vrijdag 28 april 2023

Beelden om naar te luisteren, muziek om naar te kijken


“Is Fabrique des Lumières wat? Staat ook op spoordeelwinkel.”

 

Toen vriendin J. dat voorstelde voor ons uitje wist ik nog niet wat dat was. Fabriek van lichten? Niet in Eindhoven maar in Amsterdam? De site maakte me wat wijzer en vooral nieuwsgieriger.

“Zie kunst tot leven komen” stond er en ik zag bekende gebouwen van Gaudí en bekende schilderijen van Dalí over mijn scherm glijden.

Ik dacht “Hè?” en “Wauw!” en “Jee, dit is niet zomaar een museumachtig iets”, daarna nog een aantal keren “Wauw!” en toen, wat zachtjes: “O, Gaudí...” (ik ben een groot bewonderaar van die architect/kunstenaar). Voor de vorm en uit gewoonte heb ik nog naar een alternatief voor ons dagje-uit gezocht maar eigenlijk stond het al vast: dit is niet te overtreffen, dit lijkt zo bijzonder; dit moeten we doen.

 

Wat we in de Westergasfabriek aantroffen vind ik lastig te beschrijven; echt onmogelijk zonder een overvloed aan superlatieven. Val bij het lezen dus niet over woorden als “overdonderend” en “meeslepend” en “hallucinerend”.

Ik las ergens dat het een “immersieve expositie” wordt genoemd, een expositie waarin je wordt ondergedompeld dus. Nou en óf wij werden ondergedompeld!

Hieronder volgt een beschrijving, een poging tot een beschrijving, van onze onderdompeling. (Met, ja echt, zo min mogelijk superlatieven.)



We stonden daar tegen een wand in een grote, hoge ruimte. Een grote, hoge ruimte die langzaam donkerder en donkerder werd. Er verscheen een lichtje, nog meer lichtjes, er verscheen een sterrenhemel. Niet alleen tegen het plafond maar overal om en zelfs over ons heen begon het te schitteren. Er klonk muziek van Gershwin en de sterren maakten plaats voor de prachtige, sprookjesachtige gebouwen van Gaudí. Om ons heen golfden kleuren, gevels, torens, het betoverende Parc Güell, de wereldberoemde Sagrada Familia. We kwamen ogen en, vanwege de muziek (naast Gershwin ook mijn favoriete "Riders on the storm" van The Doors), oren te kort. We maakten foto’s maar beseften meteen al dat die dit spektakel niet zouden kunnen weergeven. “Kijk daar!”, “O, aan die kant!”. J. en ik waren niet de enigen die dit tegen elkaar zeiden.

Deze ervaring was minstens zo indrukwekkend als toen ik dit alles in real life in Barcelona zag. Die combinatie van muziek en kunst en daarbij het gevoel dat je er niet gewoon naar kijkt en luistert maar er middenin zit: het was overdonderd en adembenemend.




Het licht ging weer aan en we konden even bijkomen. We verlieten ons plekje langs de muur en vonden een zitplaats. We wisten nu wat we konden verwachten. Dachten we. Ha, niet echt dus.
“Shine on you crazy diamond” van Pink Floyd klonk en we kwamen terecht in de onwerkelijke wereld van Salvador Dalí. Zijn surrealistische schilderijen gleden over het scherm, de vloer, het plafond. Paarden en olifanten op uitgerekte poten liepen over de wanden, tijgers sprongen in slow motion uit elkaars bek, nummers van Pink Floyd vloeiden in elkaar over, niet als begeleiding maar als onderdeel van een bijna psychedelische ervaring; een werveling van beelden en muziek.



“Al je zintuigen worden geprikkeld,” hoorde ik iemand zeggen. “De mooiste achtbaan waar ik ooit in gezeten heb,” zei een ander. Vooral met die laatste opmerking kan ik het voor meer dan 100% eens zijn.

