vrijdag 26 april 2013

Genieten



Haar verhalen zijn nog steeds bijna onmogelijk om te volgen maar... Ach, “nog steeds”... Zeg ik het toch weer: “nog steeds”, alsof dat weer goed komt. Op de manier van “Het regent nog steeds maar straks klaart het op!”. Nee, dat soort opklaren zit er niet meer in en toch maakt dat me niet verdrietig. Niet meer. Wat mij verdrietig maakte was het zien van haar machteloze boosheid, haar argwaan en haar angst. Maar nu, nu dankzij medicatie en het eindeloze en liefdevolle geduld van haar verzorgers de rust in haar hoofd terug is, kan ik naast haar zitten en naar haar geprevel luisteren zoals ik vroeger naar mijn brabbelende peuters luisterde. Knikkend als zij knikt, glimlachend als zij glimlacht  en vooral genietend van haar rustige blik.

Zij is zoveel vergeten maar zij weet nog dat ik haar kind ben. Als ze zich aan mij overgeeft als ik haar was en aankleed, zegt ze dat ik toch niet teveel moeite moet doen. Terwijl ze zich onwennig en wat angstig in de rolstoel haar kamer uit laat rollen, de kamer die ze al een paar weken alleen verlaat voor een bezoek aan de badkamer, en we buiten in de tuin zijn, vraagt ze bezorgd of het niet te zwaar voor mij is. En als ik haar in het zonnetje lekker frisse meloenstukjes voer, dringt ze aan dat ik er ook wat van eet. Zij is zoveel vergeten maar zij weet nog dat zij mijn moeder is. "Gaat het wel, meid? Kan je wel, schat?"


Ooit zal ook dat een keer uit haar hoofd glippen maar gisteren wist ze het in ieder geval nog. En gisteren heeft ze volop genoten. Van het eindelijk weer buiten kunnen en dúrven zijn. Van het heerlijke weer, het gefluit van de vogels, het geklingel van het bamboe-windorgel, de zachte wind door haar haren. Ze lachte om de zeepbubbels die ik voor haar blies en ze probeerde de bellen te vangen. En ik genoot van en met haar mee. Mijn moedertje. Mijn moeder.

“Dankjewel!” zei ze toen we weer naar binnen gingen. “O dankjewel voor alles!” zei ze tegen iedereen die we tegenkwamen. “Dankjewel!” zei ze met haar aarzelende stem en het meest nog met haar blije ogen.



Dank jij wel, lieve mam! 



zondag 21 april 2013

Over een gewoon vrouwtje en de wens die uitkwam



Er was eens een gewoon vrouwtje. Een gewoon, nuchter vrouwtje dat ondanks haar nuchtere geest  éven, al was het maar voor één dagje, behoefte had aan wat zorgeloosheid en magie in haar drukke leventje. Omdat zij heel goed wist dat dergelijke wensen bij toverfeeën zelden goed uitpakken (en bovendien helder omschreven moeten worden) stapte zij naar haar lange man en zei: “Ik wil zo graag weer eens naar de Efteling!”. De lange man keek zijn gewone vrouwtje over zijn leesbrilletje aan. “En je hoeft echt niet met mij in de Python,” voegde zij er snel aan toe. De lange man glimlachte (opgelucht?), zwaaide even met zijn iPad en voilà: een paar dagen later vielen er zomaar twee toegangskaartjes op de voordeurmat.

Op een mooie dinsdagmorgen reden het gewone vrouwtje en haar lange man naar het verre Zuiden. Daar wandelden zij eerst uitgebreid door het sprookjesbos. De zon scheen en dat was maar goed ook, want, zo bedacht het gewone, nuchtere vrouwtje: “Als je er bij stil staat was het hier toch ook niet allemaal rozengeur en maneschijn. 


