maandag 30 augustus 2021

De avond voor dé sprong

Morgen is het zover: morgen gaat een wens die ik al zo lang heb dat ik niet eens meer weet waar die vandaan komt in vervulling. Morgen ga ik voor het eerst (en, om goede redenen, hoogstwaarschijnlijk ook voor het laatst) uit een vliegtuig springen.
Met een parachute. Uiteraard. O, en met iemand die weet hoe het moet. Ook uiteraard.

(Dat “springen” moet je overigens niet al te letterlijk nemen. Het gaat om een tandemsprong waarbij ik vastgekoppeld zit aan een instructeur, de tandemmaster, deze bepaalt wanneer wij het vliegtuig uitgaan. Als dat moment van mij af zou hangen, kon dat weleens heel veel vliegrondjes kunnen duren.)

Zoals ik al zei, is parachutespringen een wens die ik al járen heb. Ik kan me niet eens meer herinneren hoe ik erbij kwam om zoiets te willen - ik ben niet eens fan van achtbanen en dergelijke - maar elke keer als ik, meestal voor en tijdens de Airborne herdenking, parachutisten op de hei zag, kriebelde het in mijn buik en zeurde “Ik wil óók!” door mijn hoofd. Het is alleen ook iets waaraan ik voor mijzelf geen geld zou uitgeven: een best bedrag voor iets dat, hoe leuk ook, binnen een uurtje voorbij zou zijn, nee... 

Maar toch, ik bleef het zó graag willen.


Het lijkt me namelijk een meer dan bijzondere ervaring. Niet alleen om vrij, vrijer dan vrij, in de lucht te "hangen" en de aarde onder mijn voeten te zien maar ook, en ik weet dat weinigen zich dit kunnen voorstellen, om dwars door mijn angst te gaan: "Stel dat ik val? Maar o, stel dat ik vlieg?"

Want, geloof me, ik realiseer me heel goed dat het op z’n minst wat onnatuurlijk zal voelen om op drie kilometer hoogte uit een vliegtuig te springen. Ook al is het met een parachute. En een tandemmaster.


Maar straks dus, over een paar uur, is het echt zover: dankzij gulle giften van (inmiddels ex-)collega's en het idee van een lieve vriendin, aan wie ik ooit mijn wens heb verteld en die mij zo goed kent dat zij dat niet als grootspraak beschouwde, kreeg ik bij mijn afscheid een tandemsprong cadeau.  



Een tandemsprong.


Cadeau.


Ik ging door allerlei emoties, van stomme verbijstering naar ontzettend dankbaar en blij zijn. Van eerdergenoemde kriebels in mijn buik (maar dan het drievoudige ervan) naar “Ga ik dit ècht doen? Stel dat ik val...”, om uit te komen bij het maken van de reservering en, tot mijn eigen verbazing, op dit moment, de avond tevoren, nul zenuwen en klamme handjes maar alleen het spannende gevoel van "Stel dat ik vlieg!"


Morgen! Morgen is het zover!

Morgen ga ik ein-de-lijk parachutespringen!! 


 

 

(Wordt vervolgd. Hopelijk. Ga ik wel vanuit. Vindt Peter ook fijn.) 




zondag 15 augustus 2021

Vandaag herdenk ik

 


Vandaag herdenk ik mijn ouders en hun tijd tijdens de tweede wereldoorlog. 

Net als velen van hun generatie hebben zij er niet veel over verteld. En net als velen van mijn generatie heb ik er amper, eigenlijk helemaal niks, over geleerd en gehoord tijdens de geschiedenislessen op de lagere en ook, zelfs, middelbare school. De tweede wereldoorlog speelde zich af in Nederland, in Engeland, Amerika’s Pearl Harbor maar niet in Indonesië, zo leek het wel. De lessen en boeken gingen over Duitse bezetters, de hongerwinter en de kampen, niet over Japanners, de spoorlijn van de dood en hoe erg het ook kon zijn als je juist niét in een van hun kampen zat. 