 

Ook als je geen museumliefhebber bent, zelfs als je Dalí onbegrijpelijk vindt en/of niks met Gaudí hebt (sorry, maar zeker dat laatste vind ik wat onvoorstelbaar), dan nog kan ik je een bezoek aan Fabrique des Lumières van harte aanraden. Ik heb zelden zo’n divers publiek met zo’n lage gemiddelde leeftijd zien genieten als vorige week.

 

Vorige week alweer... en ik ben nóg onder de indruk.

 

 


vrijdag 21 april 2023

Draak


Ondanks dat ik al bijna twee jaar niet meer in de bibliotheek werk, word ik nog geregeld voor een van de medewerkers aangezien. Buiten op straat maar zeker als ik weer eens, maar dan nu als lener, in de bieb rondloop.

“Mag ik u wat vragen?” - “Sorry, ik werk hier niet meer.” Het zijn bekende zinnetjes en af en toe volgt er dan een gezellig gesprekje.

Af en toe.

Niet altijd.

 

 

“Mag ik u wat vragen!” (Met een uitroepteken, ja, geen vraagteken.)

“Sorry, ik werk hier nie...”

“Dat van dat voorlezen in, waar was het, Rotterdam? Dat is toch ábsúrd!”

“Uh...?”

“Nou, dat met die draakqueens! Ja, ieder zijn ding, hoor, maar met kinderen! Ik ben niet van het protesteren met spandoeken en dat soort dingen maar nu, nou, ik snap het wel!”

“Dragqueens. En...”

“Wat?”

“Dragqueens. Geen draakqueens. En trouwens...”

“Ik weet niet of u het hier voor het zeggen heeft maar ik mag toch hopen dat u zo’n... zo'n ábsúrd persoon hier niet laat voorlezen!”

“Mevrouw. Ik werk. Hier. Niet meer. Maar als dat nog zo was en als ik het voor het zeggen had dan...”

“Daar zijn toch zeker voorschriften voor. Regels van fatsoen of hoe dat heet. Die kinderen moeten toch beschermd worden tegen dergelijke figuren!”

“Als, ik zeg: áls, ik het voor het zeggen had, dan zou ik zeker alleen fatsoenlijke mensen voor het voorleesuurtje kiezen en...”

“O, gelukkig, u bent het met mij eens! En dan niet van die draakqueens, toch?”

“En dan zou iemand als u zeker niet in aanmerking komen.”

“Pardon?”

“Ten eerste omdat ik het totáál niét met u eens ben. En ten tweede omdat ik het zeer ònfatsoenlijk vind zoals u over andere mensen praat én dat u mij telkens in de rede valt.”

“Nou ja!”

“En het zijn dragqueens. Geen draakqueens.”

“Tssss!”

“Dráák!”

 

Nee, dat laatste zei ik niet. Dit gesprekje was zonder die opmerking al ongezellig genoeg. (Bovendien had zij zich na dat verontwaardigde "Tssss!" al omgedraaid.)

Achteraf gezien had ik het misschien anders moeten aanpakken; ik had haar ook kunnen vragen waarom zij zo tegen dragqueens aankeek, waar zij in vredesnaam de bedreiging zag, waarom zij het “ábsúrd!” vindt als iemand niet is zoals zij.

Misschien was het dan een ander, een beter gesprek geworden. Maar erg waarschijnlijk is dat niet, want haar kennende (ik had haar ook herkend, en dan niet als de meest gemakkelijke, vriendelijke klant), had zij mij nooit uit laten praten.


En tegen bepaalde draken valt nu eenmaal niet te vechten.



vrijdag 14 april 2023

Horror!


Iemand in het universum heeft niet goed opgelet, heeft te snel en te onnadenkend gehandeld en ik ben niet blij, helemaal niét blij. 

 

Het universum, ja. Ik geloof niet in een soort opperregisseur die vanuit haar of zijn regisseursstoel bepaalt hoe alles (als in: het hele leven van iedereen) verloopt. Dat vind ik een wat cru beeld, om het wat mild te zeggen. Ik stel me daarom liever een universum voor dat lijkt op de afdeling waar ik ooit een blauwe maandag heb gewerkt. 

 

Het was er heel gezellig en er werd ook wel wat meer gedaan dan de twee K’s (koffiedrinken en kletsen) maar niemand van ons geloofde serieus dat iets van ons werk echt Belangrijk was. Natuurlijk zaten we er niet voor de kat zijn achterkant maar als we een dag (of twee of drie) thuis zouden blijven, zou de maatschappij dat niet gemerkt hebben. Niet dat dat erg was, de maatschappij heeft immers haar/zijn eigen verantwoordelijkheden en er bestaan ook zaken als overmacht en domme pech maar 

onze souschef dacht daar heel anders over. Daar was hij voor aangenomen en daar werd hij voor betaald. 

Met zekere regelmaat liep hij daarom met strenge blik over de afdeling en degene die die blik dan voelde branden opende vervolgens snel zomaar een map, krabbelde een memo of besluit, gaf het aan een ander door en de maatschappij wist weer even dat onze afdeling bestond. Waarna de souschef terug naar zijn bureau ging. Om koffie te drinken. Niet om te kletsen.

 

Zo ongeveer zie ik graag het universum en hoe daarin “gewerkt” wordt. Je kan het raar vinden, totaal verknipt desnoods maar zonder dit beeld zou ik niet “Het is wat het is” en “Je kan niet bepalen wat je overkomt maar wel hoe je ermee omgaat” kunnen denken. Als ik in plaats van die afdeling en die willekeurig rondlopende souschef één allesbepalende regisseur voor mij zou zien, zou ik de ene keer erg verdrietig, de andere keer woest van razernij worden. Dan zouden er momenten zijn waarop ik die ene persoon wel kan vervloeken. Nu hoef ik mij alleen te richten op die overijverige souschef en dat willekeurig rondlopen van hem. De man beslist zelf niets, hij kijkt enkel streng waardoor er tussen de twee K’s door niet alleen prettige memo’s geschreven worden maar helaas ook besluiten de afdeling uitgaan die op z’n minst vervelende gevolgen kunnen hebben. 

 

Zoals die beslissing dat wij sinds gistermiddag geen verbinding met het internet hebben. 

Geen internet, mensen, wij hebben geen internet! 

Geen internet is (voor mij) als pure horror, als een navigatiesysteem dat “Over driehonderd meter... weet je, zoek het zelf maar uit.” zegt, als een auto met de sleutel nog in het contact, de portieren op slot en waarvan de motor nog aan is terwijl jij ernaast staat. Zonder toiletpapier zitten is gemakkelijker op te lossen. (Tenzij we ook geen keukenrollen en/of water hebben maar mijn punt zal duidelijk zijn.) 

 

Hoe moet ik nu weten of het straks wel of niet gaat regenen? Wat het nieuws van de dag is? 

Hoe kunnen wij nu onze boodschappenlijst maken zonder dat we weten wat er in de bonus is? 

Hoe kan ik zonder een tutorial op YouTube de tas afmaken die ik aan het naaien ben? Mijn Wordfeudpotjes winnen? Yoga’en? 

Hoe verlopen onze gesprekken nu we Google niet kunnen raadplegen als we ons gelijk willen halen (“Nee, dat was niet toen, dat was...” en “Wedden? Ik zoek het even op!”). 

 

Damn you, souschef! Waarom neem jij je functie ook zo overdreven serieus? 

Door jouw tussenkomst werd er op die afdeling van jou niet gezellig doorgekletst en een zoveelste bakkie koffie gehaald maar moest er snel-snel een map met de naam van onze straat (wijk?) gepakt worden.  

Door jouw strenge blik werd er tussen die twee K’s door een vlugge en daardoor onnadenkende krabbel gezet onder een beslissing om de glasvezelverbinding in onze straat (wijk?) door te knippen. (Of wat er ook gebeurd is - ik kan het niet opzoeken, hè!) 

