vrijdag 25 december 2020

Verrassingsmenu's


Er was eens een gewoon vrouwtje. Een gewoon, nuchter vrouwtje dat, net als miljoenen andere Nederlanders alles rondom corona, corona-ontkenners, mondkapjes, mondkapjesweigeraars en lockdowns, al dan niet intelligent, heel, héél moe was. Ze was er doodmoe van in haar hoofd en ook in haar lijf. 

 

“Nou ja, nu we kerst niet met de familie kunnen vieren, worden het in ieder geval wel rustige dagen,” zei ze tegen haar lange man. “Dit jaar geen moeilijk gedoe rond kersteten en extra boodschappen. Gewoon lekker gemakkelijk. O, daar ben ik echt aan toe!” 

Haar lange man luisterde stil en het gewone, nuchtere, moeie vrouwtje ging verder: “Een paar dagen niks aan mijn hoofd. Geen werkstress, geen andere stress. Ik verheug me er nu al op!” Ze masseerde de strakke spieren in haar nek en rekte zich voorzichtig uit. Toen viel het haar op dat haar lange man nog steeds niets zei en ze keek hem vragend aan. 

 

“Als we nou eens…” begon hij.  

 

“O jee!” dacht zij, niet omdat dat zinnetje iets vervelends in kon houden, vaak integendeel, maar omdat er dan wel iets, iets "actiefs" op volgde, iets wat gedaan moest worden. En als ze ergens geen puf voor had, dan was het wel om iets te doen. 

 

“Als we nou eens elk een kerstdag een verrassingsmenu zouden klaarmaken. Voor elkaar dus.” 

 

“Verrassingsmenu?” 

 

“Ja! Dat we van elkaar niet weten wat de ander kookt. En dan drie gangen of zo.” Lange man begon verontrustend enthousiast te klinken. 

 

“Drie… Drie gangen… Maar ik wou iets simpels, iets kant en klaars uit de vriezer en dan in de airfryer…” 

 

“Of vier gangen,” lange man leek haar niet te horen. “Ik heb al wat ideetjes… Dat wordt vast heel lekker!” 

 

“Nee,” wilde het erg moeie vrouwtje uitroepen. “Nee, ik wil niks koken! Nee, ik wil niks bedenken! Ik wil niks moeten doe-h-oen!” 

Maar toen keek ze naar haar lange man en ze zag dat hij al in gedachten met zijn hoofd in de kookboeken zat. Ze kende hem goed genoeg om te weten dat hij geen simpele doch voedzame maaltijd op tafel zou zetten en ze kende zichzelf goed genoeg om te weten dat zij dat dan ook niet zou doen.

 

Maar ze wilde toch niks doen? 

Ze wilde toch rustig en simpel en verder niks? 

Ze wilde alleen maar op de bank met een boek of film of gewoon haar ogen dicht? 

 

Toch ondanks dat alles, ondanks haar moeheid, haar behoefte aan stressloos, hoorde ze zichzelf zeggen, en bijna fanatiek ook nog: 

 

“Oké… Oké! Laten we dat gaan doen!” 

 

Daarna zachtjes, onhoorbaar voor haar lange man, maar zo mogelijk nog fanatieker: “Ik zal je weleens wat voorschotelen. Iets met een thema. Iets rond een bepaald land, een ingrediënt, een kleur….” 

 

Voor het vrouwtje was het logistiek wat lastig dat lange man altijd de boodschappen haalde en bijna altijd thuis was terwijl lange man op achterstand stond omdat hij vreselijk slecht was in het verstoppen van het lekkers dat hij stilletjes al in huis gehaald had. Beiden hadden zij de handicap dat zij niet gewend waren om geheimen voor elkaar te bewaren en tegelijk ook behoorlijk competitief waren. 

Het werd een spannende tijd met stiekeme derdegraadsverhoren, tot in fietstassen verstopte boodschappen en zelfs met een stare down waar Rico Verhoeven en Badr Hari een puntje aan konden zuigen. 



Zo werden de dagen voor kerst behoorlijk minder rustig en simpel dan waar het gewone, nuchtere vrouwtje zo’n behoefte aan had.
  

Maar dankzij het idee van haar lange man ook veel leuker.  


En (spoiler) ook lekkerder. 

 


 

zondag 11 oktober 2020

Even genieten, even vergeten


Vanochtend vroeg:

Als ik nou eens in bed blijf liggen, dan maar een keer geen zondagloop.

Als ik nou eens lekker onder het warme dekbed verder ga in mijn boek. 

Als ik nou eens "straks" wel wat oefeningen ga doen, met mijn gewichtjes op mijn matje. 

Als ik nou eens vanmiddag of morgen of… in plaats van nu vanochtend. 




Een kwartier later: 

 

Dan had ik niet genoten van de frisse buitenlucht, de mooie herfstkleuren. 

Dan had ik de zon niet zo mooi tussen de bomen door zien schijnen, de paardjes in de wei zien staan en de schaapjes in het gras. 

Dan had ik mij niet zo tintelend sterk en gezond en vooral blij gevoeld. 

Dan had ik niet even, een uurtje, een heerlijk uurtje, kunnen vergeten dat er zoiets als corona bestaat. 



 

Morgen en andere dagen:


Als ik nou eens extra goed voor ogen houd, nu nog sterker dan anders, niet alleen wat hardlopen betreft maar ook op andere gebieden: 


"Je kan niet altijd bepalen wat je overkomt - je kan wel bepalen hoe je ermee omgaat"



(en ook, zeker op vroege zondagochtenden: "Wees sterker dan je excuusjes!")



Ik wens iedereen (en mijzelf) veel sterkte, geduld, gezondheid, liefde en wijsheid.

Neem je verantwoordelijkheid, zorg voor jezelf én elkaar, gebruik een mondkapje en houd afstand!


O, en geniet van het mooie herfstweer 🍂🍂



 


woensdag 26 augustus 2020

Bij de bakker

 

Ze kwam mijn bieb inlopen met aan haar ene hand een jongetje van een jaar of vier, vierenhalf en aan haar andere een meisje van, naar schatting, net drie.

 

“Zo. Fijn met je kleinkinderen op stap?”

 

“Ja, ze zijn net in de buurt komen wonen, dus je zal ze wel vaker zien.”

 

“Gezellig toch!”

 

“Nou, ook wel weer wennen, hoor.”

 

“Ze lijken me anders behoorlijk rustig, dat zie ik hier wel anders.”

 

“Het is ook meer wat ze eruit flappen. Ik was van hun vader vergeten hoe hij als kind mij ook vaak voor schut kon zetten.”

 

“Ha! Vertel!”

 

“We waren net bij de bakker en toen kreeg eerst hij een broodje. Dus ik in de opvoedstand: ‘En wat zeg je nu tegen de bakker?’ Antwoordt hij heel serieus: ‘Ik? Ik zei niks.’ En dat dus heel hard, hè!”

 

“Hahaha!”

 

“Ja, nu kan ik er wel om lachen maar daarnet…”

 

“Snap ik. Maar waarom heeft je kleindochter geen broodje?”

 

“Dat wilde ze niet.”

 

“Geen trek?”

 

“Nee, deze dame trok haar neus voor dat puntje op en zei dat zij alleen croissantjes lust. Croissantjes!”

 

“Hahaha! Ik bedoel: o jee…”

 

“Dat bedoel ik dus. Het is echt weer wennen. Dus ik ga nu maar voor broodbeleg naar de supermarkt, ik sla de slager vandaag even over.”

 

“Ach, wat jammer nou!”


"Ja, het is wel goed met jou."





maandag 17 augustus 2020

De afgelopen drie weken

 

Nog maar een paar uurtjes en dan is mijn vakantie voorbij. Ik heb mijn werkmail al vluchtigjes doorgelezen, ik heb zowaar mijn sleutels en de tag van de bieb al teruggevonden dus wat rest is mij proberen te herinneren wat de code van het alarm ook alweer is. En de inloggegevens van de pc. En die van het bibliotheekprogramma. En… eh…Dat dus allemaal (en misschien nog iets meer maar daar kom ik vast wel op, hopelijk, en hopelijk op tijd).

Maar voor nu nog even genieten en nagenieten.

 

De afgelopen drie weken waren heerlijk!

De eerste week heb ik relaxed en tegelijk, dankzij mijn want-to-do-lijstje, nuttig doorgebracht. Dat gaf een fijn voldaan gevoel. Ik heb hardgelopen en wat gefietst, ik heb lekker achter de naaimachine gezeten, films gekeken, gelezen (natuurlijk!), een middag met mijn zusjes doorgebracht, ik heb zelfs wat gewinkeld en ik heb behoorlijk wat in huis gedaan. Dat laatste bestond vooral uit opruimen en weggooien.

