“Loop je daar nog steeds?” vroeg mijn ene zusje met afgrijzen in haar ogen. “Daar tussen die wilde beesten? Nee toch, hè!” Zelf was zij tijdens een wandeling een Beest tegengekomen waarvan zij zo erg geschrokken was dat het elke keer als zij erover vertelt steeds groter, woester en agressiever wordt. Nou kan ik wel heel stoer beweren dat ik niet zo bang ben als zij maar dan overdrijf ik (ook). Het is alleen zo dat dieren in het wild tegenkomen (eekhoorntjes, dat ene zwijn, hertjes, af en toe een groep paarden en ja, dus ook runderen) extra bijdraagt aan dat heerlijke gevoel van vrij en één met de natuur zijn. Al kan ik er
Maanden later besloten zwager Frans en ik onze
zondagochtendloop in het natuurgebied waartoe dat bewuste stuk hei behoort te
houden. Ik had hem wel verteld over die stieren maar we kwamen ze in de zomer niet tegen. Omdat ze daardoor wat in mijn herinnering weggezakt waren en het er zo mooi is, ging ik er ook in mijn eentje hardlopen toen Frans in het najaar met vakantie was. Peter
zette mij die keer aan het begin van het bos af en reed naar het eindpunt om daar te
wandelen en mij op te wachten. Op zo’n driekwart van mijn loop, ik had net een
wildrooster gepasseerd, kwam ik op het open stuk dat ik herkende (ja-ja, soms
herken ik zomaar iets ;p ) van onze fietstocht. Ik keek wat beter en zag....
jawel, dé stieren en ik schrok. Ze liepen vlak langs het pad waarover ik
moest gaan. Ik was alleen, ik was niet op een snelle fiets ėn ik had een rood
shirt aan. Ik belde Peter op.
“Pee, die stieren van een paar maanden
geleden, hè...”
“Ja?”
“Die staan weer hier! Het zijn toch Spáánse
runderen?”
“Uh... Ja?”
“Ik heb een rood shirt aan!! ROOD!”
“Kan je er niet omheen lopen? Langs de bosrand
of zo.”
“Dat is heel ver en dan weet ik de weg niet en
ik ben al best moe.”
“Weet je dat of hoop je dat??”
“Uh.... Ga je terug?”
Ik ben niet terug gegaan. Ik ben zo nonchalant
mogelijk langs de beesten opgelopen. Bang maar niet zo bang dat ik geen foto’s
maakte. De keer daarna kwam ik ze midden op een bospad tegen. Het was een nog
grotere groep en er liepen kalfjes tussen. Weliswaar met wat minder grote
hoorns dan hun ouders maar daarentegen een stuk nieuwsgieriger kijkend. Toen
klopte mijn hart wat harder in mijn keel. Stel dat zo’n jonkie wil weten wat ik
doe, hoe ik ruik? En stel dat jonkies moeder mij dan als een bedreiging ziet? Na
zeker een kwartier dralen, twijfelen, inschatten of ik het zou halen om nòg een
uur (terug) te lopen, besloot ik ook toen om toch door te gaan. Niet omdat
ik niet bang (genoeg) was maar meer uit een soort hoopvolle overtuiging dat
“men” toch geen echt gevaarlijke dieren los zou laten in een natuurgebied waar
veel gewandeld en gefietst wordt. En ook omdat ik, als ik dat niet zou doen, het hoogstwaarschijnlijk niet gauw meer zou durven om die prachtige route (al
dan niet alleen) te lopen.
Sindsdien komen we, zwager Frans en ik, die
beesten vaker tegen. Soms lopen we (zo rustig mogelijk) door, soms maken we een
bochtje om de kudde heen. Inmiddels weten we namelijk dat het àfgeraden wordt
om kuddes te doorkruisen en áángeraden om flinke afstand te bewaren.
Gelukkig kan je met een iPhone ook inzoomen want het zijn wel prachtige beesten.
Al kan ik daar mijn zusje maar niet van
overtuigen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten