“Hallo? Met wie? Och, wat lief dat je belt!
Ja, met mij gaat het goed, hoor. Ik ben niet ziek of zo.
Ik… ach… ik verveel me alleen zo, ik zie bijna niemand.
Van mijn kinderen mag ik de deur niet uit. Ik snap het wel, ik ben natuurlijk de jongste niet meer. En ze zorgen heel goed voor me, doen de boodschappen en zo. Ze bellen me elke dag op.
Maar toch hè…
Je weet dat ik die computerlessen bij jou altijd wat lastig heb gevonden maar nu mis ik het wel. En ik mis de theepauze tussendoor zo met de andere dames.
Nee, ik begrijp dat die lessen er nu ook niet zijn. En anders had ik er van de kinderen niet naar toe gemogen. Ik moet bijna elke dag beloven om echt niet naar buiten te gaan, niet verder dan het tuinhekje.
Je kent mijn kinderen niet dus ik kan het jou wel vertellen. Ik móet het even kwijt.
Nee, nee niks ergs!
Maar ik ben afgelopen week toch even naar de brievenbus geweest. Ik had wat kaarten gemaakt voor vriendinnen, die zullen nu ook wel huisarrest hebben, en die wilde ik toch zélf posten.
Ik was er expres vroeg voor opgestaan, zo heel vroeg zou er toch bijna niemand op straat zijn. Dat was ook zo maar ik vond het toch ook wat eng. Raar hè.
Eng en tegelijk ook zo heerlijk! Dat buiten op straat lopen zo heerlijk kan zijn!
En eng.
Och, het is zo’n rare wereld nu.
Ik vind het zo lief dat je even belt. Met jou gaat toch ook alles goed?
Ja, ik hoop ook dat het snel weer gewoon wordt!
Dat mijn kinderen niet meer bang hoeven te zijn voor mij.
O, dat ik dan ook weer zélf naar buiten mag!
Niet meer stiekem naar de brievenbus.
Dat dat niet meer heerlijk en eng tegelijk is.”
Geen opmerkingen:
Een reactie posten