 

Als ik er genoeg tijd voor heb (neem) dan werkt opruimen bijna therapeutisch voor mij: hoe opgeruimder mijn kasten zijn, hoe opgeruimder het in mijn hoofd voelt. Er waren zo’n drie dagen van uitzoeken, opruimen en weggooien nodig voor alle “troep” uit mijn kasten én mijn hoofd weg was, en daarmee ook elke gedachte aan werk.

(Voor de goede orde: ik houd van mijn werk maar de laatste maanden waren om verschillende redenen slopend.)



 

Week twee was bijna een kopie van week één. Omdat het toen al behoorlijk warm was (en de boel binnen dus opgeruimd), heb ik die week voornamelijk lezend doorgebracht. Afwisselend in de tuin, op het dakterras onder een parasol en binnenshuis met de airco aan.



 

Week drie was onze Amelandweek. Het was ook de heetste week van mijn vakantie en hoewel we dat natuurlijk niet wisten toen we hotel en overtocht boekten, kon de timing wat dat betreft niet beter. Ook op het eiland was het ongewoon warm maar dankzij de wind waren wij daar beter af dan hier op de Veluwe.

Mijn zorg dat het op onze hotelkamer erg benauwd zou zijn, hotelkamers hebben immers vaak aan maar één kant ramen en/of een deur zodat warmte lang kan blijven hangen, bleek totaal overbodig. Omdat onze kamer op de tweede verdieping lag, was er ook een dakraam in het puntdak. Met dat raam en tegelijk de deur naar het balkon open, kon de boel heerlijk doorwaaien. Dat zorgde voor siësta’s waarbij ik bijna het kippenvel op mijn benen had tijdens het dutjes doen en lezen.

 

Die dagen op Ameland waren de kers op onze vakantietaart.

Het enige waar we ons mee vermoeiden waren de vragen of we zouden gaan wandelen of fietsen.

Koffiedrinken op dat ene of dat andere terrasje?

Wat later in de middag lunchen en dan uitgebreid of juist wat eerder en dan eenvoudig zodat we ’s avonds nog ruimte hadden voor tapas en sangria?

Naar het strand in ons “eigen” dorpje of toch aan het andere eind van het eiland?

En zelfs als we voor iets bepaalds besloten hadden, konden we dat plan zomaar omgooien omdat we net zo’n lekker schaduwplekje hadden en de serveerster vroeg of we nog een drankje wilden. Met iets erbij.

 

Ik noemde als eerste "vermoeiende" vraag wel wandelen of fietsen maar van dat laatste is door de warmte niet veel gekomen. Verder dan naar het strand en één keer naar een naburig dorpje, slechts drie kilometer verder, hebben we niet gefietst. Het wandelen was ook voornamelijk op blote voeten door de branding lopen. Wat we wel hebben gedaan, sinds zo lang dat ik bijna vergeten was hoe lekker dat was, was badderen in zee. Terwijl de dagjesmensen aan de Noord-Hollandse kust het verbod kregen om het water in te gaan, vonden wij en een paar andere bofferds heerlijk verkoeling in de zee.

Met “paar andere bofferds” bedoel ik overigens niet dat er weinig toeristen op Ameland waren. Het was er juist wat drukker dan normaal maar vergeleken met een plaats als Scheveningen stelde het niks voor. In het water en zelfs op het strand kon je met gemak drie keer anderhalve meter afstand houden.



Van de paar uur vakantie die ik aan het begin van dit stukje had zijn er inmiddels ruim twee voorbij. Ik zie op de klok dat ik uitgebreid de tijd genomen heb om me weer onder te dompelen in de afgelopen drie weken. Dat is het fijne van schrijven: de beelden, de geuren, de gevoelens, alles komt dan weer terug.

 

{{gelukzalige zucht}}

 

 

 

 

En morgenochtend maar hopen dat op z’n minst de code van het alarm ook weer in mijn hoofd terugkomt. Het geeft zo’n naar snerpend geluid anders.

 

Iets met een twee, een zes… of een negen? Eh…

 

 

 


zaterdag 1 augustus 2020

Vakantie(lijstje)!