 

De kennis die ik nu wel heb over die tijd, die tijd van mijn ouders daar in hun geboorteland, heb ik zelf bij elkaar gesprokkeld. En met alles wat ik inmiddels weet, besef ik tegelijkertijd dat er zoveel is wat ik niet weet en waar ik hoogstwaarschijnlijk nooit achter zal komen. Ik kan het mijn ouders niet meer vragen. 

Of dat erg is? 

Ja en nee. 

 

Ja, omdat ik graag wil wéten: ik heb alleen flarden verhalen te horen gekregen en ik houd van volledigheid. “Hoe was het echt? Hoe was het voor jullie?” 

 

Nee, omdat door mijn vragen mijn ouders die tijd weer zouden moeten doormaken en “soedah, laat maar, niet meer over praten, geweest is geweest, we moeten verder”. 

 

Ja, omdat ik in elke documentaire, elk boek over die tijd in dat land de gezichten van mijn ouders denk te zien en dan knijpt het in mijn keel. Hoe in vredesnaam hebben zij dit kunnen doorstaan? Hoe kan het dat zij nog plezier konden hebben, nog konden lachen? 

 

Nee, omdat door mijn vragen mijn ouders die tijd weer zouden moeten doormaken en ik mij de schaterlach van mijn moeder en het gegrinnik van mijn vader nu, jaren na hun dood, nog moeiteloos en met veel liefde kan en vooral wil herinneren. 

 

Mijn moeder heeft nooit in een jappenkamp gezeten. “Gelukkig maar,” zei zij er dan bij. “Want die Jappen waren wrééd!” 

Later leerde ik hoe zwaar buitenkampers als mijn moeder het hebben gehad. Dat er weinig reden voor “gelukkig maar” was omdat het leven ook buiten die kampen zo wreed en bedreigend was.  

“In die tijd ben ik echt een zenuwpees geworden. Ik was elke dag zo bang, voor de Jap en ook voor de Indonesiërs.” 

Als kind vond ik het overdreven dat zij niet alleen met mijn zusjes en mij wandelingetjes door het bos wilde maken. 

“In het weekend, als papa mee kan. Nee, niet nu, er kan van alles gebeuren...” 

“Alles, wat alles?” vroeg ik elke keer weer maar dan schudde zij alleen haar hoofd. 

Alles wat nog in haar herinneringen zat, begrijp ik nu. 

 

Mijn vader was krijgsgevangene bij de Birma spoorweg. Het enige verhaal wat ik daarover van hem gehoord heb, was dat hij toen een spoorbiels op zijn voet gekregen had. Dat was de reden waarom hij aan één van zijn grote tenen een nagel miste. Ik wist dus alleen van die ontbrekende teennagel, ik wist dat hij niet van tuinieren hield (omdat hij “in die tijd” genoeg gegraven had) en dat hij wat last van zijn ene oor had (iets met een geweerkolf tegen zijn hoofd).  

Ik vraag me nog weleens af of hij zonder dat zichtbare litteken mij ooit over die spoorlijn verteld zou hebben. De bijnamen van de plek die hij overleefd heeft, “dodenspoorlijn”, “spoorlijn van de dood” heb ik in ieder geval nooit uit zijn mond gehoord. 

 

Is het erg dat ik niets meer aan mijn moeder, mijn vader over die tijd, hun tijd daar, kan vragen? 

Ja en nee. 

 

Ja, omdat ik het belangrijk vind dat hun tijd, die tijd dáár niet (meer) ontkend wordt en ja, omdat ik diep respect voor hun veerkracht heb. 

 

Nee, omdat ik besef dat die veerkracht bijna onlosmakelijk verbonden was met hun “soedah, laat maar, niet meer over praten, geweest is geweest, we moeten verder”. 

 

Geweest is geweest maar ik laat het niet “maar”. 

Ik ga verder maar vandaag sta ik stil. 


Vandaag herdenk ik. 

Vandaag herdenk ik mijn ouders, mijn grootouders, mijn tantes en ooms, en alle anderen die de tweede wereldoorlog in Nederlands-Indië hebben meegemaakt. 


Vandaag herdenk ik hún bevrijding. 

 

 



Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...