Ze waren nog zo jong, eind twintig - krap dertig, toen ze elkaar op die lange bootreis van Indonesië naar Nederland leerden kennen en vriendinnen voor het leven werden. Ze deelden verdriet en hoop en de narigheid van het zeeziek-zijn. Ze hadden gelukkig elkaar want op die boot moesten de echtparen gescheiden reizen. Waren ze erg verdrietig dat ze alles moesten achterlaten? Bang voor het onbekende? Was er vertrouwen dat het wel goed zou komen? Het was immers geen blij avontuur waar zij als net-gehuwden zich uit vrije wil in stortten.
Eenmaal in Nederland zijn hun levens verstrengeld gebleven. Samen in het opvangkamp, samen in een pension, samen Nederland en vooral de Nederlandse gebruiken ontdekken terwijl hun mannen alleen in de weekenden van hun kazernes thuis kwamen. Wat waren toen hun dromen? Hadden zij veel heimwee? Hoe maakten zij er het beste van? Hoe deden zij dat?
Het is niet zo dat zij er nooit over vertelden. Maar hun verhalen gingen altijd over de grappige voorvallen, sommige dingen waren wel “wat moeilijk” maar kwamen “altijd wel op hun pootjes terecht”. Eigenlijk heb ik alleen op die laatste vraag ooit echt een antwoord gekregen. “Hoe deden jullie het toch?” - “Ach gewoon. We moesten wel. En we hadden ook veel plezier, hoor! We waren immers samen!” Ik hoor het ze nog zeggen. Vrolijk lachend en bijna als uit één mond. Lies en Lot. LieseLot. Mijn mama en mijn tante.
Uiteindelijk zijn zij door dezelfde ziekte getroffen. Door een mooie speling van het lot hebben ze tijdens de laatste maanden van mijn moeders leven weer naast elkaar, in het verzorgingshuis, gewoond. Mijn moeder heeft het nog wel even geweten, mijn tante was toen al teveel weg. Na het overlijden van mijn moeder heb ik haar albums doorgebladerd en ik kwam daarbij deze foto’s tegen. Nu, na het afscheid van mijn tante, heb ik ze weer opgezocht.
“We hadden ook veel plezier, hoor. We waren immers samen!”
Lies en Lot. LieseLot. Twee prachtige, sterke vrouwen.
Mijn mama en mijn tante.
1 opmerking:
Mooi verhaal. Sterkte Syl
Een reactie posten