Volgens mijn moeder komt het door het vele
lezen, volgens mij is het juist omgekeerd, is het één van de redenen waarom ik zo van lezen houd,
feit is wel dat ik behoorlijk wat fantasie heb. En een ander feit is dat niet
iedereen dat altijd kan waarderen. Niet op elk moment in ieder geval. Vraag
bijvoorbeeld mijn ene zus (die goedgelovige) wat zij ervan vindt en ze zal
meteen met dat ene voorval van inmiddels zo’n dertig jaar geleden op de proppen
komen. En ze zal dat met net zoveel verontwaardiging vertellen alsof het
gisteren gebeurd is:
We zaten in een vakantiehuisje midden tussen
de Zwitserse bergen. De rest van ons gezelschap was een autorit aan het maken
waar wij tweetjes niet zoveel zin in hadden. Zuslief begon zich op een gegeven moment
wat zorgen te maken: ze waren langer weg dan verwacht, de wegen waren smal, de
afgronden diep en er-zou-toch-niks-gebeurd-zijn? Ik probeerde haar met een
grapje gerust te stellen, dat hielp niet. Ik probeerde haar af te leiden, dat
hielp ook niet. Zij bleef uit het raam turen in de hoop een bekende auto het
pad op te zien rijden en terwijl ik mee staarde en naar de bergen keek, floepte
het zomaar uit mijn mond:
“Zie je dat?”
Zus schrok op: “Wat? Waar? Zie je ze al?”
“Nee. Maar kijk... Die bergen....”
“Wat is er met die bergen?”
“Verbeeld ik het me nu? Nee... Het is ècht...”
“Wat nou? Wát?” Nu klonk ze bijna paniekerig.
“Het lijkt wel of die bergen dichterbij komen!”
“Syl! Houd op!”
“Kijk zelf, het is echt....”
“Houd op! Ik word bang! Dat kan toch niet!
HOUD OP!”
Nee, deze zus kon en kan mijn overdrijvingskunst
zoals zij dat noemt niet op prijs stellen. Ze heeft gezworen om mij nooit-nooit-NOOIT
meer te geloven maar is desondanks elke keer weer zo’n gemakkelijk
“slachtoffer”. Op de een of andere manier roepen mensen zoals zij juist
dergelijke verzinsels bij mij op.
Toch ben ik zelf ook niet altijd even blij met
mijn fantasie; het is namelijk niet iets wat ik zomaar aan en uit kan zetten.
Ik kan iets zien en dan opeens zit er een verhaal bij. Of meerdere verhalen.
Neem nou die vijver in het bos. Op het eerste gezicht is het gewoon een groene
bosvijver tussen de bomen langs een smal paadje. Mooi maar niks bijzonders.
Dan kijk ik nog een keer en zie ik een
sprookjesvijver. Er lijken elfjes tussen de grassprietjes te dansen, er zou
zomaar een kikker met een dubieus voorstel naast de plas kunnen zitten en staat er nou
een eenhoorn naast die ene boom?
Of ik denk opeens een kille wind te voelen.
Alles wordt in schaduwen gehuld en wat duikt er voor iets schimmigs uit het
water op? Witte wieven? Bosgeesten? Geesten van hopeloos verdwaalde hardlopers wandelaars
die al je levenslust uit je kunnen zuigen? O, rénnen! Weg hier!
Nah... mijn oma zei altijd dat je niet bang
moet zijn voor geesten, het zijn juist de levenden die je kwaad kunnen doen. Kwaadaardige
levenden... zoals moordenaars. Zo’n moordenaar die iemand omgebracht had en het
lijk hier in het bos, in deze vijver, verstopt heeft. Wat is dat daar tussen
die takken? Is dat een hand? OMG! Is dat een inmiddels slijmerige hand?
Het zal inmiddels duidelijk zijn dat mijn
hardlooprondjes in het bos niet altijd even relaxed en rustgevend zijn. Op zulke
momenten had ik graag wat minder fantasie gehad of op z’n minst de mogelijkheid
om het uit te schakelen.
Al doet het mijn gemiddelde snelheid vaak wel
goed. Dat dan weer wel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten