vies. Hun tegenstanders behoren tot kamp twee. Kamp twee-mensen vinden het heel normaal om (eerst) in het tweedehandse circuit te kijken als zij wat nodig hebben. Of het nu om meubels gaat, om kerstballen omdat ze de aanstaande kerst in een andere kleur willen vieren, om speelgoed, glazen of om kleren. Er wordt al zoveel weggegooid...


Het is maar een jasje maar ik ben er zo blij mee!


Kringloopwinkels zijn geen muffe winkels met half kapotte spullen. Alles staat netjes gesorteerd en de kleding is gewassen of zelfs gestoomd. In kringloopwinkels kan je ook gewoon leuk snuffelen. Dan vind je misschien, net als wij, een losse deksel die precies op je ene ovenschaal past zodat die weer compleet en nog bruikbaarder is. Of dan kom je zomaar een leuke picknick-rugzak tegen. Gloedjenieuw, waarschijnlijk was het een relatiegeschenk, en voor een belachelijk laag prijsje. Soms moet je je fantasie en handigheid gebruiken. Dan kan een kaal krukje met een nieuw verfje een nachtkastje worden en een te grote jurk na een uurtje achter de naaimachine je lievelingsdracht in de zomer. Net als die korte spijkerbroek die ik ooit voor minder dan de prijs van een kopje koffie kocht. 

Winkelen, dat eindeloze shoppen is echt niets meer voor mij. Kringloopwinkelen daarentegen; af en toe, absoluut niet te vaak, even door zo'n zaak struinen en dan (heel voordelig) zomaar boffen: zo goed voor portemonnee, milieu èn humeur ;)


Zomaar gevonden in een kringloopzaak. Voor vier eurootjes. Vier! Daar wordt zo’n jasje gewoon nóg mooier van! Toch?









woensdag 3 december 2014

Beste meneer de houthakker


We hebben elkaar de laatste maanden geregeld gezien daar in het bos. Aangezien deze zin een beetje verkeerd over kan komen (van u weet ik het niet maar ik ben stevig getrouwd) vul ik het even aan: het is meestal uit de verte, u bent samen met uw collega’s aan het bomen hakken en ik ren, dankzij de blubberige bandensporen die jullie wagens achterlaten, als een modderig crossmotortje over de paden.

Om eerlijk te zijn probeer ik uw aanwezigheid zo goed mogelijk te negeren. Niet alleen maakt u veel lawaai (ik hoor in het bos liever vogeltjes, bladergeritsel of desnoods helemaal niets; alles liever dan dat snerpende zaaggeluid kortom), u lijkt bovendien ook meer bomen om te hakken dan nodig is waardoor de ene lelijke, kale plek na de andere ontstaat. Gewoon vanwege die rode stip op hun stammen. Ook, zelfs, stevige bomen die niet eens in de weg lijken te staan. Brengt hun stam misschien de bruikbaarste planken op en is dat stiekem de belangrijkste reden? Vermoedelijk (hopelijk) zie ik dat verkeerd en ligt het aan mijn lekenogen. Wat weet ik nou van bosbeheer? Nul komma niets. Voor de zekerheid bied ik daarom hierbij mijn excuses aan.


Ik ben niet altijd zo argwanend, hoor, ik ga het liefst van het goede in de mens uit. Uw werk, dat dus een nietsontziende indruk op mij maakt, doet me alleen zo denken aan de manier waarop veel bedrijven en organisaties bezuinigingen uitvoeren. In het bos zie ik stompjes in plaats van stevige bomen en daarbuiten zie ik ontslagen en versobering van zorg. In het bos zie ik u en uw collega’s met oorbeschermers tegen het lawaai en daarbuiten hoor ik bestuurders zichzelf sussen met er-moet-nu-eenmaal-bezuinigd-worden, met-jouw-kwaliteiten-heb-je-zo-een-andere-baan en waarom-zouden-kinderen-niet-voor-hun-eigen-ouders-kunnen-zorgen? 

Met deze associatie heb ik u, ik ga er nu maar vanuit, geen recht gedaan. Nogmaals: dat spijt me. U doet ook maar uw werk en u bent hoogstwaarschijnlijk blij dat u nog werk heeft. Ik zal niet meer zo ongefundeerd negatief over u en uw gehak denken. Zeker niet nu ik dit onverwachte kunstwerkje op mijn looproute ben tegengekomen.