Ken je dat gevoel dat de vakantie waar je zo, zó aan toe was, waarin je wilde uitrusten, bijkomen, dingen wilde doen waar je al die weken daarvoor geen tijd en vooral geen puf voor had en tegelijk ook “iets actiefs”, zomaar omvloog? Dat je aan het eind van die twee of drie weken terugkeek en dacht: “maar ik wilde nog… we zouden toch ook…”? Dat je daarna weer aan het werk was en dat iemand vroeg hoe je vakantie was geweest en dat je dan heel hard moest nadenken want het leek alweer zo lang geleden?

 

Ik wel of, als het antwoord bevestigend is, ik ook.

 

Dat moest dit jaar anders, vond ik. Ik was namelijk zó moe en zó aan vakantie toe, dat ik bang was dat ik een (veel te) groot deel van mijn vrije weken alleen maar als een zombie op bank of bed zou hangen.

(Niet dat er iets mis is aan bankhangen maar dan niet als een zombie en ook niet langer dan een enkele dag. Voor mij dan.)

 

En dus maakte ik een lijstje.

Ik ben dol op lijstjes, niet op lijstjes van top zoveels op film/boeken/muziek/iets anders-gebied maar op lijstjes die je af kan vinken. Het is niet overdreven om te beweren dat mijn huishouden draait op to do-lijstjes.

 

Het lijstje dat ik voor deze zomervakantie maakte is echter beslist geen to do-lijst. Het is een wánt to do-lijst. Hier staan geen dingen op die ik móet doen maar dingen die ik wíl doen. Dingen waarvan ik buiten vakanties om denk: “O, als ik daar toch eens lekker de tijd voor had!” en dus dingen waarnaar ik, eenmaal weer aan het werk, met een voldaan en blij gevoel op terug zal kijken. Dingen die, zo bleek al meteen in deze eerste vakantieweek, meer energie geven dan opslokken. 


Voor het broodnodige verschil, en omdat ik "ergens" van die vrolijke stiften voor een bedrag waarvoor je amper naar een openbaar toilet kan, zag hangen, staan er geen hokjes in om af te vinken (als in: ”pfff, gedaan”) maar om in te kleuren (als in: “dit was leuk, dit wil ik vaker doen”). 

 

Mijn lijstje, dat dus precies doet waarvoor ik het bedacht had, ziet er zo uit:



Het is nu, na één week, al duidelijk dat ik veel want to do’tjes al zeker één keer gedaan heb. En er zijn gelukkig nog genoeg vakjes, dagen, voor herhaling.


Om nou niet de indruk te wekken dat ik als een overactief eekhoorntje aan het rondrennen en inkleuren ben: ik hang tussendoor ook veel bank. Met een boek of met mijn ogen dicht. Ja hallo, ik ben wel slim maar niet gek 😜

 


Het is mijn streven om aan het eind van mijn vrije drie weken een vol en kleurrijk geheel te hebben. Dat zou namelijk betekenen dat ik een heerlijke vakantie gehad heb en er dan weer “even” tegenaan kan.

 

Maar voor nu: nog twee weken genieten, opladen èn vakjes kleuren.

 




woensdag 22 juli 2020

In de krant!



Je gelooft het misschien niet (of je herkent het meteen, al kan ik me dat toch wat moeilijk voorstellen) maar er zijn mensen die vinden dat ik mijn verhalen soms spannender, grappiger, zieliger, in ieder geval net iets meer “Sylvie” maak dan hoe het in werkelijkheid was.

Op zich hebben deze mensen, ik noem geen namen maar twee ervan hebben dezelfde ouders als ik, daar geen problemen mee; ze vinden mijn verhalen alleen daarom wat láng. Langer dan nodig.

Vinden zij dus. En dat schijnt soms wel een probleem… Voor deze mensen dan.

Hun conclusie is “dus” dat ik niet kort en bondig kan zijn.

 

Daar was en ben ik het niet mee eens. Niet helemaal en zeker niet altijd.

 

Ik heb o zo vaak geprobeerd om deze mening tegen te spreken. Ik heb het kort en bondig geprobeerd, ik heb geprobeerd het wat uitgebreider te weerleggen en, ik geef het toe, ook weleens ietsepietsie te lang. Een verhaal moet duidelijk zijn, vind ik. Volledig vooral. Tja, en soms heeft een volledig verhaal wat meer woorden nodig. Maar ik kan écht wel kort van stof zijn!

