zondag 25 mei 2014

Dat zal ze leren!


“Moet je nou eens komen kijken!”

Peter stond bij de bak waar hij rode koolplanten had gepoot. Rode kool op mijn verzoek; ik heb namelijk een lekker recept voor roergebakken rode kool met stukjes friszure appel erdoor. Zou er al eentje rijp (of hoe heet dat bij kool?) zijn? “Lekker...” dacht ik terwijl ik naar hem toe liep. Maar wat ik daar in die bak bij die rode kool zag, was verre van lekker!

Rupsen!
Veel rupsen!
Hoe langer ik keek, hoe meer rupsen ik zag. Rupsen en gekartelde koolbladeren.



“Maar... Hoe... Och jee!”
“Inderdaad.”
“En zoveel ook.”
“Nou!”

Toen waren we even uitgepraat en stonden we te staren. “Wat kan je daar tegen doen?” vroeg ik me in gedachten af. “Spuiten is geen optie... Maar die kool! Onze kool! Stomme beesten, stomme, enge beesten. Misschien weet Peet wel iets; hij heeft tenslotte van alles over moestuinen gelezen.” 

Net toen ik het wilde vragen, richtte Peter zich resoluut op. “Ha, zie je wel. Hij weet wat!” Verwachtingsvol keek ik hem aan.

“Ik ga mijn camera halen!”

Hij. Gaat. Zijn. Camera. Halen. Mijn moestuinier gaat die beesten op de foto zetten? 

“En dan?! Dan gaan ze wèg?!”




(Nee, ik ben niet kattig. Ja, ik heb ze zelf ook gefotografeerd.)




woensdag 21 mei 2014

De tip van Kees


“Ik moet morgen naar de tandarts,” zeurde ik. “En niet alleen naar de tandarts maar ook naar de pre-ven-tie-medewerkster, en volgens mij is dat nog een graadje erger dan de tandarts.”

Het enige wat ik wilde was een beetje medeleven en misschien een kop-op-dat-valt-wel-mee (al zou ik dat niet zo geloven) of desnoods een flauw kop-op-gewoon-even-doorbijten (en dan zou ik een beetje lachen als een boer met... inderdaad, ook flauw). Maar collega Kees reageerde anders. Hij reageerde geschrokken, trok bijna wit weg en was vol medelijden. En helaas vol verhalen over zijn ervaringen met gaatjes, gaten en verschrikkelijke boren: “Elke keer weer die verschrikkelijke boren!”

Waarom wist ik niet dat hij een tandartsentrauma had?

Ik wou dat ik niks gezegd had. 

Aan het eind van onze avonddienst kwam hij toch met een tip. “Ik ga dan altijd aan leuke dingen denken. Dat helpt.” Om precies te zijn, zei hij “Dat helpt soms.” maar dat wilde ik liever niet horen. En toen ik gisteren in de stoel lag, probeerde ik (je moet toch wat) zijn tip uit en begon ik aan de leuke dingen te denken die ik het afgelopen weekend gedaan had.

Samen met Peter “even” een fietstochtje gemaakt om zo’n twintig kilometer verderop wat kaas en vruchtensap te halen. Onderweg kwamen we een paardje in een boterbloemenweitje tegen. Boterbloemenweitje. Vrolijk woord, hè.


We zagen iemand onderhoud plegen aan een molen. Ik loop niet weg voor een trap of een mooi uitzicht van bovenaf maar toen ik deze meneer bezig zag, stond het zweet toch in mijn handen. Stel je voor dat iemand daar binnen dacht "Kom, laat ik die wieken eens gezellig aan het draaien zetten!" O, men....


Ander onderwerp: aardbeitjes! Bij een kraampje ergens in the Middle of Nowhere. Dat laatste wat mij betreft dan, Peter wist “uiteraard” waar wij waren.


Op zondagochtend trok ik al vroeg mijn loopschoenen aan. Práchtig, dat zonlicht boven de wazige weilanden! 