Ik zie er niet zomaar een rond iets op een stuk stam in en ik denk niet dat dit het product is van een houthakker die zich verveelde. Ik vind het veel leuker, prettiger, om te geloven dat hier iemand (u, denk ik dus maar) zijn werk een mooie draai wilde geven. Dat die persoon, u, niet alleen maar wilde omhakken, zoals door "hogerhand" besloten was, maar ook iets wilde máken. Dat u wilde maken wat er nog van te maken was. Ik wil dit echt heel graag geloven. Het doet mijn mensbeeld namelijk goed.

Dus...

Dus mocht het zo zijn dat ik er totaal naast zit en dat het een houthakkerswedstrijdje was (wie is het handigst met de zaag?), misschien zelfs iets in de trant van YES!-boom-nummer-vijftig-is-OM! of iets anders banaals, vertel het me dan niet.

Alstublieft.... Vertel het me niét! Gun me de gedachte, de illusie desnoods. Het is al zo kaal nu in mijn bos.


Met vriendelijke groet,
Sylvie




maandag 1 december 2014

Het afgelopen weekend op mijn iPhone



Op deze foto staan meer dingen niet dan wel. (Dat begint lekker, hè?) Hier staan helaas niet de proevende mensen, de gezellige praatjes en de heerlijke geuren op. De redenen zijn van privacy-respecterende respectievelijk technische aard. Dit is de kraam van oud-collega Minhee Kim. Zij is voor zichzelf begonnen en staat sinds kort op de zaterdagmarkt alhier. Wij haalden er onze avondmaaltijd en hebben ervan gesmuld! Een extra leuke bijkomstigheid was dat we ons zo (nog) wat meer met Zuid-Korea verbonden voelden.

Om het gebrek aan geuren goed te maken, hierbij haar menukaart. Ik ben een fan van bulgogi en helemaal van sikumchi!


De zondag begon weer vroeg. En, hoewel niet zo koud als verwacht, ook behoorlijk fris. Als twee dieseltjes renden zwager Frans en ik ruim tien kilometer door bos en over hei. We kwamen vervaarlijke runderen tegen, weinig andere vroege vogels en heel veel mist. Ik steek niet graag veren in mijn eigen achterste maar ik vind mijzelf èn Frans èn chaufferende en ondertussen stevig wandelende Peter echte bikkels. Op zondagochtend vroeg opstaan in de zomer is één ding, op zondagochtend vroeg opstaan in de winter is doorbijten. 


Van de bieb nam ik een vogelboek mee. In onze tuin hebben we wat vetbollen, pindaslingers en zo’n vogelzaadvoederding hangen. Ik vind het zo leuk aan mijn eettafel te zitten en te kijken naar al die vogels die erop afkomen. Mijn moeder genoot er ook altijd zo van. Zij strooide broodkruimels en rijst op haar terrasje en vanaf haar stoel bij het raam gaf ze dan commentaar op alles wat ze zag. “Hee, hee, wel delen, hoor!” - “O, jij brutaaltje!” - “Ga weg! GA WEG!!” Dat laatste was tegen de buurtkat. Als die zich in haar tuin waagde vergat mam al haar pijntjes en de kou; ze vloog op uit haar stoel, pakte het bakje water dat in de vensterbank klaarstond, gooide de tuindeur op en smeet het water richting de kat. “Zo! Wegwezen jij! Weg, ja!!”


Omdat ik net als zij al die verschillende vogelsoorten niet uit elkaar kan houden, heb ik nou dit boek geleend. Maar ik geloof dat ik het toch leuker vind om ze net als zij “die met dat oranje snaveltje”, “de ene kleine”, “die branie” en “die beetje grote” te noemen. Gelukkig komt er in mijn tuin geen kat..


Het weekend sloten wij af met een film. Na een stevige kom home made erwtensoep fietsten wij in zo’n vijf minuutjes naar de bios. Dat vind ik nog steeds één van de (vele) voordelen van onze wijk: dat daar de fijnste bioscoop van Nederland staat. We zagen The Hunger Games: Mockingjay, part I. Hoe spannend de film ook was, de gedachte dat Philip Seymour Hoffman hierin zijn laatste rol speelde schoot regelmatig door mijn hoofd. Nu moeten we een jaar wachten op deel II.

En een week totdat het weer weekend is.

Fijne (werk-)week allemaal!




Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...