Ik zit met mijn rug naar het trieste weer gekeerd op de vensterbank van de oude, inmiddels lege, flat van mijn moeder en ik kijk naar de man die de eerste oplevering doet in verband met de huuropzegging. Hij doet mij aan Martin Bril denken en hij is wel aardig.
“Bevalt het uw moeder in dat verzorgingshuis?”
“Het is nog wat moeilijk voor haar...”
“Ach...”
Volgens de brief zou de inspectie anderhalf uur duren. Anderhalf uur voor een woonkamer, een slaapkamer, een badkamer en een keukentje. En een bergruimte waar de wasmachine in had gestaan, samen met het droogrek. Ze kon al een poos de was niet meer zelf doen omdat de machine kapot was gegaan en wij het niet verstandig vonden om een nieuwe te kopen. Ze waste daarvoor al een poos met enkel wasverzachter en vond de programma’s zo lang duren. Later bleek dat zij om de vijf minuten bij de machine ging staan kijken en dan maar aan de klok draaide.
“Kan ik dan geen tweedehandse kopen?”
“Nee mam, die gaan ook zo stuk.”
“Maar ik wil niet dat jullie mijn was moeten doen! Ik wil het zelf doen... Ik wil zelf!"
Anderhalf uur. Wat zou hij allemaal opschrijven? Als we maar niet teveel nog “in de oude staat” moeten herstellen! Ik probeer me te herinneren hoelang mijn moeder hier gewoond heeft. Zes jaar? Zeven? Ik weet het niet meer. Ik loop wat rond en ga dan terug naar mijn plek op de vensterbank. Anderhalf uur voor zo’n kleine woonruimte... Maar o, wat kwam er nog een troep uit: twee ritten met een boedelbak naar de gemeentestort. Hoewel, troep... Het waren wel allemaal háár spullen. Spullen die zij misschien ook wel weg had gegooid als ze het zelf had kunnen uitzoeken, maar nu hebben wij dat gewoon gedaan. Gewoon in zakken, in dozen gepropt en in grote containers gegooid. Nou ja, gewoon...
“En die dozen hier?”
“Die zoeken we later wel uit.”
“Later?”
“Niet nu in ieder geval. Niet nu...”
Mijn rug wordt koud van het leunen tegen het raam en ik draai me om. Er valt zo’n miezerregen waar je doornat en koud van wordt. Dit is weer om met een kop thee en een fijn boek op de bank te liggen, om schemerlampjes aan te doen, om je keuken goed uit te soppen desnoods, niet om te kijken naar een woonkamer, háár woonkamer, waar zij niet eens afscheid van heeft kunnen nemen. Niet om naar de kale muren te staren, naar de plek waar dat kastje met de fotoalbums stond, niet om naar hetzelfde uitzicht te kijken waar zij naar keek als zij in haar stoel zat, hier bij dit raam. Haar stoel die nu in een “gemeenschappelijke” woonkamer staat, tussen de stoelen van de andere bewoners in. Haar stoel die er niet eens meer uitziet als háár stoel. Zelfs niet in mijn ogen.
“Zullen we even samen bekijken wat er voor de volgende inspectie nog gedaan moet worden?”
“Is het nog erg veel?”
“Nou, kijk...”
Ik sta op van de vensterbank en bedenk me dat het met zonnig weer ook een trieste ochtend zou zijn geweest.
3 opmerkingen:
Het valt niet mee. X
Dankjewel, Berna. Knuffel terug!
Ik voelde mij precies zo, toen het huis waar mijn moeder 40 jaar heeft gewoond werd geschouwd. En hoewel mijn moeder nu een mooi plekje heeft in een verpleeghuis zou ik toch nog weleens naar mijn moeder in haar eigen huis willen gaan.
Een reactie posten