En dan na het lopen fris gedouched een ontbijtje in de tuin. Voor het ultieme vakantiegevoel.


Met als achtergrondmuziek het gezoem van hommels in de klimhortensia die steeds verder over onze picknicktafel hangt.


Later op de middag lezen in schaduw van het tuinhuisje. Poberen niet in slaap te vallen...


Uiteraard met een lekker glaasje erbij. Of twee... Wie telt er nu op zo’n dag?


“Zo, ik zet de stoel weer omhoog en dan mag je spoelen.”

Spoelen? Nu al? Ik was nog maar bij dat (tweede) lekkere glaasje daar in de tuin...


Goede tip, Kees. Bedankt! Het denken aan leuke dingen in die stoel helpt écht.


Dat en de verdoving.




zondag 11 mei 2014

Een slechte bui


Ach, misschien was hij gisteren al drie keer door- en doornat geregend... Misschien had hij ondanks zijn doorweekte schoenen toch “Is goed.” gezegd toen zij samen met hem naar de bibliotheek wilde en bleek daar tot overmaat van ramp dat laatste deel van zijn favoriete serie vlak voor zijn neus uitgeleend... Misschien wilde hij daarna alleen maar naar huis toe ("lekker", nee dus, wéér door die regen) en kwam zij vage kennis nummer vijf tegen en ja hoor, weer dat geklets....

Ik kan me namelijk niet voorstellen dat hij van nature een sikkeneurig mens is. Dan was zij niet zo tevreden en daarna geamuseerd blijven glimlachen en dan had hij ook niet als vanzelfsprekend die tas met háár boeken van haar overgenomen. Dan had hij vast niet zo zorgzaam haar arm kunnen pakken toen zij de trap afliepen maar dan had zij hem waarschijnlijk van zich afgeduwd en misschien zelfs een sneer gegeven toen hij, en ik hoorde dat het diep vanuit zijn tenen kwam, heel hardgrondig uitriep:


“Wil je nu eens èindelijk òphouden met iedereen een fijn weekend te wensen?! Het regent verdorie al de hele kléredag!”


donderdag 8 mei 2014

2004 - 2014


'Kom terug.' 
Als ik die woorden eens zó zacht kon zeggen 
dat niemand ze kon horen, dat niemand zelfs kon denken 
dat ik ze dacht...

en als iemand dan terug zou zeggen
of desnoods alleen maar terug zou denken
op een ochtend: 
'Ja.' 



Toon Tellegen
uit: Over liefde en niets anders
Querido Amsterdam 1997



zondag 4 mei 2014

Het gewone vrouwtje en de vijf Tibetanen


Er was eens een gewoon vrouwtje. Een gewoon, nuchter vrouwtje dat lang, lang geleden (eigenlijk een maand of twee geleden, maar "een maand of twee" past nu eenmaal niet in een "er was..."-verhaaltje) besloot om haar dag met de zonnegroet te beginnen. "De wàt?" hoor ik nu vragen en: "Dat nuchtere vrouwtje?" De zonnegroet dus en ja, dat is ook goed voor nuchtere vrouwtjes. Je wordt er lenig(er) van èn het staat een stuk charmanter dan je domweg uitrekken op de rand van je bed waarbij je iets als “Waaargh!...” uitslaakt.

De zonnegroet dus. De zonnegroet is een reeks van yoga-oefeningen die bij het krieken van de dag op een bepaalde volgorde uitgevoerd moet worden. Zo vloeiend mogelijk en met de juiste ademhaling op de juiste momenten. Het heeft daarom ook lang, lang geduurd (een beetje korter dan die pakweg twee maanden) voordat het gewone, nuchtere vrouwtje die zonnegroet onder de knie kreeg. Het hielp dat ze, nuchter als ze nu eenmaal was, gewoon maar doorademde zoals het haar uitkwam en dat het internet ook andere volgordes van de oefeningen goedkeurde. Bovendien ging ze wat losjes om met het begrip “het krieken van de dag”.

