Er wordt wel gezegd (en gezongen): “... you don’t know what
you’ve got ‘till it’s gone...”. Dat klopt gelukkig niet altijd. Op het moment
dat Peter deze foto maakte, wist ik heel goed wat ik had. Twee prachtige
jongetjes, heerlijk vertrouwd in mijn armen genesteld terwijl de oudste ook nog
het handje van zijn broertje vasthoudt. Ik realiseerde me niet later pas hoe
kostbaar het was maar toen meteen al. En Peter zag het ook.
Ik weet dat je je kinderen niet voor altijd vast kan houden
en ik zal dat gevoel van onze zonen samen in mijn armen nooit vergeten maar ik
wilde de herinnering eraan tastbaarder maken. Tastbaarder en duurzamer.
Ik heb aan een ring gedacht, iets met hun namen, hun voorletters,
ik heb aan een armbandje en aan een hanger gedacht. En, omdat je sieraden kwijt
kan raken, ik heb zelfs aan een tattoo gedacht, eentje op mijn pols zodat ik er
naar kon kijken wanneer ik er maar behoefte aan had.
Een tattoo, ja. Ik heb aan een tattoo gedacht.
Ik, die niet tegen naalden kan, die flauwviel toen (nou ja,
nadat) er gaatjes in mijn oorlellen geprikt werden. Ik, die nooit een tattoo
zou nemen omdat het voor altijd zou zijn en “altijd” is wel erg definitief. Ik
heb heel lang met die gedachte gespeeld en ik heb die gedachte geparkeerd, ver
weg gestopt. Ik heb toch naar hangertjes gezocht maar toen ik de juiste maar
niet kon vinden, ging ik weer terug naar “Dan toch een tattoo? Ach, dat durf ik nooit!....”. Ik was er
niet constant mee bezig maar het heeft wel zo’n tien jaar in mijn hoofd
gecirkeld. Vaak op de achtergrond - soms, op verjaardagen van de jongens, op de
sterfdag van Max, als we Paul weer eens uitzwaaiden op Schiphol, op de
voorgrond.
Het aparte, voor mijn doen, was dat ik er met niemand over
sprak. Zelfs niet met Peter. Het bleef een diepe, stille wens. Een wens met hardnekkige twijfels van “zal ik?” en “durf ik?”. Totdat we in Seoul bij Paul waren en hij
“Ik wil jullie iets laten zien” zei. Hij stroopte zijn mouw omhoog en op zijn
onderarm zagen we de letter M in het blauw tegen een rode achtergrond. “Zijn
lievelingskleur en de mijne. Zo heb ik hem altijd bij mij.” Terwijl ik met één
hand mijn tranen droogde, mijn andere hand hield die van Paul stevig vast,
hakte ik eindelijk de knoop door. Het voelde heel logisch nadat ik zo’n stevig
en liefdevol duwtje van uitgerekend hem in mijn rug had gekregen.
Het is nu een maand geleden dat ik mijn tattoo heb laten
zetten. Ik geef het eerlijk toe: ik vond het doodeng! Toch, ondanks dat ik het
zo eng vond, wist ik voor honderd procent zeker dat ik het wilde, en ook wát ik
wilde: een infinity, het teken van oneindigheid, met er doorheen de initialen
van mijn zonen, waarbij de P en de M ook staan voor Pro Memorie. Pro memorie: ter
herinnering.
Het zetten is me heel erg meegevallen én, het belangrijkste,
het is precies geworden zoals ik wilde. Zoals ik al zo heel lang en zo heel
graag wilde.
Ik heb mijn tattoo. Zo heb ik mijn jongens altijd bij mij.
3 opmerkingen:
Wat mooi Sylvie!
Mooi!
Wat prachtig (en kwetsbaar) opgeschreven! Dank voor het inkijkje.
Een reactie posten