Kennisje gaat binnenkort naar Amsterdam:
“En ik wil naar het Van Gogh Museum. Jij bent er toch
pas geweest; nog tips? Dingen waar ik op moet letten?”
“Op heel veel moois. En op de trap.”
“Hoezo op de trap?”
“Nou, dat je er niet vanaf valt. Zoals ik deed.”
“Vertel!”
Ik had het natuurlijk kort en bondig kunnen houden. Ik had
kunnen volstaan met dat ik van die trap gevallen was, dat dat geen pretje was
en dus een waarschuwing waard. Mijn zusjes beweren namelijk unaniem, maar
volgens mij stoken ze elkaar gewoon op, dat ik mijn verhalen altijd spannender
en ook langer maak dan ze zijn en daar ben ik het niet (altijd) mee eens. Maar
zeg nou zelf: een valpartij is toch niet iets waarover je simpel zegt “Ik viel,
geen idee hoe dat kwam, nee ik heb er niks aan overgehouden maar pas dus wel
op.” En als iemand dan ook nog “Vertel!” roept, tja, dan gá ik dus vertellen. Echt vertellen. Op mijn manier:
"Het gebeurde ergens halverwege die hoge trap. Opeens leek ik
in het luchtledige te hangen. Het kon niet langer dan een fractie van een seconde
geduurd hebben maar ik weet nog dat ik zeer hartgrondig “Ach néé toch!” dacht.
Toen nam de zwaartekracht het definitief over en begon ik te vallen.
Voorover of toch achterwaarts: ik kan het niet meer
terughalen, ik weet alleen dat ik met mijn linkerhand de leuning vast had en
die, gelukkig, vast blééf houden. Ik maakte een draai en voelde de treden tegen
mijn rug.
Nog een keer die flits van “Ach néé toch!”.
Mijn rechterarm ging omhoog, greep naar iets van een houvast
en vond het ook, al zorgde dat voor nóg een draai, nu half onder de trapleuning
die de linker- van de rechtertrapkant scheidde door.
“Ik blijf maar vallen...” schoot er door mijn hoofd; een
beangstigende gedachte maar natuurlijk altijd beter dan de rand van een tree of
iets anders hards. “Ik blijf maar vallen....” en “Dit gaat zo direct pijn doen,
heel veel pijn...”
Toen was het over.
Eindelijk over.
En lag ik heel ongracieus over een paar treden gedrapeerd me
af te vragen hoe dat in vredesnaam had kunnen gebeuren en te hopen dat ik niks
gebroken had."
Mijn kennis had met ogen vol schrik geluisterd:
“En toen? Had je wat
gebroken? Iets gekneusd?”
“Nee, klein schaafwondje op m’n knie en de volgende dag wat
spierpijn. Wat een mazzel, hè!.”
“Inderdaad! Jeetje, wat een verhaal... Ik zag het gewoon voor me..."
Ze zuchtte diep. Maar in plaats van me te bedanken voor de waarschuwing, mij alsnog te troosten misschien, schoot ze onbedaarlijk in de lach:
"Ik zag je écht gewoon voor me!"
Dat is dan wel het nadeel van zo’n wellicht iets te spannend gemaakt verslag met
een anticlimax happy end. De reacties zijn niet altijd zoals ik ze had verwacht.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten