maandag 26 augustus 2024

Lawaai, chaos en troep


Meestal ben ik rustig, nuchter en pragmatisch. Word ik met een wat lastige situatie geconfronteerd, dan zoek ik naar een oplossing en, jazeker, vaak vind ik die ook. Mocht ik geen oplossing kunnen bedenken, dan ga ik op jacht naar een alternatief. En wanneer het een kwestie van uitzitten en wachten tot het overgaat is, dan, inderdaad, zit ik het uit en wacht ik tot het voorbij is. Zonder (veel) te zeuren want dat helpt toch niet.
 
“Het is wat het is.”
“Als het niet rechtsom kan, moet het maar linksom.”
“If you can’t beat them, join them.”
“Je kan niet bepalen wat je overkomt, wel hoe je ermee omgaat.”
“When life gives you lemons, ask for tequila and salt.”
“Oost, west, thuis best.”
“Zoals verwacht loopt alles anders.”
“Volgens mij is het tijd voor koffie!”
 
Het zijn allemaal uitspraken waar ik te pas en te onpas mee rondstrooi.
Nee, ik ben niet gauw voor een gat te vangen. Niet dat ik snel laat merken in ieder geval. Het is me zeker tijdens mijn werk indertijd negen van de tien keer gelukt volgens die methode doortastend en oplossingsgericht te zijn, op z’n minst die indruk te wekken.
 
Tijdens mijn werk indertijd, ja. Peter kan immers dwars door mij heen kijken. Hij kent (en waardeert!) mijn praktische inslag maar heeft vaak sneller door dan ikzelf wanneer die karaktertrek als sneeuw voor de zon begint te verdwijnen.
De clou zit ‘m namelijk in het “meestal” in de eerste zin. “Meestal” is immers niet altijd. Er zijn situaties waarin ik wat minder rustig en nuchter ben, oké, wanneer ik behoorlijk kan ontsporen eigenlijk. Dan zie ik allerlei beren op en kuilen in de weg, fantaseer ik het ene doemscenario na de andere mogelijke ramp, overdrijf ik, stel ik me aan en stress ik op die manier mijzelf de pan uit.
 
Dat deed ik ook volop ruim voor, vlak voor en tijdens het slopen van onze oude en installeren van onze nieuwe badkamer. “Vreemde” mensen over de vloer, lawaai en chaos en troep in mijn huis: ik kan er zo, zó slecht tegen!
Waarom ik er nu weer over begin? Die badkamer is toch allang klaar? Ja, die badkamer wel maar nu, sinds vrijdag, is ons toilet aan de beurt. 
"Oost, west, thuis even niet zo best."
Natuurlijk heeft het niet de impact van “toen”; we kunnen gewoon douchen en we hebben ons tweede toilet, het slopen van een vloertje, een wc-pot en fonteintje staat amper in verhouding tot het slopen een totale badkamer inclusief de muurtegels en wat is nou een week zonder toilet beneden vergeleken met drie weken zonder badkamer... Maar toch... Maar toch!
 
Lawaai!
Chaos!
Troep!
En “vreemden” over de vloer.
Vréselijk! Echt!
 
Ik weet het: het is een first world problem van de eerste orde. Ik mag blij zijn dat we straks een nieuw en mooier toilet hebben, dat we een bedrijf hebben gevonden bij wie we niet op een ellenlange wachtlijst hoefden te staan, dat we überhaupt een dak boven ons hoofd hebben, bla-bla-bla, enzovoort. En ik ben dat ook: ik ben heel blij. Maar ik ben in gevallen van lawaai, chaos, troep en “vreemden” nu eenmaal een Dramaqueen. Met een hoofdletter, ja.
 
Gelukkig staat er naast deze Dramaqueen een King. Ook met een hoofdletter maar zonder drama ervoor. Want het is er eentje die zich zelfs door zulke vréselijke omstandigheden niet van de wijs laat brengen.
Die “gewoon” heel rustig in alle vroegte al koffiezet voor werklieden, gezellig met hen kletst, zich weinig aantrekt van lawaai, chaos en de rest.
Die het dramagedrag van zijn queen zelfs wel grappig vindt.
 
O, wat zou een Dramaqueen zonder zo’n King zijn?
Dat zou toch vréselijk zijn!
Echt vréselijk!

Niet alleen voor die queen.



 
 

maandag 19 augustus 2024

Eén derde stukje maar


De Olympische Spelen zijn alweer ruim een week voorbij en wat was het weer prachtig! Ik heb bij lange na niet alles gekeken maar ik heb genoten van de onderdelen waar ik wel voor ben gaan zitten. Dan zat ik er met bewondering en respect, en met klamme handjes als het eindsignaal bijna klonk, bij afsprongen en laatste meters voor de finish. Zelfs bij de herhalingen.
 
Ja, het was mooi maar, wat mij betreft, ook mooi geweest. Met name die hardlopers, zij inspireerden maar frustreerden tegelijk ook een beetje. Het zal beslist hun bedoeling niet zijn maar ik voelde me door hun prestaties toch wat klein.
Met mijn tempo (ik durf het woord snelheid hier niet eens te gebruiken) en mijn benen (zo’n beetje de helft van de lengte van die van Femke en twee keer de omvang van die van Sifan), om nog maar niet te spreken van mijn conditie, kan ik toch nooit in de buurt zelfs van hun schaduw staan.
Femke springt soepeler over een horde dan ik over een stoeprand en die eindsprint (na ruim 42 kilometer!) van Sifan kan ik alleen op mijn fiets evenaren. Op mijn elektrische fiets.
Wanneer ik beide dames (en al die andere lopers) zo bezig heb gezien, trek ik toch wat anders mijn hardloopschoenen aan. Dan heb ik een wat steviger peptalk nodig.
“Kom op, meid. Jij kan ook wel wat. Vele malen langzamer maar je doét het wel. Dat is ook wat waard.”
"Ja," geef ik mijzelf nu, nu de Spelen afgelopen zijn, gelijk, "dat is best heel wat waard. Dat is geen medaille, in welke kleur dan ook, waard maar... misschien wel een klein stukje van zo’n medaille?"
Is dat raar gedacht? Nee, vind ik niet.
 
Neem nou die gouden medaille van Sifan voor de marathon; daar heeft zij iets meer dan 42 kilometer voor gelopen. Ik liep laatst weer ruim 7 kilometer. Oftewel een zesde van haar afstand.
Zij deed daar iets meer dan 2 uur over, dat is dan weer twee keer zo lang als mijn uurtje.
Laten we nu rekenen: één zesde (afstand) maal twee (tijd) is één derde.
Nou kan ik doorgaan en dat weer met twee vermenigvuldigen vanwege het verschil tussen onze leeftijden (zij 31, ik 66) maar dan kom ik op twee derde uit en zover wil ik niet gaan. Laat ik realistisch blijven.
Dus wat als zij dan één, dus niet eens twee maar één derde van haar gouden medaille aan mij opdraagt?
Dat lijkt me toch wel zo redelijk. Dat symbolische, kleine één derde stukje zou mij al behoorlijk inspireren. Ik vind het wel een mooie, Olympischwaardige gedachte.
 
Per slot van rekening heeft Femke haar gouden medaille in z’n geheel (!) opgedragen aan iemand die niet eens kon lopen. Weliswaar vanwege een blessure, maar toch.
 
 

 
 

zaterdag 10 augustus 2024

Goede tijd


Een tijdje geleden tipte Peter mij een liedje. Nou is dit op zich niet zo bijzonder, wij raden elkaar wel vaker films, series, artikelen, docu’s en zeker ook muziek aan. Muziek van nieuwe artiesten maar ook van artiesten die wij al (veel) langer kennen. Nieuwe albums en nummers (of oude die tot dusver aan onze aandacht ontsnapt waren) en nieuwe covers van oude songs, sommige nog beter dan de originele.
Nee, het bijzondere was dat hij (als op en top "muziekman") deze keer mij niet het nummer liet horen of een filmpje ervan op YouTube toonde maar de tekst gaf. Uitgeprint en met een aandachtstreep bij een bepaald stukje.
Ik snapte al snel waarom dat was.
 
Veel liedjes gaan over de liefde. Hoe het begon, hoe het eindigde, hoe die niet beantwoord werd, hoe het ooit was, hoe mooi het voelde of juist hoe wanhopig. Het is natuurlijk ook een zeer veelzijdig onderwerp.
Het liedje dat Peter mij gaf gaat ook over liefde maar heeft toch weer een, in mijn en ook zijn ogen, unieke invalshoek. Het gaat over een relatie die de tand des tijds heeft doorstaan, die met de jaren alleen maar dieper is geworden. Ondanks ieders eigenaardigheden. Op sommige punten zelfs dankzij ieders eigenaardigheden. Eigenaardigheden die misschien ooit irriteerden maar nu juist vertederen.
 
I like it when you turn the radio on
You still get worked up to your favorite song
Even when you sing the wrong words
 
Het geeft een andere betekenis aan goede oude tijd.
Goede, oude tijd. Geen oude tijd die ooit goed was. Geen goede tijd die in het verleden ligt en daarom oud is. Maar tijd die ondanks dat-ie al oud is nog steeds heel goed voelt. Zelfs nog beter dan toen. Ondanks, daarom, dankzij.
Still the good old days, de goede oude tijd die er nog steeds is. Waar nog steeds van genoten wordt.

We’ve come a long, long way
But these still are the good old days 

Vandaag, zaterdag de tiende, is het onze zesenveertigste trouwdag. Volgend jaar, februari de zevenentwintigste, zijn we een halve eeuw samen. Dat zijn heel veel dagen. Heel veel samen-dagen.

One thing I can count on
I never get bored

Ik ben een heel gelukkige lucky one dat ik ons in dit liedje zo kan herkennen. Dat Peter ons in dat liedje herkent, dat hij van al die rake woorden juist dat ene stukje met een dikke streep benadrukte.

We just keep moving along


De volledige tekst:





vrijdag 2 augustus 2024

Allemaal nep!


“Ach nee, dit is népvlees!”
 
De vrouw naast mij had kennelijk niet doorgehad dat zij voor het schap met vleesvervangers stond. Ik vroeg me net af hoe ik hierop zou reageren toen zij mij verwijtend aankeek alsof ik voor haar vergissing verantwoordelijk was.
Nee, besloot ik daarom, hier ga ik niet op in, maar tegelijkertijd ging zij verder:
 
“Ik snap dat niet, hoor. Wat is er mis met echt vlees? Ik hoor van steeds meer mensen die geen vlees meer willen. Onzin! Die beesten zijn toch al geslacht. U heeft toch ook een leren tas?”
 
Ik keek naar mijn tas. Die had ik zelf gemaakt en daar had geen koe of ander beest aan bijgedragen. Wel een oude spijkerbroek.
 
“Nou ja, schoenen dan. Of bent u ook zo vegetarisch?”
 
Ik keek naar mijn niet bepaald plantaardige armen en slikte een licht-sarcastische opmerking in.
 
“En als je toch geen vlees wil eten, waarom dan wel dat neppe gedoe? Sorry hoor, maar hier vind ik ècht wat van.”
 
O nee, iemand die “ècht ergens iets van vindt” en dat ook nog met mij wilt delen. Waarom ik? Waarom? Zal ik zeggen dat het me worst was wat zij ervan vond? Of, wat vegetarischer, dat het me geen biet kon schelen?
 
“Ja, we kennen elkaar niet eens en u zegt niks terug maar ik wil het toch kwijt. Ik vind het onzin dat namaakspul. Trouwens, als het dan zo nodig moet, dat nepvlees, waarom dan van die rare namen? Hier: kipstuckjes. Met een c erin! En geen stukje kip, hoor. Nog zoiets: auf wieder schnitzel! Ik trapte er bijna in. Dat is toch totále volksverlakkerij! Noem de dingen gewoon wat ze zijn! Dit is toch nèp!”
 
“Nou....”, begon ik. Maar toen haalde ik mijn schouders op; dit had geen zin. Ik vond haar toon vervelend, ik vond haar vervelend. Het zou zonde van mijn tijd en goede humeur zijn om te reageren. Ik draaide mij van haar af maar terwijl ik dat deed viel mijn oog op de inhoud van haar winkelwagentje. Tja, en toen kon ik het niet laten.
 
“Nou, helemaal met u eens. Inderdaad totále volksverlakkerij met die namen. Slavinken? Slá? Vínken? Zit volgens mij geen stukje vogel in. Bókkenpootjes? Huh? En wat heeft u nog meer? Tijgerbrood? Trap er niet in, hoor, maar het lijkt me allemaal wat nep.”
 
Even was ze stil, toen trok ze de winkelkar ruw naar zich toe.
“Ach mens, doe normaal! Bemoei je met je eigen zaken!” riep ze boos over haar schouder terwijl ze op hoge poten wegliep.
 
En, ik moet het toegeven, daar vond ìk dan weer wat van.
 
 
 
Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...