Door jou ben ik nu zo van slag dat ik me vanochtend afvroeg of er nog wel water uit de kraan zou komen, zo uit mijn doen dat ik verbaasd was dat een buurman toch naar zijn werk reed. 

Door die storing (dus dankzij jou!) vindt Peter mij weer eens een dramaqueen en moet ik mij (als ik weer wifi heb, áls!) door reacties als “Belachelijk, zoals wij afhankelijk zijn van internet! Nee, dan vroeger...” heen worstelen.  

Door jou en die strenge blik van jou zit ik nu in de bieb deze blogpost te uploaden; mijn 4G databundel kan dit namelijk niet aan. 

Je kan plichtsgetrouwzijn ook overdrijven, hè! 

 

Blijf voortaan alsjeblieft achter je bureau zitten met je strenge blik. Neem er een extra kop koffie bij, maar loop vooral niét rond. Of kies iemand die, van schrik omdat jij weer eens zo onverhoeds opduikt, een opdrachtbriefje pakt waarop “Internetverbinding herstellen. NU!!” opstaat en deze ondertekent. 

O, doe dat! Doe vooral dát! 

En neem daarna ontslag en ga met pensioen (kan ik je van harte aanbevelen). Of zeg je baan op en ga aan de slag als glasvezelhersteller/internetverbinder of hoe dat heet (en maak zo alsnog wat van je leven). 

Het lijkt mij namelijk een nog mooier beeld: een gezellig kletsend, koffiedrinkend universum zonder souschef en zonder vervelende memo’s. 

 

Maar eerst, souschef, kletsende koffiedrinker, wie dan ook: geef ons ons internet terug! 

Alsjeblieft! 

Alsje-heel-erg-blieft! 

 

 

vrijdag 7 april 2023

Als je haar maar goed zit...


"Ach, als je haar maar goed zit!"

Tja, een bekend maar tegelijk vreselijk zinnetje dat wordt gebruikt om iemand bij tegenslag op te beuren maar waarmee negen van de tien keer het tegenovergestelde wordt bereikt. Zeker bij mensen die letterlijk bijna dagelijks met (sorry, ik kan het niet laten in dit verband) hun handen in het haar zitten.

 

Ik ben zo’n persoon. Mijn haar is niet steil maar krult ook niet echt. In ieder geval niet de “juiste” kant op. Als ik weer eens kreunend en steunend voor de spiegel stond zei mijn moeder altijd gelaten dat mijn haar nu eenmaal net zo eigenwijs was als ikzelf ben. Nou, dan weet je het wel.

 

Het is natuurlijk piepklein leed met alles wat er in de wereld speelt maar het is wel leed en leed mag je niet vergelijken. Bovendien hebben heel veel mensen hiermee te maken. Vrouwen én mannen. Zo vertelde een voormalige collega (m) ooit haarfijn (nog een keer sorry) dat hij, zichtbaar grootafnemer van extra sterke gel, elke ochtend zeker een uur besteedt aan het modelleren van zijn kapsel en om de vier, het liefst drie, weken bij de kapper zit. En niet (natúúrlijk niet!) bij zomaar een kapper maar altijd bij die ene speciale.

 

Inmiddels ben ik al meer dan tien jaar ook zo gelukkig dat ik zo’n “ene speciale” heb gevonden.

Voor die tijd was het uitproberen, denken dat het goed was maar toch teleurgesteld worden of meteen weten we geen match waren en verder tobben.



Van de een kwam ik elke keer thuis met een professioneel geföhnd hoofd waardoor het heel wat leek maar wat ik met mijn onhandigheid en ongeduld nooit na kon maken.

De ander knipte standaard minstens vijf centimeter meer af dan ik aanwees (en zonder bril is dat moeilijk te controleren). En weer een ander hield meer van kletsen dan van knippen. (Het weer was haar lievelingsonderwerp, ik heb haar eens gevraagd of zij familie van Piet Paulusma was maar die grap snapte zij niet.)