 

Daar waren en zijn eerdergenoemde mensen, vooral die met dezelfde ouders als ik dus, het niet mee eens. Tot nu misschien. Hopelijk.

 

Want nu kan ik zwart op wit bewijzen dat ik kort en bondig kan zijn. Nu staat het namelijk in de krant: mijn verhaal in slechts honderd (100) woorden en binnen één (1) minuut te lezen.

 

 



Hah!




zondag 19 juli 2020

Vakantiebaantje



Het was krap een jaar geleden. (Niet van dat vakantiebaantje, dat was toen ik nog op de middelbare school zat, nee, het was krap een jaar geleden dat ik aan dat baantje terug moest denken. Het gaat hier om een “herinnering-in-een-herinnering”.)

 

Het was hoogzomer, niemand had nog ooit van covid-19, social distancing en Irma Sluis gehoord en we zaten weer eens op een terrasje. Een groot terras om precies te zijn, met grote parasols.

Dat laatste was fijn omdat het wel warm weer was maar ook behoorlijk regende. We keken naar (vaak paraplu- en jasloze) voorbijgangers en we keken naar het personeel dat met hun volle bladen probeerde zo droog mogelijk vanonder de ene parasol naar de andere te komen. Eentje hield zelfs een leeg blad boven het andere om zo te voorkomen dat de drankjes onbedoeld aangelengd zouden worden. Heel slim en vooral handig gedaan. “Ik geloof niet dat ik het zo zou kunnen,” dacht ik bij mijzelf. 

 

Om eerlijk te zijn wist (en weet) ik wel zeker dat ik dat niet zou kunnen. Die wetenschap dateert uit de tijd van mijn vakantiebaantjes. Eén daarvan was bij een grote bank. Ik werkte daar ’s ochtends in de kantine en als koffiejuffrouw (een uitgestorven functie inmiddels), en ’s middags hielp ik bij de telefonistes. Die middagtaak kon ik wel aan en het ’s ochtends klaarmaken van de lunch lukte ook maar het rondbrengen van de koffie ging mij, eh…, iets minder goed af.

 

De eerste ochtend was het meteen raak. Ik was keurig volgens voorschriften in een rok (in mijn enige nette rok) op komen dagen en moest na het pellen van eieren en beleggen van broodjes samen met de vaste kracht de afdelingen op. Achter een kar met daarop een grote koffieketel. Vaste kracht legde het onderweg uit: "Hieronder op de kar staan kannen. Je vult een kan met koffie uit de ketel en schenkt dan uit die kan de kopjes van de medewerkers vol."

Ik vond het wat omslachtig maar ik vond het vooral eng. Koffie zonder knoeien schenken bij zoveel mensen die mij (onzekere puber in ook nog een rok) verwachtingsvol aankeken: het zweet stond ervan in mijn handen.

 

Hoogstwaarschijnlijk was dat natte zweet de reden dat nét toen ik mijn eerste kan volgetapt had, mijn vingers de grip op het handvat begonnen te verliezen. Ik probeerde met mijn andere hand de kan nog in balans te houden maar er was geen redden meer aan en de kan gleed onverbiddelijk uit mijn handen. De koffie spatte alle kanten op en ook, vooral, natuurlijk, op mijn rok.

Die enige nette rok.

Terwijl ie-de-reen keek.

Na die vakantie en terug op school was het een sterk verhaal maar op dat moment dacht ik daar niet aan, op dat moment dacht ik alleen maar "Waarom Universum?? WAAROM?? Waarom ik? Waarom zó? Waarom in die rók?!".

Pure horror kortom.

 

"Nee, ik kan dat niet," dacht ik op dat terras onder die parasol. "Ik kon het niet eens met één kan, laat staan met van die volle bladen!"

Ik dacht het stilletjes en niet eens teleurgesteld of gefrustreerd, verre van dat, een mens hoeft immers niet alles te kunnen, toch werd het door het Universum opgevangen. En helaas vond het Universum het nodig om mij (met terugwerkende kracht troostend?) te laten zien dat er meer mensen zijn die daar moeite mee hebben, want net na die gedachte liet de serveerster die op dat moment langs mij liep haar volle blad uit haar handen vallen.

Haar volle blad met glazen wijn, bier en limonade.

Pal op de stoel naast mij.

Die stoel was gelukkig leeg maar mijn tas en broek kregen wel de nodige spetters mee.

