“Moet je nou eens komen kijken!”
Peter stond bij de bak waar hij rode koolplanten had gepoot. Rode kool op mijn verzoek; ik heb namelijk een lekker recept voor roergebakken rode kool met stukjes friszure appel erdoor. Zou er al eentje rijp (of hoe heet dat bij kool?) zijn? “Lekker...” dacht ik terwijl ik naar hem toe liep. Maar wat ik daar in die bak bij die rode kool zag, was verre van lekker!
Rupsen!
Veel rupsen!
Hoe langer ik keek, hoe meer rupsen ik zag. Rupsen en gekartelde koolbladeren.
“Maar... Hoe... Och jee!”
“Inderdaad.”
“En zoveel ook.”
“Nou!”
Toen waren we even uitgepraat en stonden we te staren. “Wat kan je daar tegen doen?” vroeg ik me in gedachten af. “Spuiten is geen optie... Maar die kool! Onze kool! Stomme beesten, stomme, enge beesten. Misschien weet Peet wel iets; hij heeft tenslotte van alles over moestuinen gelezen.”
Net toen ik het wilde vragen, richtte Peter zich resoluut op. “Ha, zie je wel. Hij weet wat!” Verwachtingsvol keek ik hem aan.
“Ik ga mijn camera halen!”
Hij. Gaat. Zijn. Camera. Halen. Mijn moestuinier gaat die beesten op de foto zetten?
“En dan?! Dan gaan ze wèg?!”
(Nee, ik ben niet kattig. Ja, ik heb ze zelf ook gefotografeerd.)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten