vrijdag 2 augustus 2024

Allemaal nep!


“Ach nee, dit is népvlees!”
 
De vrouw naast mij had kennelijk niet doorgehad dat zij voor het schap met vleesvervangers stond. Ik vroeg me net af hoe ik hierop zou reageren toen zij mij verwijtend aankeek alsof ik voor haar vergissing verantwoordelijk was.
Nee, besloot ik daarom, hier ga ik niet op in, maar tegelijkertijd ging zij verder:
 
“Ik snap dat niet, hoor. Wat is er mis met echt vlees? Ik hoor van steeds meer mensen die geen vlees meer willen. Onzin! Die beesten zijn toch al geslacht. U heeft toch ook een leren tas?”
 
Ik keek naar mijn tas. Die had ik zelf gemaakt en daar had geen koe of ander beest aan bijgedragen. Wel een oude spijkerbroek.
 
“Nou ja, schoenen dan. Of bent u ook zo vegetarisch?”
 
Ik keek naar mijn niet bepaald plantaardige armen en slikte een licht-sarcastische opmerking in.
 
“En als je toch geen vlees wil eten, waarom dan wel dat neppe gedoe? Sorry hoor, maar hier vind ik ècht wat van.”
 
O nee, iemand die “ècht ergens iets van vindt” en dat ook nog met mij wilt delen. Waarom ik? Waarom? Zal ik zeggen dat het me worst was wat zij ervan vond? Of, wat vegetarischer, dat het me geen biet kon schelen?
 
“Ja, we kennen elkaar niet eens en u zegt niks terug maar ik wil het toch kwijt. Ik vind het onzin dat namaakspul. Trouwens, als het dan zo nodig moet, dat nepvlees, waarom dan van die rare namen? Hier: kipstuckjes. Met een c erin! En geen stukje kip, hoor. Nog zoiets: auf wieder schnitzel! Ik trapte er bijna in. Dat is toch totále volksverlakkerij! Noem de dingen gewoon wat ze zijn! Dit is toch nèp!”
 
“Nou....”, begon ik. Maar toen haalde ik mijn schouders op; dit had geen zin. Ik vond haar toon vervelend, ik vond haar vervelend. Het zou zonde van mijn tijd en goede humeur zijn om te reageren. Ik draaide mij van haar af maar terwijl ik dat deed viel mijn oog op de inhoud van haar winkelwagentje. Tja, en toen kon ik het niet laten.
 
“Nou, helemaal met u eens. Inderdaad totále volksverlakkerij met die namen. Slavinken? Slá? Vínken? Zit volgens mij geen stukje vogel in. Bókkenpootjes? Huh? En wat heeft u nog meer? Tijgerbrood? Trap er niet in, hoor, maar het lijkt me allemaal wat nep.”
 
Even was ze stil, toen trok ze de winkelkar ruw naar zich toe.
“Ach mens, doe normaal! Bemoei je met je eigen zaken!” riep ze boos over haar schouder terwijl ze op hoge poten wegliep.
 
En, ik moet het toegeven, daar vond ìk dan weer wat van.
 
 
 

Geen opmerkingen:

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...