Ze leefden misschien uiteindelijk wel lang en gelukkig maar wat eraan vooraf ging, daar hoef je bepaald niet jaloers op te zijn! Wat je hier tegenkomt! Ouders die hun kinderen zomaar het bos instuurden...


koningen met onmogelijke opdrachten, vreemde huishoudens,



kinderlokkers, glibberige kikkers die prinsessen chanteerden...  


enge heksen met rare eetgewoontes, jaloerse stiefmoeders en, zelfs al was je een fakir, dan had je nog een geestdodende baan.”


Aangezien dit bepaald geen zorgeloze laat staan magische gedachten waren, besloot het gewone vrouwtje samen met haar lange man in wilddraaiende kookpotten te stappen. Misschien dat haar zorgen dan uit haar hoofd zouden vliegen.


Voor de zekerheid klom ze daarna nog in de zweefmolen (alwaar ze de gemiddelde leeftijd fors omhoog haalde) en toen ze aan het eind van die rit richting Droomvlucht wankelde, leek de magie over haar neergedaald. Het gewone vrouwtje zag enkel nog sprookjesachtige werelden met lieve elfjes en wazige luchtkastelen.




Ze hoorde zacht geklater van lieflijke watervalletjes en betoverende muziek. “Ik zou dit graag nog een keer dromen!” zei ze tegen haar lange man en de twee kropen voor de tweede maal in het karretje. Gewoon omdat zij het wilden (en omdat er toch geen wachtrijen waren, zo op die mooie en vooral rustige doordeweeksedag).

En aan het eind van die zorgeloze, magische dag glimlachte het gewone vrouwtje diep tevreden de hele weg naar huis en als ze niet opgehouden is met glimlachen, dan glimlacht ze nou nog. 








donderdag 11 april 2013

Donderdag



Buiten mijn raam is het ikweetnietwatvoorweer. Ik heb griep en lig al een paar dagen met de gordijnen dicht in bed. Toch nog geveld, ja. Ik baal er stevig van; natuurlijk heeft niemand tijd om ziek te zijn maar nu komt het zó vreselijk ongelegen, om meerdere redenen ook nog.

Ik denk iets teveel dan mijn zere hoofd aankan. Aan de notulen die ik moet uitwerken, aan de workshop die ik nu mis, aan de afspraak die niet door kon gaan en wanneer dan wel, aan hoe het volgende week nu allemaal moet en of die hoofdpijn ooit wel over gaat. Maar het meest denk ik aan mijn moeder en dat ik nu niet naar haar toe kan.

Ik ben dankbaar voor alle lieve reacties die ik heb gekregen op het vorige stukje over mijn moeder. Heel, heel hartelijk dank iedereen! Het helpt me erg om het van me af te kunnen schrijven en het helpt beslist ook te weten dat er meegeleefd wordt.

In de keuken staat ikhebgeenidee. De keuken, trouwens de hele benedenverdieping, is nu Peters domein. Verder dan de slaapkamer en de badkamer kom ik nog liever niet.

Ik draag een schone nachtpon. Wacht, dit leg ik uit: vanochtend heb ik een krachttoer uitgehaald door het bed te verschonen en vervolgens was ik meer buiten adem en meer bezweet dan na een hardlooprondje met hellingen. Toen ben ik gaan douchen en nu heb ik dus een schone, als in: lekker frisse, nachtpon aan. Dat er dus niet gedacht wordt dat ik weleens in een niet-schone.... (Note to self: dit hele stukje straks doorhalen!) 


Ik maak me geen zorgen over Noord-Korea! Nee, nee, NEE! Ik doe het niet, ik wil het niet! Met Paul daar veel te dicht in de buurt knijpt het mijn keel te onnodig dicht. Daarbij heeft hij me net weer verzekerd dat er geen Zuid-Koreaan is die zich ook maar iets aantrekt van de dreigementen van Kim Jong-Un en waarom zou ik dat dan doen? Ja, waarom eigenlijk? (Nou.... *zucht*)

Ik ga zo maar weer eens een tukje doen. Veel drinken en veel slapen, dat schijnt het enige te zijn wat helpt bij een griep als deze. Veel drinken, veel slapen en weinig zorgen maken. Dus.

Ik lees, tussen mijn slaapjes door, het derde boek van Heather Gudenkauf. “In stilte gehuld” heet het en het is ontzettend spannend. Niet op een veel-actie-manier maar meer op een hoe-en-waarom-manier. Ondanks dat het om een misdaad gaat, heb ik niet het gevoel persé te willen weten wie nu toch de dader is, ik ben geboeid genoeg door het verhaal op zich. Het klinkt vaag, ik weet het, maar ik ben pas op de helft en ik vind eigenlijk dat, als je van het genre houdt, je dit boek zelf moet lezen. Net als haar andere twee boeken: “Voor mijn zusje” en “Broer”. #leestip



Ik hoop dat ik snel, in ieder geval aanstaande zondag, weer beter ben. Er is dan een bijeenkomst die “Herinneren en Verbinden” heet en gaat over de komst en inburgering van Indische en Molukse Nederlanders in mijn woon- en geboorteplaats. Zusje B. vertelde erover en vroeg of ik het leuk zou vinden om er naar toe te gaan, om er samen naar toe te gaan. Ik hoefde er niet lang over na te denken. Zoals waarschijnlijk elk “kind” heb ik er zo’n spijt van dat ik vroeger veel te weinig aan mijn ouders gevraagd heb, veel te weinig naar hun verhalen geluisterd heb en ik hoop dat de lezingen en drie-generatiegesprekken een paar van de vele hiaten zullen opvullen. O, ik hoop zo dat ik er naar toe kan! Desnoods met een overdosis paracetamol en een tas vol zakdoeken.

Om het huis hoor ik de stemmen van kinderen die uit school komen en het gefluit van vogels. Het zijn heerlijke geluiden om bij in slaap te soezen en dat is nu precies wat ik dus ga doen. In zzzzzzlaap zzzzzzoezen.... zzzzzz....




dinsdag 9 april 2013

Als je denkt



‘t is veel erger
dan je denkt
als je denkt
is ‘t nog erger

(Bert Schierbeek)


En dus probeerde ik niet teveel denken aan de mensen die zij ziet en hoort, en ik niet. De mensen die haar dingen laten doen die zij niet wil doen en die haar dingen vertellen waar zij heel, heel boos van wordt. Die mensen die zich in haar geest vermengen met de "echte" mensen om haar heen.

Dus probeerde ik niet te denken aan hoe vreselijk zij het zelf zou vinden als ze zou weten hoe argwanend, agressief zelfs, zij tegen de verzorgsters doet. Hoe lelijk op het vijandige af tegen mij zelfs. Zo "opeens".

Ik probeerde gedachten te blokkeren als: hoelang houdt haar lichaam deze onrust vol en wat als het niet lukt om haar de medicijnen die zij nu zo nodig heeft in te laten nemen? Wat gebeurt er dan met haar, met haar geest? Ik wilde het niet denken maar het was zo moeilijk.

Ik probeerde niet te denken aan krap een week geleden toen zij nog zo op mij vertrouwde en ik haar kon geruststellen. Het contrast met haar houding nù tegenover mij was te pijnlijk groot.

als je denkt
is ’t nog erger

Ik wilde niet denken, ik wilde er alleen zijn. Naast haar en bij haar. Om haar op te vangen als ze bijna uitgleed, haar te strelen als ze het toeliet en om dat ene kabouterliedje uit haar jeugd voor haar te neuriën. Om haar te verschonen, eten te geven en haar theekop vast te houden als ze haar verzorgsters weer van zich af sloeg. En vooral om haar haar medicijnen te laten innemen, desnoods zonder dat zij er erg in had, omdat die medicijnen nu zo vreselijk belangrijk zijn.