 

Dat had het Universum nu niet hoeven doen.

 

Dat had het Universum mij op z’n minst wat subtieler duidelijk kunnen maken.

 

Voor mijn tas, mijn broek en ook, oké vooral voor die serveerster. 

 

 





maandag 6 juli 2020

Stickers




"Goeiemorgen. Mag ik u wat vragen?"

 

"Ja hoor!"

 

"Ik zoek van die stickers voor op de brievenbus. Zodat je geen folders meer krijgt. Weet u wel?"

 

"Jazeker. U bedoelt van die ja-ja-stickers?"

 

"Ja!"

 

"Of nee... Het zijn ja-nee- en nee-nee-stickers."

 

"Ja, die."

 

"Nee, wacht… niet ja-nee maar nee-ja."

 

"Ja?"

 

"Nee."

 

"Nee?"

 

"Nee, die hebben we niet."

 

"Geen nee-ja?"

 

"Ja. Eh nee."

 

"Huh?"

 

"Nee, en ook niet die nee-nee."

 

"U heeft ze helemaal niet?"

 

"Nee."

 

"Eh…"

 

"Tja."

 

"Ja nou, toch bedankt."

 

"Ja, dag hoor!"



(Voor de goede orde en ter bescherming van mijn imago: ik was geen onderdeel van dit gesprek. Ik was slechts die ene die rare geluiden maakte vanwege het ingehouden grinniken terwijl zij ondertussen bijna de weg kwijtraakte tussen al die ja's en nee's.)






vrijdag 26 juni 2020

Tips 2



Een paar maanden geleden deelde ik (op verzoek) een paar tips. Omdat die tips goed werden ontvangen en er bovendien lezers waren die op hun beurt tips deelden (dankjulliewel nogmaals!), heb ik besloten er maar een serietje van te maken.

  

Hierbij dus het tweede deel:

 

* Als je net als ik niet zo’n trouwe poetser bent een gruwelijke hekel hebt aan grauwe en zelfs schimmelige voegen in je douche, dan is dit een gouden tip: zet acrylplaten tegen de wanden in je douchecabine! Nadat wij gekeken hadden naar complete douchecabines (dus bak, wanden en schermen ineen) en die had afgekeurd vanwege prijs en de (naar onze smaak) te glimmende plastic-look, kwamen we die platen tegen. Je hebt er geen klusbedrijf voor nodig mits je een goed meetlint, twee rechterhanden (in Peters geval twee linkerhanden), geen haast, wel een goede relatie en wat gereedschap hebt. En dan is dit het resultaat:


Douchecabine voor en na


Rest van de wand ook maar aangepast


Ik ben er nog elke dag heel trots op en blij mee!


(Geen link naar de fabrikant aangezien ik niet gesponsord word; stuur me een berichtje als wil je weten waar ze te koop zijn.)

 

* Nog een zelfdoe-tip en nu op haakgebied. Je hoeft er geen ervaren haker voor te zijn, ben ik ook niet. Als je het verschil weet tussen lossen, vasten en stokjes (tip-in-tip: met de uitleggen op YouTube kom je een heel eind) dan lukt het ook jou om deze Dragon Belly Shawl te maken.

Het patroon vind je hier. Ik had genoeg aan twee bollen van 150 gram, haaknaald nummer 4,5 en ongeveer 2 luisterboeken. Om eerlijk te zijn heb ik halverwege op dringend verzoek van een paar lamme vingers een pauze in moeten lassen. Die waren niet zo goed tegen mijn enthousiasme en mateloosheid bestand.



* Voor liefhebbers van thrillers en dan vooral van Scandinavische thrillers: Lees/luister de serie de Bergmankronieken van het Zweedse duo Michael Hjorth en Hans Rosenfeldt. Onder de naam Hjorth Rosenfeldt hebben zij zes spannende boeken geschreven met zeer arrogante, egocentrische maar (natuurlijk) ook slimme politie-psycholoog in de hoofdrol. Ik ben (gelukkig!) pas in deel 2 en heb nog een spuughekel aan die kerel maar dat zal misschien wel veranderen. En zo niet, dan zorgen de onverwachte plotwendingen en de humor voor veel uurtjes lekker-even-van-de-wereld-zijn.



* Ligt je voorkeur meer bij romantisch (maar niet te zoet) / historisch, dan is “De sterrengever”, van Jojo Moyes een aanrader. Dit boek gaat over het Pack Horse Library Project dat zo rond 1937 opgericht werd. Te paard bezorgden vrouwen boeken bij de meest afgelegen huizen. In “De sterrengever” lees je dat dit niet zonder slag of stoot ging. Met boeken komen kennis en emancipatie en als er dingen zijn waar conservatieve mannen een broertje dood aan hebben, dan zijn het wel…. Inderdaad.

 

*Last but absoluut not least een documentaire. Eentje uit 2016 maar helaas nog steeds erg actueel: “Wit is ook een kleur”. Te zien op NPO en YouTube.

In deze documentaire onderzoekt maakster Sunny Bergman waarom veel “witte”, vaak hoogopgeleide, mensen zich aangevallen, geïrriteerd, op z’n minst ongemakkelijk voelen als het om racisme en witte privileges gaat. Wat je in deze film ziet is geen beschuldigende vinger maar de vraag, de noodzaak om je in “die ander” te verdiepen. En om in je eigen hart te kijken, hoe gekleurd kijk jij, onbewust, ongewild zélf?

Mocht je vinden dat je deze documentaire niet (meer) “nodig” hebt, dat jij ruimdenkend, of hoe je het noemen wilt, genoeg bent, kijk dan naar de foto’s hieronder. Wat is het eerste dat in je opkomt? Grappig? Vreemd? Omgekeerde wereld?

Misschien dat je je mening dan nu toch verandert.



 


maandag 8 juni 2020

Over de mandjes van het gewone, nuchtere vrouwtje



Er was eens een gewoon, nuchter vrouwtje dat, zoals bekend, in een bibliotheek werkte. Hoewel zij daar, zelfs (of misschien juist) in coronatijd, veel aparte, grappige en ook niet-leuke dingen meemaakte, gaat dit verhaal niet zozeer over haar maar meer over de mandjes, heel gewone mandjes in haar bibliotheek. Want wat deze mandjes in deze coronatijd meemaakten was ook niet mis. Het gewone, nuchtere vrouwtje had daarom erg met hen te doen.

 

Het begon op maandag 11 mei, de dag waarop de bibliotheken weer open mochten. Omdat dat natuurlijk niet zomaar op de “oude” manier kon gebeuren, moest er wel aan allerlei voorschriften voldaan worden.

Voor de vestiging van het gewone, nuchtere vrouwtje en de mandjes gold dat de deuren op zo’n manier opengeschoven moesten worden dat er aparte in- en uitgangen ontstonden. Verder werden er pijlen ten behoeve van de noodzakelijke éénrichtingsverkeerroute op de grond geplakt en moesten de klanten een mandje gebruiken zodat op die manier gecontroleerd kon worden of er niet meer dan vijf mensen binnen zouden zijn.

 

Wat betreft het toezicht op het juiste gebruik van de in- en uitgangen en het op de goede manier volgen van de pijlen: daar hadden het gewone, nuchtere vrouwtje en de andere bibliotheekmensen een beste kluif aan. Als er een klant omdat zij/hij weer eens niet goed keek per abuis door de uitgang binnenkwam (of andersom), dan werd er vaak een oogje dichtgeknepen maar wanneer iemand niet op de juiste manier de pijlen volgde, moest er wel ingegrepen worden. Niet zozeer in verband met ongewenste botsingen maar vooral om te voorkomen dat er aan het eind van de dag nog steeds ergens een klant wanhopig in een rondje zou lopen.

 

Het meeste en ook het verantwoordelijkste werk was echter voor rekening van de heel gewone mandjes. De mandjes moesten met vijf tegelijk bij de ingang staan en goed bewaken dat zij door elke klant meegenomen werd. Dit klinkt simpeler dan het was aangezien veel bibliotheekbezoekers:

 

a. de stapel mandjes (pal naast de ingang!) alsmede de mededeling “mandje meenemen a.u.b.!” domweg negeerden over het hoofd zagen

en/of

b. het niet nodig vonden om een mandje mee te nemen als zij “alleen maar even” een boek kwamen terugbrengen

en/of

c. zelf wel in de gaten zouden houden of er niet te veel mensen binnen waren

en/of

d. geen zin hadden om met een mandje te moeten sjouwen omdat zij al een tas, kind, boodschappenkar van de supermarkt (…..) bij zich hadden

en/of

e. vinden dat een bibliotheek toch geen winkel is

 

Ondanks alles bleven de mandjes geduldig en beleefd hun, door al het desinfecterende schoonmaakspul, stinkende best doen om hun aanwezigheid en belang onder de aandacht te brengen.


