vrijdag 29 september 2023

Carla van de kleuterschool


Zestig jaar geleden mocht ik nog niet naar “de grote school”. Het was 1 oktober geweest en ik had er al twee jaar kleuterschool opzitten maar het duurde nog bijna twee weken tot mijn zesde verjaardag en dus... Regeltjes, regeltjes.

Ik geloof niet dat ik er erg mee zat, niet dat ik me kan herinneren in ieder geval, mijn ouders heb ik ook nooit over een kleuterdrama gehoord. Ik weet nog wel dat ik het gezellig vond bij de zuster. (Ik zat op een katholieke kleuterschool en de hoofdleidster was een non.)

 

Het zal misschien ook door dat extra jaar zijn dat ik nog veel herinneringen, oké flarden van herinneringen, heb aan die tijd.

Zo weet ik nog goed hoe de grijze klei aanvoelde (wat viezig) en dat we aan het eind van de les er een vierkante homp van moesten maken met een holte in het midden waar dan een scheutje water in moest zodat het niet hard kon worden.

Ik kan nog enkele diabeelden voor mij zien van een schattig elfje, een piepklein meisje dat op een bloem leefde, en ik kan bijna moeiteloos weer die spanning oproepen van het kijken naar dat grote scherm in een donker klaslokaal.

Ik weet nog hoe we een papegaai moesten uitprikken en deze in een vogelkooitje van vouwpapier moesten plakken. Het “vogelvoer” bestond uit potloodslijpsel. 

Ik weet nog hoe leuk het was om over de stenen (!) rand van de zandbak te rennen, hoe de zuster ’s ochtends bij de ingang stond en hoe haar hand voelde als wij een kringspelletje deden en ik naast haar mocht staan (“net als die van mama”). Die zuster die zo mooi Pinkeltje kon voorlezen.

En ik herinner mij mijn eerste echte vriendinnetje: Carla.

 

Omdat Carla, net als ik, “onvoordelig jarig” was, waren wij als vijf- en later zesjarigen de meest doorgewinterde kleuters van de klas. Wij wisten tijdens ons tweede en zeker ons derde jaar "allang" van die gaten in de klei, de papegaai die eerst gekleurd en daarna uitgeprikt moest worden en van het sprookje van het elfenmeisje.

En we wisten hoe je het spel van de duizendpoot het leukste kon spelen. Wat de spelregels van de duizendpoot precies waren weet ik niet meer (dat dan weer niet) maar de clou was dat degene die mocht beginnen een klasgenootje aan moest wijzen om daarmee hand in hand tussen de tafels door te lopen, daarna weer een derde, een vierde enzovoort, totdat we met ons allen een lange sliert, een duizendpoot, vormden. Als “ervaren” kleuters mochten Carla en ik vaak als eerste beginnen. Dat kwam goed uit toen Freddie bij ons in de klas kwam en wij beiden dit nieuwe jongetje erg leuk vonden. Elke keer als we duizendpootje speelden en een van ons weer de kop van de duizendpoot mocht zijn, koos diegene heel strategisch eerst Freddie en dan de ander zodat we allebei hand in hand met hem konden lopen.

Kleuterliefde voor gevorderden, al stond onze vriendschap kennelijk wel een treetje hoger dan onze verliefdheid voor die Freddie.

 

Toen Carla en ik eindelijk naar de grote school mochten, waren we niet alleen maar blij. Carla bleek niet katholiek genoeg om samen met mij naar de grote school die bij ons kleuterschooltje te gaan. Zij ging naar de “openbare”. Die school stond qua afstand niet ver weg maar we konden desondanks niet meer zo gemakkelijk vriendinnetjes zijn.

Sterker nog, we werden geacht "tegenstanders" te zijn! Tegenstanders in een strijd tussen de “openbaren - stinksigaren” en de “kattelieken - elastieken”.
In de winter, als er sneeuw lag, probeerden de “openbaren” met een handvol sneeuw een kruis met daaronder een rondje (wat een elastiekje moest voorstellen) op de rug van ons “kattelieken” te zetten. Onze grootste frustratie was niet zozeer om zo gepakt te worden maar om nooit een herkenbare sigaar te kunnen tekenen. De rest van het jaar bleef het bij schelden en hooguit wat achter elkaar aanrennen, waarbij niemand wist wat te doen als zij of hij de ander ingehaald had. Tot iets wat op een vechtpartijtje leek is tussen beide scholen nooit gekomen. Ik heb er in ieder geval nooit wat van gemerkt.

Misschien omdat ik het niet over mijn hart kon verkrijgen om met die strijd mee te doen. Carla en ik waren dan wel uit elkaar gegroeid maar we waren ooit beste vriendinnen en als je drie leuke kleuterjaren en een Freddie gedeeld hebt, en dan roep je geen “stinksigaar” of “elastiek”. In ieder geval niet naar elkaar. Zeker niet naar elkaar.

 

Ik zei het al: ik heb alleen nog wat flarden van herinneringen. Leuke flarden maar wel flarden. Ik weet nog dat Carla en ik altijd samen speelden maar deden we dat alleen op school of ook bij elkaar thuis? Wat was Carla’s achternaam? Hoe is onze vriendschap verwaterd? Hielden we na verloop van tijd op met elkaar te groeten als we elkaar tegenkwamen, zij op weg naar haar “openbare” - ik naar mijn “kattelieke”? Heette Carla wel Carla?


Nee, dat laatste is een grapje.

Natuurlijk heette mijn eerste echte vriendinnetje wel Carla.

 

Maar heette Freddie wel Freddie? Was het niet Frank? Of Freekje? Sjoerd misschien?





vrijdag 22 september 2023

Zwart


De drie mannen, zo te zien collega’s tijdens hun middagpauze, stonden bij de bakker op de bestelling van twee van hen te wachten. Het saucijzenbroodje van de een en het frikandelbroodje van de ander lagen nog in de oven om opgewarmd te worden. Nummer drie, de andere twee noemden hem “ouwe” hoewel hij mij hooguit begin vijftig leek, had zijn appelflap al in de hand.

Hun gesprek ging over een man die zoveel zwart geklust had dat zijn maandelijkse inkomen hun salaris "ruim oversteeg" en "dat was toch asociaal" en  "een meer dan grof schandaal”. Ik had het berichtje over de man, een schilder, ook gelezen. Na jarenlang naast zijn bijstandsuitkering geschilderd te hebben, hij was zo kien geweest, om zijn inkomsten op de rekening van zijn ex-vrouw te laten storten moest hij, samen met die ex, voor de rechter verschijnen. Dit als gevolg van een anonieme melding.

 

“En dan hoeft hij maar een paar maanden te zitten!”

“Van onze belastingcenten ook nog!”

“Ja, dat nog een keer zelfs! Eerst van onze centen lekker bijstand trekken en dan nu gratis leven in de bak.”

“En wij maar werken en keurig belasting betalen terwijl dat soort aso's...”

“Mooi dat iemand hem aangegeven heeft. Die man mag een lintje krijgen!”

 

De heren Saucijs en Frikandel waren het gloeiend met elkaar eens. Ze waren als het ware tegen elkaar aan het opbieden hoe fout zij dergelijke praktijken vonden, de woorden “mannetjes" en "aso” vielen daarbij te pas en te onpas.

 

“Wat vind jij er eigenlijk van, Ouwe?”

Ouwe was net halverwege zijn appelflap en meer bezig met alle kruimels van zijn shirt dan met het gesprek van zijn collega’s.

 “Een lintje? Wie? Die zwartwerker toch niet?”

“Nee man, die kerel van die anonieme tip.”

“O. Ja. Nou... bijstandsfraude is natuurlijk erg verkeerd maar om dan zo’n persoon aan te geven... En dan ook nog anoniem...”

“Ja hallo, stel dat zo’n gast erachter komt dat je hem verlinkt hebt. Leer mij dat soort kennen! Nee, ik zou hem ook aangeven en ik zou het anoniem doen ook!”

Saucijs was het ook hier weer met Frikandel eens: “Het is wel makkelijk rijk worden van onze centen zonder ook maar een poot uit te steken!”

“Geen poot uitsteken? Ik begreep dat hij tegen de lamp liep omdat hij elke ochtend vroeg weg ging en pas aan het eind van de dag thuiskwam, lijkt me toch net een echte werkdag...”
Kennelijk vond Ouwe het wel leuk om een beetje olie op het vuur te gooien; mijn grijns die ik moeilijk kon verbergen werd in ieder geval door hem beantwoord.

Gelukkig kwam toen het meisje van de bakkerij met hun broodjes zodat er niet verontwaardigd gereageerd kon worden en na een korte stilte ging Frikandel over op een ander onderwerp.

 

“Trouwens, hoe is het met je keuken? Hebben jullie al een aannemer gevonden?”

“Dat was nog best gedoe. Ik ben me rot geschrokken van de offerte van dat ene bedrijf, je weet wel, maar ik heb nu via-via een mannetje gevonden die het wel wil doen. Wel na zijn werk natuurlijk dus het duurt even maar het scheelt een bom duiten, dat wil je niet weten!”

“Goed man! Neemt die vent nog meer klussen aan? Ik heb ook nog wel wat...”

 

Maar voordat Frikandel zijn vraag aan Saucijs kon afmaken kwam Ouwe, die ene met zijn subtiele humor en van fijn olie op het vuur, er tussendoor.
“Een mannetje? Ná zijn werk? Je bedoelt iemand die het zwart doet? Pas maar op, hoor!"
En daarna geruststellend:
"O, ík zal jou en hem niet verlinken maar hij hier.... Je weet het niet, hè. Hij zou het dan immers anoniem doen!”

 

 

vrijdag 15 september 2023

Een zeer grappig museum


Midden in het centrum van Harderwijk staat misschien wel het grappigste museum van Nederland. Het is in ieder geval het enige (geregistreerde) museum van een nog levende kunstenaar, wat op zich natuurlijk al heel bijzonder* is.
Ik heb het over het Marius van Dokkum Museum en als ik dit jaar één tip mag geven, ook aan niet-museumliefhebbers, dan is het: doe jezelf letterlijk een lol en ga naar dit museum.
(*Heel bijzonder, want ten eerste is Nijntje zelf geen kunstenaar en ten tweede leeft Nijntje alleen echt voor vierjarigen en jonger. Dus nee, het Nijntje Museum telt niet mee.)

 

“Marius wie?” denk je nu wellicht. Als je zijn naam niet kent, of, zo een, twee, drie, niet hérkent, dan ken je vast zijn schilderijen wel. Misschien niet zozeer zijn stillevens en portretten maar dan toch wel de humoristische, die met alledaagse, zeer herkenbare situaties. Veel daarvan zijn ook op wenskaarten en legpuzzels afgebeeld. Zoals van dat oudere stel dat een computer probeert te doorgronden of waarvan de man wat klunzig aan het schilderen is, van die vrouw op de fiets, van de buren die op het randje van een stevige ruzie staan. Met veel gevoel voor detail en minstens zoveel humor schildert Marius van Dokkum verhalen over mensen die je zomaar zou kunnen tegenkomen of die je zelfs bent, eh, kent.




Leuk weetje over het schilderij met de burenruzie-in-wording, de titel is heel toepasselijk “De druppel”, is dat het doek, nóg toepasselijker, onthuld is door mr. Frank Visser oftewel de Rijdende Rechter.

Meer leuke weetjes over zijn schilderijen zijn te horen via de audiotour, ingesproken door Marius van Dokkum zelf. Zo vertelt hij onder andere hoe Rembrandts Nachtwacht en de hedendaagse aandacht voor mobieltjes hem inspireerden tot het maken van “Beste reizigers”. Het is een groot en prachtig, ter plekke geschilderd, doek geworden.




Van Dokkum is hier en daar maatschappijkritisch maar nooit cynisch; hij wil zijn publiek een (lach-)spiegel voorhouden zonder iets of iemand belachelijk te maken. Zijn "hoofdpersonen" zijn vaak elkaars tegenpolen maar wie de sympathiekste is en wie de "bad guy", kan op het eerste gezicht dan wel duidelijk zijn maar als je beter kijkt en er nog eens over nadenkt...

Wie zou je bijvoorbeeld liever als buurman hebben: de luidruchtige voetbalfanaat of die ander met zijn minstens zo lawaaiige bladblazer? Ben jií misschien zo'n oranjefan of heb je zelf een bladblazer voor je postzegeltuin? Oei... 




Sinds ik vorige week in zijn museum geweest ben, zie ik overal Marius van Dokkum-figuren en situaties. Zoals toen ik laatst een stel van middelbare leeftijd samen op een brommer zag. Ze droegen identieke helmen en door hun weldoorvoede lichamen leek hun brommer een brommertje. Zijn wapperende shirt en haar gebloemde broek maakten het Marius van Dokkum-effect helemaal compleet.

Een paar dagen geleden stapte ik, vanwege de warmte al zeer bijtijds, voor mijn zondagloop de deur uit. Terwijl ik aan het inlopen was, kwam een man mij langzaam fietsend tegemoet.

“Zo, u bent er al vroeg bij!” riep hij opgewekt.

“U toch ook,” gaf ik een complimentje terug.

“Ha! Ik ga net pas naar huis!”

Toen pas zag ik dat de man er niet zo fris en fruitig uitzag als je zou mogen verwachten om kwart voor zeven uur ’s ochtends. En dat hij niet zo zadelvast op zijn fiets zat.

 

Ik vond deze ontmoeting met die verrassende draai wel grappig maar tijdens het vertellen erover bleek het toch een je-had-erbij-moeten-zijn-anekdote. Marius van Dokkum had er vast een leuk schilderij en dus een leuker verhaaltje van kunnen maken.

Dan had hij misschien de man met een slordig baardje scheef hangend op zijn fiets geschilderd en mij bij wijze van grote tegenstelling uitgeslapener maar ook (en helaas wat minder waarheidsgetrouw) extra fit en tanig afgebeeld. Om het leeftijdsverschil te benadrukken had de man een afbeelding van een rockband op zijn shirt gehad en waren mijn haren (nog) grijzer dan ze al zijn. 

De titel? Ik stel mij iets als “Morgenstond” of “Ook goeiemorgen!” voor.

Dat zou wat zijn: ik, of iemand een beetje als ik, op een schilderij van Marius van Dokkum. 

Ik zou van trots naast mijn (sport-)schoenen lopen en direct de legpuzzel kopen.


Maar goed: het Marius van Dokkum Museum in Harderwijk dus. Net als Harderwijk zelf met al die leuke straatjes, panden en terrasjes echt zeer de moeite waard!

Ik waarschuw je wel bij voorbaat: je blijft nog dagen net als ik en veel meer Marius van Dokkum Museumbezoekers allerlei heel typische en hilarische figuren en situaties zien 😉 

 

 


vrijdag 8 september 2023

Afkeurende blikken?


Een paar weken geleden las ik een artikel over roken in Hongkong:

 

“De gezondheidsminister van Hongkong heeft een nieuwe manier bedacht om mensen te ontmoedigen om te roken. Hij roept Hongkongers op om afkeurend naar rokers te staren.

De afkeurende blik moet ervoor zorgen dat mensen een drempel voelen om een sigaret op te steken in het openbaar, schrijft onder meer de krant South China Morning Post.

Minister Lo Chung-mau wil een rookvrije cultuur creëren in de stadstaat. "Sigaretten kunnen de gezondheid van ons allemaal schaden", zei hij in het Hongkongse parlement.”

 

Tja....

Zelfs als anti-roker die niet kan wachten op het officiële verbod op roken op terrasjes, die rokenden in haar directe omgeving wel bijna letterlijk kan wegkijken, denk ik toch “tja...”.

 

Een van de onderdelen van het schriftelijk examen voor Nederlands was, in mijn tijd, het schrijven van een opstel.

Het moest een bepaalde lengte hebben, iets van anderhalf of tweemaal een A4-tje (geen aantal woorden, het was nog in een pre-pre-Wordtijdperk) en voor het onderwerp kon je kiezen uit een aantal mogelijkheden.

Waarschijnlijk zat er tussen die mogelijkheden weinig wat mij inspireerde, een andere reden kan ik niet bedenken voor mijn besluit om te schrijven over roken en de gezondheidsrisico’s ervan. In die tijd rookte ik namelijk alsof er geen risico’s aan verbonden waren.

Van het opstel zelf weet ik nog dat het een uitgebreid (lees: veel alinea’s en de woorden zo ver mogelijk uit elkaar geschreven) betoog over nicotine, de verslavende werking en het effect op de longen is geworden met als afsluiting dat ik het zo op mijn zenuwen had gekregen mijn eigen horrorverhaal dat ik snakte naar een sigaret weer bij te komen.

Om eerlijk te zijn had ik meer de zenuwen over mijn eindcijfer dan van het beeld van zwarte longen maar ik kreeg een ruime voldoende, vond het een reuze grap dat ik als roker een kennelijk geslaagd anti-rookverhaal kon schrijven en pafte nog een aantal jaren onbezorgd door.

 

Totdat ik, jaren later, tot de conclusie kwam dat, ja, je verzint het niet, het verstandiger zou zijn om te stoppen met roken. Ik besefte dat het niet alleen een zeer ongezonde gewoonte maar ook een verslaving was geworden. Dubbel zeer ongezond dus.

Dus stopte ik.

En begon ik weer.

Stopte ik nog een keer.

Begon ik toch weer.

Deed ik nog een poging.

Die ook weer mislukte.

En als ik nou eerst zou minderen?

Geen. Goed. Idee. Niet voor mij in ieder geval.


Het was om wanhopig van te worden: "Waarom lukt het mij niet om te stoppen met zo’n slechte gewoonte? Waarom lukt het mij niet om te stoppen als ik het toch zo graag wil?" 