Het is mij ooit gelukt om een afspraak te maken bij een haarstylist die zo geroemd werd dat mijn hele omgeving jaloers op mij was; na zijn behandeling ben ik huilend van ellende thuisgekomen en heb ik zeker twee dagen niet in een spiegel willen kijken.

 

Ik heb een kapper gehad die altijd heel “creatief” zijn eigen gang ging wat ik ook zei (en dan heb ik, sorry, daar ga ik weer, toch te weinig haar op mijn tanden om tegen zo iemand in te gaan), eentje die “intuïtief” knipte, wat betekende dat het haar droog moest zijn (later bleek dat zij een hekel aan haren wassen had) en eentje die mijn pony zo knipte dat het alleen goed zat als ik wind mee had.

En altijd lag het aan mij omdat ik geen lak of gel wilde gebruiken (“Gevoelige hoofdhuid? Tja, wie mooi wil zijn...”)

Ach, ik heb ook wel fijne kappers gehad maar die gingen dan met pensioen of zwangerschapsverlof, gingen scheiden of juist trouwen (wat dan kennelijk niet meer combineerde met hun werk) of stopten om een andere reden.  

 

Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik zo'n beetje elke kapperszaak, en ook een paar thuiskapsters, in Ede en omstreken wel heb gehad. Een paar zaken heb ik in mijn zoekronde zelfs twee keer geprobeerd. Niet omdat ze goed bevielen maar omdat ik hoopte dat daar inmiddels, je weet maar nooit, dé kapster/kapper zou werken.

 

Op die manier trof ik uiteindelijk kapsalon A. en kapster L.

L. is altijd opgewekt en, heel belangrijk, vol aandacht. Voor mij én voor mijn haar.

Met L. klets ik ook wel over het weer maar ook over heel veel andere onderwerpen. Inmiddels weet zij precies hoe eigenwijs, eenmaal droog, die ene kant van mijn haar valt en welk model niet alleen bij mijn gezicht past maar ook bij mijn gemakzucht om mijn haar gewoon op te laten drogen in plaats van met een föhn. Bij haar durfde ik het aan om van een lengte tot bijna mijn middel naar vlak onder mijn oren te gaan. Als kers op de taart masseert zij ook nog mijn hoofd tijdens het wassen.

Ik wil nu niet beweren dat mijn haar er elke dag tiptop uitziet (I wish!) - als ik weer eens met coupe windhoos rondloop ligt dat niet aan de knipkunsten van L.: eigenwijs haar blijft eigenwijs haar. Maar dankzij L. is naar de kapper gaan iets om me op te verheugen in plaats van, zoals in die donkere dagen van vroeger, te vergelijken met een combinatie van tandartsbezoek, een mammografie en het moeten updaten van mijn telefoon.

 

Eind goed, al goed, zou je nu misschien denken. Of, als je het al voelt aankomen, is er nu iets met L. aan de hand?

Nou, er is wat met de handen van L. aan de hand waardoor zij voor onbepaalde tijd niet kan werken.

Ik voel nog mijn haren te berge rijzen (het wordt wel wat flauw, hè) toen een van haar collega's mij met deze boodschap belde. Of ik het goed vond dat iemand anders mij zou knippen....

Tja, wat kon ik antwoorden? (Nee, nee, niet “Geen haar op mijn hoofd!”)

“We hebben sinds kort iemand in dienst waar wij heel blij mee zijn, iemand die L. zelf ook aanbeveelt. Dus...?”

Dus ben ik maar naar die ander toe gegaan. Met mijn eigenwijze haar, dat niet steil is, niet krult, waar ik geen gel en lak in wil en dat, door mij, met geen föhn te fatsoeneren is, en met heel veel lood in mijn schoenen.

Als er toen iemand in mijn buurt was geweest die bij wijze van troost "Ach, als je haar maar goed zit!" had gezegd, had ik die persoon wel in de haren... nou ja, iets met kunnen vliegen...



Wat zeer onterecht zou zijn geweest omdat (spoiler) L., behalve goed knippen, ook goed kan aanbevelen.


 


 

 

 

 

 


Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...