Onlangs, op
een mooie zomerochtend, moest ik denken aan een zeer bejaard grapje over een
oude vrouw en een zebrapad. Ik las de getekende versie jaren geleden in de
Donald Duck en ik zal proberen het na te vertellen. Zet je fantasie aan en kijk
met me mee.
Op plaatje één
zie je een oud vrouwtje met een stok in de hand in de buurt van een
oversteekplaats staan. In de verte komen Kwik, Kwek en Kwak aanlopen. Zij zien
de vrouw en besluiten meteen te hulp te schieten, zoals het ware padvinders
betaamt.
Op plaatje
twee zie je Kwik en Kwek automobilisten die van beide kanten aankomen tegenhouden.
Kwak heeft dan de oude vrouw al resoluut bij de arm genomen en samen steken zij
de straat over. Het vrouwtje lijkt wat tegen te stribbelen maar Kwak verzekert
haar dat het echt wel veilig is op deze manier.
Op plaatje
drie hebben Kwik en Kwek zich bij hun broer gevoegd en gedrieën staan zij
tegenover de vrouw. Deze is echter niet dankbaar maar zeer boos. “Ik wilde niet
eens oversteken!” roept zij.
En op
plaatje vier slaat zij met haar wandelstok de broertjes op het hoofd.
Kende je
het? Vond, vind je het grappig? Mwah, hè.
Ondanks dat
ik het ook toen een wat flauw mopje vond, en ik normaalgesproken slecht in
het onthouden van mopjes ben, zag ik die plaatjes als het ware weer voor mijn geest
verschijnen.
Dat kwam
zo:
Het was op
een, zoals gezegd, mooie zomerochtend toen ik op mijn gemak langs een redelijk
drukke straat naar de markt wandelde. Voor mij liep een ouder echtpaar. Hij met
een lege boodschappentas in zijn hand. Zij een paar passen achter hem, wat
moeizaam achter haar rollator.
Toen het
stel bij een zebrapad aankwam, hij wat eerder dan zij, stopte een automobilist
en aan de andere kant nog eentje. De man met de tas deed een stap de weg op,
aarzelde even en draaide zich toen naar zijn vrouw om.
“Kom dan,
we kunnen oversteken!”
“Ja, ja,
rustig maar!”
“Maar ze
wachten op ons!”
“Ik ga toch
echt niet rennen.”
“Toe nou!”
Dit was niet
goed, vond ik. Die arme vrouw. Eén van de chauffeurs liet zo te horen de
koppeling al opkomen en zijn auto begon langzaam vooruit te glijden. Haar man
stond inmiddels aan de overkant en spoorde haar nog wat harder aan. Och, straks
zou ze misschien toch proberen te rennen en dan zou ze vast vallen....
Ik besloot naast haar te lopen en met een geruststellend "Doet u maar kalm aan, hoor!" haar over het zebrapad te begeleiden. Voordat ik echter aan mijn zin kon beginnen, knikte zij mij vriendelijk toe: "Blijf maar naast mij lopen, kind. Die meneer rijdt toch niet over oudjes als ik heen.”
Blijf maar
naast mij lopen....
Kind....
Langzaam liep zij verder met mij naast zich. Als een braaf kind in plaats van de redder in nood die ik dacht te zijn. Mijn wat onthutste gezicht begreep zij wel: "Het is goed, hoor. Het kan best eng zijn om zo'n drukke straat over te steken. Dan moeten we elkaar maar een handje helpen, toch?"
Ik kon niet anders dan bevestigend knikken en terwijl ik dat deed kwam steeds helderder dat oude mopje naar boven borrelen.
Waarom?
Waarom, vraag je je nu misschien af. Waarom moest ik aan dat mopje denken? Zij wilde, anders dan die vrouw uit
dat mopje, toch wél oversteken?
Nou… Weet je….
Ik niet.
Ik wilde
alleen helpen.
Ik moest
niet naar de overkant.
Daarom.
1 opmerking:
Dag Syl! Ik kwam na heel veel googlen op jouw blog terecht. Ik ben op zoek naar dat stripje als illustratie voor eenn Masterscriptie. Heb jij het misschien en wil je me er een foto of een scan van sturen? Bij voorbaat heel veel dank!
alexander.kist@gmail.com
Een reactie posten