Het gewone, nuchtere vrouwtje en haar collega’s konden het geroep wel nachtmerrie’n dromen:

wiltueenmandjemeenemen-umoetechteenmandjemeenemen-heeftualeenmandjemeegenomen-eenmandjemevrouw-eenmandjemeneer-mandjealstublieft!

 

Maar het was en het bleef nodig.

 

Totdat…

 

Totdat de regels versoepeld mochten worden. De deuren mochten weer gewoon open, de pijlen hoefden niet meer gevolgd worden en…. de mandjes waren niet meer verplicht maar mochten gewoon, net als vanouds, gebruikt worden als daar behoefte aan was.

 

En net, nét toen de eerste klant zónder mandje binnenkwam en het gewone, nuchtere vrouwtje, al haar collega’s en de mandjes zich opgelucht realiseerden dat er niemand meer “Wiltueenmandjemeenemen?” hoefde te roepen, draaide die eerste klant zich om en zei, licht verontwaardigd ook nog:

 

“Hè, waar zijn de mandjes nu? Zijn ze niet meer verplicht? Ik vond het net zo handig met al die boeken. Jammer hoor, dat ze niet meer zo vlak bij de deur staan!”

 

Wat er toen door de bibliotheek klonk was een diepe stilte van verbijstering die bruut doorbroken werd door het lawaai van omvallende mandjes.

 

 


donderdag 28 mei 2020

Het duivennest



Het begon heel mooi. In één van de twee bomen in onze achtertuin bleek een duivennest te zitten. We hadden het af- en aanvliegen al opgemerkt en toen we daar een patroon in dachten te zien en omhoog tuurden, zagen we tussen het gebladerte een duif heel stil zitten.

Zou het?

Ja hoor, een nest! (Niet dat wij dat nest vanaf de grond konden zien maar waar zou zo’n vogel dan op zitten?)


De lente heeft altijd iets hoopvols. Ik ben elk jaar weer aangenaam verrast als kale takken en takjes het toch weer blijken te “doen” en dit jaar bleken er dus ook nog twee duiven het in mijn tuin “gedaan” te hebben. Lief hoor.

(Persoonlijk had ik liever een merelnest gehad of eentje met koolmeesjes, duiven zijn zo opdringerig en onhygiënisch maar er was mij niks gevraagd en in deze rare tijd is dan zelfs een duivennest iets om lyrisch over te doen. Bovendien staat er geen stoel onder die bewuste boom maar is de grond daar dichtbegroeid waardoor wij geen last hadden van de duivenuitwerpselen.)

Dus keken wij elke dag, wat zeg ik, meerdere malen per dag, naar boven om te controleren of mevrouw duif er nog zat. Of meneer duif; duiven schijnen er namelijk een soort tweeploegendienst op na te houden als het op broeden aankomt. Maar wie van de twee er ook zat: zij/hij zat doodstil en zo verscholen dat we soms dachten dat ma en pa er samen toch vandoor waren (je weet het niet met die natuur) maar dan zagen we toch iets grijzigs tussen het groen.

Toen kwam het moment dat we dat grijzige niet meer zagen. En een aantal momenten later nog steeds niet. Uitgebroed? Even weg? Iets langer weg of toch koudwatervrees nu hét moment naderde?
Om er zeker van te zijn dat er echt geen aanstaande mama- of aanstaande papa-duif op haar/zijn plek zat, liep ik een dag of wat later wat dichter naar de boom toe.

En toen zag ik het. Niet ergens ver boven maar vlak voor mijn voeten op de grond.


Kennelijk was één van de buurkatten ruim drie meter naar boven geklommen en had daar mevrouw duif te grazen genomen. En heel grondig ook.

Niks anderhalve meter afstand.
Niks mondkapjes.
Niks bijna duivenkraamtijd in de tuin.

Maar ook niks duivenpoep onder alleen maar die ene boom.

Want onze plots alleenstaande meneer duif is nu “gewoon weer” aan het date’n en doet dat heel enthousiast en vooral heel onhygiënisch op elke willekeurige plek in onze tuin.
Bij voorkeur boven één van onze stoelen.




Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...