Op een ochtend, het gewone, nuchtere vrouwtje had net weer een geheel eigen versie van de zonnegroet voltooid, ging de bel. Toen ze de deur opende, stonden daar vijf Aziatisch ogende mannen voor haar neus.

“Goedemorgen gewoon vrouwtje dat elke dag de zonnegroet doet!” klonk het vijfstemmig.

“Goedemorgen,” groette het vrouwtje terug terwijl ze zich stevig voornam voortaan de vouwgordijnen niet te vroeg op te trekken.

“Wij zijn de vijf Tibetanen en wij komen u een geweldig aanbod doen.” De mannen knikten haar vriendelijk toe en nog voordat zij haar zin “Aan deze deur wordt niet gekocht noch bekeerd...” kon afmaken, vervolgden zij: “En het enige wat van u verlangd wordt is dat u precies doet wat wij zeggen.”

Nu werd het vrouwtje boos: “Wat denken jullie wel?! Op de vroege ochtend zomaar vieze praatjes komen rondstrooien?! Ik ben geen onnozele, kikkerkussende prinses of zo!”

“O nee!” De vijf begrepen meteen wat voor een verkeerde indruk zij gewekt hadden. “O nee, wij verwachten echt niet dat u onze sokken wast en onze troep achter ons opruimt. O nee, wij vragen u enkel om elke dag onze vijf oefeningen te doen en in ruil daarvoor krijgt u van ons energie en een beter geheugen. Het is goed voor uw gezondheid en u zult zich niet alleen jonger voelen, u verjongt zelfs! Aangezien u de zonnegroet al, min of meer, kent, dachten wij... Vandaar...” Eén van hen mompelde er ook nog "En bovendien is het om elf uur echt geen vroege ochtend meer..." achter maar dat was gelukkig op een veel zachtere toon.

Het gewone, nuchtere vrouwtje van de zonnegroet kalmeerde. Het klonk haar niet slecht in de oren. Energie kon ze altijd wel gebruiken, een goede gezondheid ook. Wat dat geheugen en het verjongen betreft: voor zover zij zich kon herinneren had ze geen problemen met haar... haar... hoe heet het?... haar geheugen en jong-zijn vond ze, zo met de jaren, een zwaar overschat iets. Hoewel: “Toen ik nog jong was, had ik geen last van grijze haren! Als ik die oefeningen van jullie doe, hoef ik dan ook niet meer te verven?” “Nee!” schudden de mannen. “Nou vooruit, laat dan maar eens zien...”

Het was een bijzonder tafereel daar bij de voordeur van het gewone vrouwtje (ik sla toch maar even de toevoeging “nuchtere” over). Tibetaan nummer één begon om zijn as heen te draaien terwijl nummer twee op zijn rug ging liggen en tegelijk zijn hoofd en zijn benen optilde. De derde begon, op zijn knieën gezeten, van voor naar achter te buigen. Tibetaan vier deed iets ingewikkelds vanuit een zitstand en de vijfde stond op handen en voeten het ene moment zijn achterwerk omhoog te duwen om vervolgens met zijn buik op de grond naar boven te staren.

“Waar begin ik aan?” dacht het vrouwtje terwijl zij ietwat gegeneerd om zich heen keek of er geen buren stonden te gluren. “Ik loop al hard, ik groet al de zon... Zoveel grijze haren heb ik toch niet... Toch... Waar is mijn spiegel?”

En zo is het gekomen dat het gewone, meer ijdele dan nuchtere vrouwtje tot op de dag van vandaag elke dag na de zonnegroet trouw de vijf Tibetaanse oefeningen op haar matje uitvoert. En zeker eens per week aan haar spiegelbeeld vraagt of het aantal grijze haren op haar hoofd al aan het verminderen is.

Maar dat antwoord hoort bij een ander sprookje. 




Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...