De Olympische Spelen zijn alweer ruim een week voorbij en wat was het weer prachtig! Ik heb bij lange na niet alles gekeken maar ik heb genoten van de onderdelen waar ik wel voor ben gaan zitten. Dan zat ik er met bewondering en respect, en met klamme handjes als het eindsignaal bijna klonk, bij afsprongen en laatste meters voor de finish. Zelfs bij de herhalingen.
Ja, het was mooi maar, wat mij betreft, ook mooi geweest. Met name die hardlopers, zij inspireerden maar frustreerden tegelijk ook een beetje. Het zal beslist hun bedoeling niet zijn maar ik voelde me door hun prestaties toch wat klein.
Met mijn tempo (ik durf het woord snelheid hier niet eens te gebruiken) en mijn benen (zo’n beetje de helft van de lengte van die van Femke en twee keer de omvang van die van Sifan), om nog maar niet te spreken van mijn conditie, kan ik toch nooit in de buurt zelfs van hun schaduw staan.
Femke springt soepeler over een horde dan ik over een stoeprand en die eindsprint (na ruim 42 kilometer!) van Sifan kan ik alleen op mijn fiets evenaren. Op mijn elektrische fiets.
Wanneer ik beide dames (en al die andere lopers) zo bezig heb gezien, trek ik toch wat anders mijn hardloopschoenen aan. Dan heb ik een wat steviger peptalk nodig.
“Kom op, meid. Jij kan ook wel wat. Vele malen langzamer maar je doét het wel. Dat is ook wat waard.”
"Ja," geef ik mijzelf nu, nu de Spelen afgelopen zijn, gelijk, "dat is best heel wat waard. Dat is geen medaille, in welke kleur dan ook, waard maar... misschien wel een klein stukje van zo’n medaille?"
Is dat raar gedacht? Nee, vind ik niet.
Neem nou die gouden medaille van Sifan voor de marathon; daar heeft zij iets meer dan 42 kilometer voor gelopen. Ik liep laatst weer ruim 7 kilometer. Oftewel een zesde van haar afstand.
Zij deed daar iets meer dan 2 uur over, dat is dan weer twee keer zo lang als mijn uurtje.
Laten we nu rekenen: één zesde (afstand) maal twee (tijd) is één derde.
Nou kan ik doorgaan en dat weer met twee vermenigvuldigen vanwege het verschil tussen onze leeftijden (zij 31, ik 66) maar dan kom ik op twee derde uit en zover wil ik niet gaan. Laat ik realistisch blijven.
Dus wat als zij dan één, dus niet eens twee maar één derde van haar gouden medaille aan mij opdraagt?
Dat lijkt me toch wel zo redelijk. Dat symbolische, kleine één derde stukje zou mij al behoorlijk inspireren. Ik vind het wel een mooie, Olympischwaardige gedachte.
Per slot van rekening heeft Femke haar gouden medaille in z’n geheel (!) opgedragen aan iemand die niet eens kon lopen. Weliswaar vanwege een blessure, maar toch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten