dinsdag 17 december 2013

En weer bij aankomsthal 3


De volgende dag stonden we weer bij aankomsthal 3. Omdat we een half uur vroeger dan de dag tevoren waren vertrokken, het niet regende, er daardoor veel meer zicht op de weg was, Peter uit voorzorg met zijn bril op had geslapen (bij wijze van spreken dan) en we linea recta de parkeergarage inreden in plaats van die vage voorrijdbaan op, waren we mooi op tijd. Dit ondanks dat door de flinke wind-mee het toestel van China Southern Airlines ruim veertig minuten vervroeging had (ja, dit is bij deze een woord, dat niet veel mensen het kennen komt door de NS).

We tuurden met een handjevol andere afhalers door het glas naar de nog lege bagageband en toen was er eindelijk dat vertrouwde, tintelig blije, toch wel een beetje gespannen gevoel van:

Daar komen de eerste passagiers!

Is dat hem?

Nee...

Voor de zekerheid weer naar de schuifdeuren lopen.

En weer terug naar het raam.

Dat een paar keer herhalen.

Daar! Met die pet!

JA!

Waar loopt hij naar toe?

Hij was het toch wel?

Terug naar de schuifdeuren en dan...

Zijn armen om mij heen, mijn armen om hem heen.

Zijn stem ergens in mijn haar.

Volmaakt gelukkig.




zondag 15 december 2013

Vanochtend in aankomsthal 3





Vanochtend om 05.00 uur (vijf uur ’s ochtends), staande naast Peter in aankomsthal 3 kies ik ten einde raad het buitenlandse mobiele nummer dat ik kennelijk ooit bij zijn gegevens had ingevuld:

“Paul?”
“Ja?”
“Waar ben je?”
“Uh... hier...”
“.....?”
“Nog thuis, ik ga zo naar het vliegveld.”
“.... Maar... je zou toch vandaag... nu... Er staat toch 15 december op dat schema?”
“Ja. En eronder staat overnight flight.” 
“.......”


Twee uur eerder:
Het is 03.00 uur (drie uur ’s ochtends, heel vroeg dus) en onze wekkers gaan tegelijk af. Ongewoon vlot voor ons doen (eindelijk kunnen we Paul ophalen!) staan Peter en ik op en een klein half uurtje later rijden we naar Schiphol. Omdat Peet zijn bril in de badkamer had laten liggen (maar dat gelukkig al een halve straat verder doorhad) en het daarnaast ook nog regent, waardoor het zicht op de nog onverlichte snelwegen nogal beperkt is (gelukkig zijn we dus teruggegaan voor die bril) hebben we zeker een uur nodig om bij het vliegveld te komen. We zijn er bijna als mijn telefoon meldt dat Pauls toestel al geland is, mijn “Ach nee toch!” slik ik in als ik zie dat dat Peter ook niet lekker zit. “Ik zet je wel voor Arrivals af, dan kan jij vast naar zijn hal”, zegt hij.

Dat. Blijkt niet zo eenvoudig.

Door onze beregende ramen zien we een ingang, nog een gebouw, iets wat nog in aanbouw lijkt en opeens rijden we Schiphol weer uit.... “What the...! Huh? Waar is Schiphol opeens?” Goede vraag, het enige wat we wel weten is dat we zomaar op de snelweg richting Haarlem zitten en dat we alleen maar kunnen hopen dat er snel een afrit-omkeer-iets komt zodat we niet nog meer te laat in aankomsthal 3 zullen komen. Dan komt eindelijk-eindelijk voor de tweede keer het vliegveld in zicht. Peet stopt in een bocht, ik rol de auto uit en huppelren (note to self: volgende keer platte schoenen aan! volgende keer? ja, lees maar verder) naar de aankomsthallen. Om hal 3 bijna verlaten aan te treffen... 

“O man, zijn we toch te laat? Paul? Waar ben je? Je wacht toch wel ergens op ons? Paul? Ik zal toch niet mijn zoon kwijt zijn op een vliegveld? Kan ik hem om laten roepen? Zou ik dan zijn leeftijd moeten noemen? Dertig vinden ze vast te oud voor zo’n omroep. En zal hij zich niet rot schamen? O man! Paul, jongen, waarom heb je nou geen mobiele telefoon? Paul, waar bèn je?”

Aldus de gedachten die door mijn hoofd stuiteren. Als Peter aan komt lopen en mij zoonloos aantreft zie ik frustratie en ongerustheid op zijn gezicht. Ik probeer Paul via Facebook te bereiken. Misschien zit hij ergens (in een trein?) waar hij wifi heeft? Terwijl Peter iets wanhopigvaags met FaceTime doet, zoek ik naar de trein die richting Ede gaat. Die rijdt net voor mijn neus weg en de slapende mensen die ik zie lijken geen van allen op mijn zoon. Wat nu? En dan probeer ik dus dat ene nummer waarvan ik eigenlijk denk dat het niet meer in gebruik is.

“Overnight flight, ja. Ik kom dus morgenochtend pas aan.”
“Morgenoch... Maar we zijn nu...  hier... op Schiph... Morgen dus, niet vandaag?”
“Ach, het is mij ook al eens overkomen!”
“Nou, tot morgen dan.”
“Tot morgen!”


Nawoord/verklaringen/rotsmoezen:
Dat ik niet begrepen heb dat "overnight flight" betekent dat het toestel pas de volgende dag aankomt mag mij, vind ik, vergeven worden. Ik was ervan uitgegaan dat de aankomsttijden de locale tijden zijn. Hoe het dan zou kunnen dat Paul eerder zou aankomen dan hij zou vertrekken (snapt iemand deze zin nog?) heb ik domweg weggeschoven. Ik dacht hier verstandig aan te doen gezien mijn tijdzoneproblemen.
De troostende opmerking van Paul dat hem iets dergelijks ook al eens is overgekomen slaat op die keer dat hij ooit een week (een hele week, ja) te vroeg op het vliegveld van San Francisco probeerde in te checken. Hoewel, het is accurater om te zeggen dat hij die vlucht een week te laat geboekt had. (Zo moeder, zo zoon. Ja, ik kop hem er zelf wel in. Sorry, Paul.)
Overigens hebben Peter en ik deze totaal overbodige rit, inclusief dat zenuwenstuk richting Haarlem en weer terug naar Schiphol, zonder verwijten en/of andere wanklanken gereden. We hebben zelfkennis en dito humor gelukkig.
Dat gezegd hebbende: wat ik nog steeds niet begrijp, naast dat tijdsverschilgedoe, is dat Peter gewoon aangenomen heeft dat ik gelijk had dat Paul vandaag aan zou komen. Hij had beter kunnen weten. Toch?







vrijdag 29 november 2013

Het vrouwtje met de pepernoten


Er was eens een gewoon vrouwtje. Een gewoon nuchter vrouwtje dat al jaren geen sinterklaas meer vierde. “Het was een gezellige periode, gezellig maar ook heel druk. Wat ben ik blij dat ik die stress niet meer heb!”, zei ze vaak en dan meende ze het ook echt.

Maar soms..

Soms als ze van een vriendin weer hoorde dat die gezellig aan het rijmen en het surprises bedenken was, dan voelde ze toch iets van gemis opborrelen. Dan dacht ze niet meer aan winkel in en winkel uit, aan geen tijd hebben en, nog erger, geen inspiratie, dan kon ze alleen maar in rijmvorm denken en dan kocht ze ter compensatie maar wat pepernoten.

Dit jaar had ze die met chocola er omheen gekocht, want als je toch zondigt moet je het goed doen, dacht ze wat dwars terwijl ze de eerste in haar mond stopte en...

Opeens leek de tijd gestopt
Opeens werd er op de deur geklopt
Een handvol snoepgoed werd naar binnen gesmeten
Het vrouwtje hoorde blije kinderkreten

Huh?

Het vrouwtje slikte de laatste kruimel door en schudde haar hoofd. Wat was dat? Wat zat er in die pepernoot? Hoe puur was die chocola? Ze moest zich vergissen: ze had gewoon het zakje uit haar handen laten vallen en die kinderstemmen kwamen vast van buiten. Het vrouwtje raapte de pepernootjes op, stak er weer eentje in haar mond en...

Opeens stond ze zomaar surprises te plakken
Speelgoed, boeken en andere cadeautjes in te pakken
Ondertussen gedichtjes te verzinnen
“Lange man”, riep ze. “Wat rijmt er op spinnen?”

Ze schrok van haar eigen stem en besefte dat ze aan het dromen was. Hoewel... dromen? Je droomt toch niet als je wakker bent en je droomt toch niet van sinterklaasfeest als je het allang niet meer viert? Het moesten die pepernoten zijn! Het gewone vrouwtje pakte de kleinste die er tussen zat en likte er behoedzaam aan...

Flarden sinterklaasmuziek dwarrelden in haar oor
Rollen cadeaupapier verschenen met “Van Sint, voor...”
Een vage geur van chocolademelk, van speculaas
Zoete nostalgie in een pepernotenwaas...

Het gewone nuchtere vrouwtje liet pardoes al haar nuchterheid varen. Ze scheurde het zakje nog verder open en propte de laatste pepernoten gulzig in haar mond. “Laat nu die sinterklaasdromen maar volop komen!” riep ze in stijl en...

Verslikte zich prompt en hoeste zich scheel
Vanwege die pepernootjes- en herinneringenbrok dus in haar keel
Gelukkig schoot haar lange man te hulp en hij mepte op haar rug
Toen kwam met haar adem ook haar nuchterheid terug
Ach, dan maar geen sintfeest, ook zonder is het leven heel fijn
Bovendien zijn pepernoten, vooral met chocola, zó slecht voor de lijn

Nog wat nakuchend en met maar een klein beetje spijt gooide het gewone nu weer nuchtere vrouwtje het lege zakje in de vuilnisbak. En ze leefde, door de pepernoten wel een kleine kilo zwaarder, samen met haar lange man opgewekt en ongerijmd verder.



(Heel, heel vrij naar “Het meisje met de zwavelstokjes” van Hans Christian Andersen.)





donderdag 21 november 2013

Duss


“Dus nadat die kennis voor de zoveelste keer ‘hoe stoer is dat?’ had gezegd, had zij geantwoord dat zij het niet eens zo erg stoer vond.”

“Oké?”

“Dat vond die kennis niet leuk en nu is dat mens totally not amused. Duss.”

“Hahaha! En zij bedoelde het niet eens sarcastisch of zo? Zij kende gewoon die uitdrukking niet, zeg maar?”

“Nee, zij had jaren in Duitsland gewoond en is pas weer terugverhuisd. Duss. Maar om over zoiets boos te worden. Weird!”

“Precies. Bovendien vind ik het ook steeds vervelender klinken, als het ware. Elke keer dat hoe cool is dat, hoe leuk is dat, hoe stoer is dat? Ik heb dan zoiets van: houd ermee op!”

“Inderdaad, hoe irritant is dat, hè? Hahaha. Ik heb zo’n moeite met ‘dat wil je niet weten’. Laatst vroeg ik aan iemand hoe het met haar was en toen zei zij ‘dat wil je niet weten’. Nou, dat wilde ik van de weeromstuit niet meer. Duss.”

“Mensen hebben vaak van die vervelende stopwoordjes, zeg maar. En dan die mode-uitdrukkingen. Ik heb dan zoiets van zeg gewoon wat je bedoelt, zeg maar.”

“Eerlijkgezegd ben ik soms bang dat ik het onwillekeurig overneem, zo’n stopwoordje of uitdrukking. Dat ik op een gegeven moment ook zoiets als ‘dat gaat ‘m niet worden’ zeg. Hoe awkward!”

“Als we toch eerlijk zijn; jij gebruikt wel erg vaak van die Engelse woorden en zo....”

“En dan heb jij ‘zoiets van’ spreek je moers taal? Zeg-maar en als-het-ware? Duss...”

“Ha. Ha. Ha.”

“Typisch gevalletje pot en ketel, hè.”

“Tja. Ik heb dan zo... Eh. Hoe is het met je blog? Kan je hier niet wat over schrijven?”

“No way! En dan anderen op hun tenen trappen zeker, jij lachte net al niet van harte. Nee, dat moet je niet willen!”

“Hoe vervelend is dat! Zeg m....”

“Juist! Nee, dat gaat ‘m niet worden.”

“Duss.”




zondag 10 november 2013

Over Mallard en May


Ik lees zelden boeken met zo’n hartje op de rug, van die “echt romantische” boeken. Ze zijn me vaak veel te zoetsappig. Wat ik niet snel zoetsappig vind zijn verhalen over lange-liefdes-door-de-jaren-heen. Ik kan ontroerd raken als ik oude(re) mensen zie die zichtbaar nog van elkaar houden. Laatst las ik een verhaal, een romantisch verhaal, over zo’n stel. Hun kinderen waren allang uitgevlogen en samen waren zij volop van het leven aan het genieten. Dat verhaal ging over Mallard en May.

Mallard en May waren in Zuid-Afrika met vakantie geweest en maakten een tussenstop in hun vaderland Ierland. Alvorens door te vliegen naar hun woonplaats wilden zij van de lange vlucht wat bijkomen aan de oever van een meer. “Ah, this is the life, isn’t it, May?” zuchtte Mallard dieptevreden (het was een Engelstalige verhalenbundel) en May was het helemaal met hem eens. Of het wel goed met haar ging, vroeg hij bezorgd en zij stelde hem gerust, ze was inderdaad wel moe maar het was lovely om zo naast hem in het water tot rust te komen. Ahhhh.... how sweet!


Tijdens het badderen raakten Mallard en May in gesprek met een paar reisgenoten. Het waren twee broers uit Frankrijk en deze vertelden elk jaar een bezoek te brengen aan Ierland. Het afgelopen jaar echter hadden zij er iets vreselijks meegemaakt; hun broer, broer nummer drie, was neergeschoten door onbekende mannen en zij hadden zelf ternauwernood kunnen wegkomen. Na dit verschrikkelijke verhaal namen de broers afscheid en lieten “mijn echtpaar” (ik was snel gehecht geraakt aan Mallard en May) in diepe schok achter; dat zo’n misdaad in hun Ierland had kunnen gebeuren! “Oh, how sad, Mallard!” snikte May. “Ik zou niet weten wat ik ooit zou moeten als ik jou zou verliezen!” en ook Mallard kreeg kippenvel bij die gedachte. Ze moesten maar goed van het leven genieten, van elke dag die hen gegeven was. Ik moet bekennen dat ik bij dit gedeelte wat second thoughts kreeg; zou ook dit verhaal de zoetsappige kant opgaan? O, dear toch.


Maar toen Mallard en May, na nog een paar baantjes tijdens de zonsondergang gezwommen te hebben, naar huis gingen, hoorden zij opeens geweerschoten. “My goodness! What on earth?!” Ze doken weg achter de bomen en hielden zich zo stil mogelijk. Mallard hoorde mensen lopen en voelde zich vreselijk machteloos. Was hij nog maar jong en sterk, dan had hij voor May en voor zichzelf op kunnen komen, nu kon hij niks anders doen dan zorgen dat zij niet opgemerkt werden. “Hush now, we must be quiet.” Weer geweerschoten! En toen stilte, eindelijk stilte. “I think they’ve gone...” fluisterde hij May toe maar May bleef stil. Mallard werd er koud van. En ik van de weeromstuit ook.


Ik bladerde snel terug in het verhaal. Had ik, door dat Engels, iets gemist? Waren ze nog in Afrika, in een of andere burgeroorlog? Hoe kon de auteur verzinnen dat zoiets in Ierland bij een vredig meer gebeurde? Hoe zoiets dat lieve, oude stel overkwam? What the...?


Ik had het echter wel goed gelezen: het meer lag in Ierland en May was net doodgeschoten. Mallard was intens verdrietig. Zijn May... Wat moest hij zonder haar? Tjeezis, wat een verhaal! Ik moest er diep van zuchten. So much voor romantische verhalen. Geef mij maar hard core thrillers, dan wist je tenminste wat je te wachten stond! Ach, die Mallard... Die nu zo eenzame, eenzame Mallard... Het verhaal was bijna afgelopen en ik zette me schrap voor de laatste regels.


Ik las dat hij “flies off towards the same sun he had watched rise that morning with May”. Ah... “the same sun..” Maar, huh? “Flies”? “With each flap of his wings en with each memory of May...” Met elke herinnering aan May, mooi ja, maar met zijn vleugels? Huh?

En toen drong het tot mij door. Toen, eindelijk, drong het tot mij door. Ik begreep het gepoedel in het meer. Ik begreep het gereis naar Afrika, waarom May tijdens het gesprek met die reisgenoten telkens met water bleef splashen, waarom Mallard Mallard heette en waarom die Fransen hun broer niet hadden kunnen redden: “We would be like sitting ducks.”

Ducks! Het verhaal ging over ducks... Mallard en May waren eenden! Het waren allemaal eenden! Nou ja!

Wat een verhaal! Wat een ontzettend goed opgebouwd verhaal!


En mijn hemel, wat ben ìk een gans...




zaterdag 2 november 2013

Naaiwerk


Vroeger, “vroegah”, was ik vaak achter de naaimachine te vinden. Ik maakte kleding voor mijzelf en vooral voor onze jongens. Een eenvoudig patroontje, een voordelig lapje van de markt of uit een stoffenzaak, dat werk. Ik had hiervoor op zolder een grote tafel die ik niet elke keer hoefde op te ruimen en had er veel lol in om zo voordelig en origineel mogelijk het een en ander in elkaar te flansen. Toen werden de jongens groter (en kritischer), werd (kinder-)kleding goedkoper en deden de stoffenzaken een tien-kleine-negertjes-act, waardoor je bijna alleen nog maar op de markt terecht kon waar de gulden allang niet meer een daalder waard was. Oftewel, ik stopte van lieverlee met deze hobby en kreeg het met andere dingen druk.

Een flinke poos geleden, ik maak nu een grote sprong voorwaarts in de tijd, kwam het idee zomaar in me op: "Als ik weer eens zelf kleren zou gaan naaien..." Dat zomaar was natuurlijk niet zomaar, er was een aanleiding; Paul had een poos weer bij ons gewoond en was bezig zijn koffers te pakken om naar het buitenland te vertrekken en ik dacht dat ik daarna zeeën van tijd zou hebben.

In bovenstaande alinea staan twee dingen die niet helemaal of, beter gezegd, helemaal niet kloppen. Ten eerste pakte Paul slechts één koffer. (Wat dit betreft lijken wij totaal niet op elkaar; ik kan met gemak voor een midweekje vakantie twee koffers vullen en hij krijgt die ene van hem niet eens vol als hij voor onbepaalde tijd vertrekt.) En ten tweede was ik beslist niet zo druk toen hij weer bij ons woonde. Integendeel eerder. Ik zou helemaal geen tijd krijgen die ik moest opvullen, ik had een hol gevoel in mijn maag dat ik moest opvullen. Maar goed, ik zwaaide Paul uit en had vervolgens nog geen minuut extra over waardoor dat naai-idee uit mijn hoofd was voor ik er erg in had. Het holle gevoel werd gevuld met de wetenschap dat het goed gaat met hem.


En toen, ruim een jaar later, overleed mijn moeder. En weer waren er zo’n akelig hol gevoel in mijn maag en het idee zeeën van tijd te hebben. Alleen nu klopte dat laatste wel. Nadat de zorg voor haar wegviel had ik ècht zeeën van tijd opeens. Daar moest ik heel erg aan wennen. Aanvankelijk werd dat overschot aan tijd opgevuld door zomer-vakantiedingen. Maar de vakantie ging voorbij en de zomer uiteindelijk ook. “Als ik weer eens zelf kleren zou gaan naaien...” Deze keer bleef die gedachte hangen.

We zijn nu ruim een maand verder en inmiddels heb ik een jurk, een tuniek en een trui gemaakt. Ik heb al het patroon van een rok overgenomen en de stof ervoor gekocht; ik kan niet wachten om ermee aan de slag te gaan. Na jaren, ik denk wel zo’n twintig jaar, niet meer achter de naaimachine gezeten te hebben voor iets anders dan het inkorten van een broek of het naaien van gordijnen, was het even wennen maar als snel voelde het als “vanouds” (en was het ver na middernacht voor ik er erg in had).


Het fijne van deze hobby is niet alleen de lol van kleding, one of a kind kleding, te hebben in “mijn” kleuren, zonder (in mijn ogen) overbodige frutsels en met een taille op de juiste hoogte en niet te laag omdat ik nu eenmaal geen gemiddelde lengte heb. Het is daarnaast ook de lol van lekker, rustig bezig-zijn. Creatief bezig-zijn. Op mijn gemak in mijn kamertje, easy listening muziek op en de tijd even vergeten. En dan heb ik het nog niet eens over de vele complimentjes: “Wat leuk! Wat? Zelf gemaakt? Wow!” (Ik beken hierbij eerlijk dat ik zelf nog zo verbaasd-trots over mijn creaties ben, dat ik soms schaamteloos naar dergelijke complimentjes loop te vissen.)


Maar wat het extra speciaal voor mij maakt is dat dit mijn moeder met mij verbindt. Als kind wist ik niet beter dan dat zij onze kleren naaide. Altijd gauw-gauw tussen de huishoudbedrijven door (zij had geen plek waar zij de naaiboel de naaiboel kon laten), vaak met een patroon dat zij zelf tekende zodat het altijd precies paste. Wij, mijn zusjes en ik, mochten stofjes en modellen uitzoeken, en zij maakte het voor ons. Nee, mijn moeder heeft mij niet leren naaien. Wat dat betreft ging het net als bij koken: “Laat mij maar even...” en “Ach, het hoeft toch niet zo precies, gewoon zo toch... geef maar hier...” Ik heb daarom maar een naaicursus gevolgd (en op kookgebied in het begin veel naar niks laten smaken of zelfs aan laten branden) en daarnaast lees ik de beschrijvingen vooraf zorgvuldig door (mam: “Lees jij maar, ik begin wel vast, ja...”). 

