Die donderdag staarde ik tijdens het ontbijt vertwijfeld naar buiten. Het waaide écht heel hard. De vlaggen voor het hotel wapperden bijna van hun stokken en ik zag hotelgasten voorovergebogen tegen de wind in naar de parkeerplaats ploeteren. Zou het echt gekkenwerk zijn om uitgerekend vandaag op het strand hard te lopen? “Je kan ook morgenochtend”, zei Peter. Ik trok een gezicht; de volgende ochtend zouden we uitchecken en dan werd het zo’n gehaast. “Of ik zet je aan de andere kant van het eiland af, in het bos, dan heb je wel eerst de wind pal tegen maar daarna van opzij en na de strandtent zelfs mee. Misschien is dat te doen.” We besloten om eerst poolshoogte te nemen, te kijken of het inderdaad te doen was.
Toen we bij het bos uitstapten, had ik grote moeite om het autoportier niet uit mijn handen te laten waaien. Man, wat een natuurgeweld! We liepen tegen de wind in de duinen op en kwamen bij een splitsing. Rechts was het redelijk beschutte bos en links het laatste stuk duin, bepaald niet beschut. We sloegen linksaf en kregen prompt een vlaag strandzand in ons gezicht. “Gekkenwerk!” dacht ik hardop. “Dit is gekkenwerk om hier te willen hardlopen!” Maar toen zag ik het strand. Het strand en de zee. Wow! Een foto maken lukte nog maar net (probeer maar eens een fototoestel stil te houden als je bijna uit je ondergoed waait) en de steile helling af lopen, onder normale omstandigheden moet je uitkijken dat je er niet van af rolt, leek met deze wind meer op de helling óp lopen. “Gekkenwerk!” dacht ik weer en ik vergat bijna van het uitzicht te genieten.
We liepen een klein stuk over het strand en namen toen een pad terug door de duinen naar het bos. “En?” vroeg Peter. “Wat ga je doen?” “Dit is gekkenwerk!” Mijn woordenschat werd er niet gevarieerder op. Ik baalde stevig. Van het weer, van mijn getwijfel, van dat ik het gekkenwerk vond. Het zou toch niet zo zijn dat ik voor niks mijn loopspullen had meegenomen? Dat ik deze keer niet over het strand zou lopen? Ik schopte balorig tegen de blaadjes, struikelde bijna over een afgewaaide tak en nam mezelf stevig onder handen. Ik zou toch ook gewoon door het bos kunnen rennen? Daar is toch niks mis mee? Achter de duinenrij langs? Dat zou ook behoorlijk afzien zijn maar dan kon ik wel lopen. Ik houd toch zo van lopen als het flink waait? Maar dit was niet flink, dit was hard, bijna stormachtig... Vogels waren aan het schuilen!
“Ik ga!” dacht ik. “Ja? Zal ik, zal ik toch?” En toen hardop: “Ik Ga! Ik ga gewoon!” Terug in het hotel trok ik mijn hardloopkleren aan en zette ik mijn haar met extra schuifjes vast. We stapten weer in de auto en Peter zette mij op het beginpunt af. Deze keer hield ik bij het uitstappen het autoportier stevig vast. Het eerste stuk voelde bekend en ik kon rustig inlopen maar toen was daar dè splitsing. Voor mij liep een gezinnetje. Ik baalde even, mensen moeten inhalen op een moeilijk stuk vind ik altijd lastig en dit zou een moeilijk stuk worden. Maar net dat ik de afslag linksaf nam, kwamen zij mij weer tegemoet. Moeder met haar sjaal voor haar gezicht voorop, zoon wat onwillig met vader erachteraan. “Maar die mevrouw dan!” riep hij en toen sloeg het zand me recht in mijn gezicht. Het prikte tegen mijn wangen, op mijn voorhoofd en, ondanks mijn bril, tegen mijn nog maar net op tijd dichtgeknepen ogen. Terwijl ik mij omdraaide, waarbij het koptelefoonoortje uit mijn oor waaide, hoorde ik zijn moeder antwoorden: “Gekkenwerk! Het is gekkenwerk met die wind!” Dat gaf mij het laatste zetje om door te lopen: wat nou gekkenwerk? Ik bepaal zèlf wel wat gekkenwerk is! Ik hield één hand ter bescherming voor mijn voorhoofd, de ander voor mijn mond en gleed-rende daarna de helling af.
Daar was mijn beloning in de vorm van wind-opzij. In combinatie met de zachte, bijna zuigende ondergrond van nat zand was het behoorlijk zwaar lopen maar dat mijn gezicht niet meer gezandstraald werd was een grote opluchting. Ik viste mijn oortje uit mijn paardenstaart en holde verder. En toen begon het genieten. Genieten met de wind van opzij en daarna in de rug. Genieten van springen over waterplassen, genieten toen ik trots mijn duim naar Peter die bij de strandtent stond kon opsteken en zelfs genieten toen ik weer door een zandstraalmoment de duinen door moest. Genieten toen het ook nog begon te regenen. En pas toen ik onder de tintelende douche het zand uit mijn haren, mijn oren en zelfs tussen mijn tenen vandaan spoelde dacht ik het weer: gekkenwerk, het was misschien wel gekkenwerk maar o, wat is dit héérlijk gekkenwerk! Wat is zo kunnen lopen heerlijk, super, fantastisch gekkenwerk!
1 opmerking:
oh wat ZALIG!
Een reactie posten