Het ironische was dat ik tijdens die weken, langer hield ik niet vol, van stoppen en toch weer beginnen meer afkeurende blikken kreeg dan tijdens al die jaren van “gewoon” roken. Afkeurende blikken (van een ander dan van Peter) wanneer ik rookte, kon ik negeren - de afkeuring als ik weer leek te falen werkte zo averechts als maar kon. Het werkte zo op mijn zenuwen dat ik snakte... enfin, zie slotzin van mijn opstel.

 

Uiteindelijk is het mij gelukt om er definitief mee te kappen. Zo definitief dat ik, zoals bijna elke ex-roker, een grote afschuw van sigarettenrook kreeg en nog steeds heb. Als er nu iemand in mijn omgeving een sigaret of shagje opsteekt, en met mijn reukvermogen is die omgeving erg groot, kan die persoon rekenen op een zeer afkeurende blik: ga weg, ga ergens anders zitten, ik wil die geur, die stank niet ruiken, ik wil niet meeroken.

Maar om nou op verzoek van een minister élke roker, dus ook die buiten de reikwijdte van mijn gevoelige neus en longen, afkeurend aan te kijken, dat gaat zelfs mij als overtuigd anti-roker te ver.

 

Misschien wil die persoon wel heel graag van het roken af maar lukt het even niet.

Misschien helpt bij haar/hem de truc van eerst minderen wel en komt het uiteindelijk goed.

Misschien zou je je eerst moeten verdiepen in hoe verslavingen werken.

Misschien is het een beter idee om mensen op te roepen om juist goedkeurend te kijken naar eenieder die géén sigaret opsteekt.

 

Afkeuring, veroordeling en chagrijnige blikken kunnen, net als sigaretten, de gezondheid van ons allemaal immers ook schaden.






 

 

vrijdag 1 september 2023

Weer thuis van vakantie




"Hé, ik hoorde van mam dat jullie vakantie wat tegengevallen is..."

 

“Wàt tegengevallen? Het was vréselijk!”

 

“Die hitte zeker...”

 

“Meid, ik wist niet waar ik het zoeken moest! Ik houd van zon en warmte maar veertig graden... Echt vréselijk! Het zwembad leek wel een pot vol pieren en ’s nachts deden we natuurlijk geen oog dicht van de hitte. Ron chagrijnig, kinderen aan het zeuren.”

 

“Maar er was toch een animatieteam? Gingen de kinderen daar niet naar toe?”

 

“Dat hadden ze na twee, nee, ik lieg, drie keer wel gezien. En dat all inclusive valt ook erg tegen. Elke dag in de rij voor datzelfde buffet en dan toch elke keer weer te veel opscheppen. En zo lekker was het nou ook weer niet. Weet je dat ik gewoon blij ben dat ik nu weer zelf kan koken? Echt!”

 

“Och, en je had zo’n zin in die vakantie...”

 

“Nou! Ik zag mezelf al aan dat zwembad liggen, cocktail erbij. Heerlijk niksen. Kinderen bij dat team en Ron op z’n fiets weg. Toen ik hoorde dat het zo warm zou worden, dacht ik alleen maar dat het wel lekker zou zijn. Echt niet dus, het was vreselijk, echt vreselijk! We waren allemaal blij toen die twee weken voorbij waren. Eindelijk weer thuis!”

 

“Maar Ron is toch wel wezen fietsen? Ik hoorde van Arthur dat hij verteld had van allemaal mooie tochten die hij gereden had...”

 

“Ron? Fietsen? O, wacht even, dit is een vriendin die vanmiddag thee komt drinken. Misschien belt ze af.”


 

Hoi Maaike.... Iets later? Nee, prima hoor.... Ja, gezellig om bij te praten... Vakantiefoto’s? Altijd leuk!... O, wij hebben het ook heerlijk gehad! Echt heerlijk!... Het is zeker wennen na zo’n all inclusive... Ja, vreselijk om nu weer zelf te moeten koken, hahaha.... Wat je zegt: twee weken is dan echt te kort!... Goed, we praten vanmiddag wel verder... Tot dan!


 

“Dat was dus Maaike, je weet wel. Bij haar is alles altijd mooi en leuk. Dus, nou ja...
Maar hadden we het over? O ja, Ron. Heeft hij verteld dat hij gefietst had? In die hitte zeker? Geen meter! Daar heeft hij nou zo over zitten chagrijnen. En dan tegen Arthur van die mooie verhalen ophangen, ha! Hij wil ook nooit voor een ander onderdoen, snap je zo’n man nou?”

 

 




Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...