En nu, na een paar slopende dagen, avonden, durf ik weer te denken. Te denken dat het geholpen heeft, dat de medicijnen beginnen aan te slaan. Te hopen dat het wat rustiger in haar hoofd wordt. Gisteren was ze meer moe dan boos, de verzorgsters duldde ze nog niet om haar heen maar mij liet ze weer toe. Ik mocht haar helpen en ik mocht haar knuffelen. We hebben samen wat muziek geluisterd en ze wees me: “Kijk dan, zo grappig!”, de olifant die zij in de kamer zag staan. Ze heeft me gekust toen ik weer wegging en ze heeft mij nagezwaaid. Ze laat me weer toe...

Nu durf ik weer te denken en durf ik vooral weer te hopen. Erg is nog steeds heel erg, maar sámen kunnen we “erg” weer even aan.




donderdag 4 april 2013

Een biologische super-supermarkt





Een aantal jaren geleden zijn we begonnen met het steeds meer kopen van de biologische variant van producten die we veel gebruiken. Omdat dat diervriendelijker, gezonder, natuurlijker en lekkerder is. Veel van deze dingen kunnen we gewoon in de supermarkt krijgen maar tegenwoordig hebben we ons boodschappenrondje: super, zaterdagmarkt en af en toe naar de molen voor broodmix uitgebreid met een ritje naar biologische boerderijen en winkels. En sinds we ook op deze manier winkelen vinden we boodschappen halen bijna een uitje.

We wonen wat dat betreft in een ideale omgeving, het meeste is op een klein kwartiertje afstand van ons huis. De rit naar de zorgboerderij waar we inmiddels standaard onze eitjes halen, leggen we nu nog met de auto af maar straks, als het weer wat lekkerder wordt, zal dat een mooie fietstocht worden. Ik zeg nu wel eitjès maar eigenlijk zijn het eieren met bijna een hoofdletter. Ze zijn niet alleen groter, ze zijn ook onbetwistbaar lekkerder dan die in de (gewone) winkel! En de dubbeldooiers zijn ronduit dubbelgenieten. Voor mij geen supermarkteieren meer, ook al staat er “scharrel” of “vrije uitloop” op de doos.

Hoewel we hier in de buurt dus goed en lekker terecht kunnen (denk hierbij ook aan onze “fruit-achtertuin” de Betuwe) bleef ik elke keer de site van de Landmarkt bezoeken. Sinds Francine er een keertje over schreef leek ik steeds vaker de naam van deze biologische super-supermarkt tegen te komen. Maar om nou vanaf de Veluwe naar Amsterdam te rijden voor wat boodschappen...

Waarom eigenlijk niet? Waarom is het wel normaal om in een andere stad voor kleren te shoppen? En waarom zou je op tweede paasdag met honderdduizend landgenoten (waarvan zeker de helft met slecht ingehouden tegenzin) naar meubelboulevards gaan? Oké, die laatste gedachte slaat in dit verband even nergens op maar het bracht me wel op het idee om het Peter voor te stellen. En Peter zei: “Leuk, waar is dat precies?” 

Dus reden we op die heerlijk zonnige tweede paasdag met een boodschappenlijst, die dankzij tips van Francine dubbel zo lang en lekker was, een groot krat en een koelbox (ja, ik weet het: ik ben slim) naar de Landmarkt. Alwaar we ons in Luilekkerland waanden. Echt, in Lui-o-zo-lekker-land! Ze hebben er prachtige producten! Heerlijke, pure, meest lokale producten! Oestersaus zonder dat enge E621 (de opperduivel onder de E-nummers), vijgenbrood van enkel vijgen, dadels en amandelen (superheerlijk met wat pittige geitenkaas), prijswinnende sambalsoorten, een kaasafdeling waar Peter telkens naar terug liep, een visafdeling om blij van te worden en die groenten en dat fruit... Ik ben dol op fruit dat niet aanvoelt alsof het in kaarsvet heeft gelegen en dat ruikt naar fruit. Ik ben ook dol onbespoten groenten en op de geur van vers gebakken brood. Ik ben, samen met Peter, nu dol op de Landmarkt! 


We hebben er alleen geen dubbeldooiers kunnen ontdekken. Verhuizen naar de randstad zal er dus niet inzitten ;) 






Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...