Het voert iets te ver om koken mijn hobby te noemen maar ik heb er beslist geen hekel aan. Een beetje hakken, een beetje snijden, snufje van dit, scheutje van dat, pruttelpannetje op de kleine pit, lekker stukje vis in de oven, steeds sterkere geuren die Peter kwijlend naar de keuken lokken, fris glaasje erbij… zeker als ik er de tijd voor heb, vind ik het vaak een fijn moment van de dag. Omdat verandering van spijs niet alleen doet eten maar ook doet koken, probeer ik vrij regelmatig een nieuw recept uit, meestal eentje uit het maandblad van de supermarkt en meestal pakt dat goed uit. Een enkele keer echter niet.
Een week of wat geleden viel mijn oog op een recept voor lasagne van vier soorten groenten. Ván vier soorten groenten, niet mét, er hoeft namelijk geen pasta bij. Ik heb nog even getwijfeld; een van die groenten was namelijk aubergine en met aubergine heb ik een wat moeilijke relatie. Ik vind de buitenkant heel mooi met die dieppaarse kleur, maar de binnenkant… eh.. wat minder. Qua uiterlijk maar ook, niet altijd maar wel vaak, qua smaak. (Zompig is het woord dat nu het eerst bij mij opkomt.) De courgette, winterpeen en spinazie trokken mij over de streep; die drie groenten en een misschien iets te nonchalante achwieweetishettochwat-houding ten aanzien van die aubergine.
Het maken van de bechamelsaus ging soepeltjes, het roerbakken van de spinazie en het snijden van de groenten ook maar toen moest ik de courgette- en aubergineplakken grillen. En toen ontdekte ik dat ik aubergine gegrild er ook bijzonder onappetijtelijk uit vind zien. Heel erg bijzonder onappetijtelijk zelfs. Toch ging ik door. Zelfs toen Paul achter mij kwam staan met een opgeluchte blik omdat hij niet mee zou eten en confronterend kernachtig constateerde: “Dit wordt dus alleen saus met groenten. Dié groenten...”. Starend naar die bruine, slappe aubergineplakken kon ik dit alleen maar beamen. Waar, o waar was ik aan begonnen?
In ieder geval aan iets wat ik af moest maken, al was het met steeds minder vertrouwen in een smakelijk eindresultaat. Dat vertrouwen naderde het nulpunt toen ik er ook nog achter kwam dat ik net iets te weinig bechamelsaus had gemaakt om het geheel goed te bedekken. Gelukkig was de aubergine toen niet meer te zien...
Vijfenveertig minuten moest de lasagne in de oven. Vijfenveertig minuten waarin ik niet aan de pizza in de vriezer, een gebakken eitje op een bruine boterham en helemaal niet aan de patatzaak probeerde te denken. Vijfenveertig minuten waarin ik mezelf streng toesprak: “Wees toch zorgvuldiger in het uitkiezen van nieuwe recepten! Je weet toch hoe het tussen jou en aubergines zit! Wees toch niet zo... zo... zo nonchalant aubergine-stoer!”
En toen ging de ovenwekker...
En toen
O, wat hebben we gesmuld! Ja echt, we hebben gesmuld! Want lèkker dat deze lasagne tot mijn stomme verbazing was! Ondanks of dankzij die aubergine, maar hoe dan ook lèkker! Ik ga ‘m beslist vaker maken.
Alleen... zou je ergens kant en klaar gegrilde aubergineplakken kunnen krijgen?