Er zijn veel kanten aan het hebben van een abonnement op een dierentuin. Naast het logische en leuke je-kan-er-zo-vaak-naar-toe-als-je-zin-hebt en desnoods-ga-je-alleen-het-aquarium-in, is er ook het feit dat je de dieren leert kennen en zij jou, en dat zij jou bij hun leven betrekken, als het ware.
Gisteren vertelde hij over wie er weer eens in een “ander bed dan het hare” was wakker geworden: "Ik kan me niet voorstellen dat die vent van haar dat pikt. Hoelang kan je voor zulk gedrag je kop in het zand steken?"
Dat de kamelen gezinsuitbreiding hadden gehad. ("Maar of het met die bulten goed komt...?")
En dat Stoffel de afgelopen maand maar liefst vijf hele centimeters was opgeschoven op zijn tak. Daarmee had de schildpad zijn eigen record met drie millimeter verbeterd maar februari telde dit jaar ook wel een dag extra...
“Sla de zadelbekooievaars vandaag maar over!” kregen we als advies, “Die hebben weer eens mot. Het schijnt dat die ene weer eens te laat was vanochtend en dat die ander zijn smoes van "Is de zomertijd dìt weekend al ingegaan? Nee, echt waar?" niet pikte. Gezellig is anders met die twee...”
Hoewel opa hier er ook niet als een zonnetje bij zat.
Met al die bezuinigingen in het onderwijs, zag hij de toekomst van dit apenjong behoorlijk somber in, zo zuchtte hij diep. Peter kon hem geen ongelijk geven...
De beren hadden andere zorgen aan hun kop.
Hun geadopteerde dochter IJsje was vorig jaar tot over haar oren verliefd geworden op zo'n loverbeer met een zeer slechte reputatie en die twee hadden zich in het openbaar ernstig misdragen.
Zomaar in het openbaar, ja.
En iedereen had er schande van gesproken.
Zijn vrouw, toch al zo'n gevoelig type, durfde amper haar hol nog uit, zo schaamde zij zich. Kilo's was ze afgevallen de laatste maanden!
Ja, als het aan hèm had gelegen, had hij IJsje toen holarrest gegeven. Had hij maar poot bij stuk gehouden want nu was het verwachte kwaad toch geschied. IJsje is nu alleenstaande moeder en die knul, die &%$#@§nepbeer, was met de noorderzon vertrokken. “En hoe moet het nu verder??” bromde hij.
Weten wij veel! Wij zijn ook maar mensen. Wij vonden zijn kleinkinderen stiekem wel schattig. Het leek ons alleen wat te vroeg om een dergelijke opmerking te maken en, met een voorzichtige blik op de wolven achter ons (want die waren overduidelijk een PLAN aan het smeden) schuifelden wij richting uitgang.
Langs het verstandigste, in ieder geval meest inspirerende, dier van de hele zoo-i.
Naar onze eigen tuin terug.