Dat ik deze extra tijd, de uren die “vrijgekomen” zijn nu mijn moeder er niet meer is, nu aan naaien besteed, uitgerekend aan naaien, dat vind ik een fijne gedachte. Als ik achter mijn naaimachine zit en het snorrende geluid hoor, dan denk ik vaak aan haar terug. Ik mis het alleen om, net als vroeger, te kunnen zeggen: "Kijk mam, zelf gemaakt! Hoe vind je het?". Daarom denk ik het dan maar stilletjes en dan zie ik haar in gedachten goedkeurend knikken: "Hu-uh, mooi, ja. Zo pienter toch, schat!" En dan vult dat mijn holle gevoel steeds wat meer op.



donderdag 24 oktober 2013

Waarom ik die pietitie niet deel

Iemand op Facebook vroeg me waarom ik de pietitie niet “getekend” en gedeeld had. 

Voor de niet-Facebook’ers: via die pietitie, geen tikfout, kan je kenbaar maken dat je tégen het afschaffen van zwarte piet en vóór het handhaven van het sinterklaasfeest bent. Dit komt voort uit de jaarlijks terugkerende discussie “is zwarte piet een vorm van racisme of niet?” (de rijm is misschien toepasselijk doch toevallig), die dit jaar, mede dankzij de inmenging van de VN, onmogelijk te negeren is. De vraag was dus waarom die link niet op mijn FB-pagina stond, of ik soms niks met dat feest had?

Mijn eerste reactie was, ik zeg het maar ronduit, een heel diepe zucht: hier had ik dus echt geen zin in. Ik had al wat gesprekken in de bibliotheek hierover afgeluisterd gehoord en daaruit begrepen dat het niet te doen was om er iets anders over te zeggen dan het-is-nu-eenmaal-traditie, het-heeft-niks-met-racisme-te-maken en waar-gáát-dit-over? Het zou je in ieder geval heel veel tijd en vasthoudendheid kosten om een tegengeluid te laten horen. Vandaar mijn zucht en mijn tegenzin, mijn aanvànkelijke tegenzin om op die vraag te antwoorden. Want toen dacht ik weer, zoals bijna elk jaar rond deze tijd, aan F.

F. was ooit, lang geleden toen ik nog geen moeder was maar al wel hoopte te worden, een sportmaatje van mij. Een leuke, goedlachse, sportieve, sociale jongen, iets ouder dan ik en heel erg zwart. F. was altijd goedgehumeurd behalve in de dagen rond sinterklaas, dan was hij wat stilletjes en teruggetrokken. De reden hiervan was dat kinderen op straat hem dan altijd voor zwarte piet aanzagen en: “... dat ik weleens voor roetmop of zwarte word uitgemaakt, dat doet me niet veel maar dat er dan kinderen zijn die bang voor mij zijn! Voor mij... Dat vind ik zó erg!” Ik weet nog hoe machteloos ik me voelde toen hij dit vertelde; als begin twintiger wist ik niet hoe ik met zijn triestheid om moest gaan. “Als ik ooit kinderen heb, zou ik ze nooit vertellen dat zwarte piet iemand is om bang voor te zijn!” was het enige wat ik kon zeggen. “Als ìk ooit kinderen heb, hoop ik dat die Sint elk jaar een andere kleur piet heeft!” was zijn reactie.

Ik dacht dus aan mijn sportmaatje van toen, en daarna aan al die andere ouders en grootouders als dat sportmaatje en ik besloot om toch mijn mening te geven. Nee, ik teken en deel die pietitie niet. Nee, ik heb niks tegen sinterklaas. Ondanks dat wij er al jaren niks meer aan doen, heb ik er wel altijd van genoten en mis ik het (gerijm) best wel. Het sinterklaasfeest hoeft dus, wat mij betreft, niet afgeschaft te worden; het sinterklaasfeest mag blijven, maar moet dan wel een féést blijven. Een gezellig feest (met bij elk cadeau een gedicht!). En ik stel voor om de pieten voortaan niet meer te schminken, we hebben per slot van rekening inmiddels genoeg kleur in Nederland.



NB Geen link hier dus naar die pietitie, wel eentje naar David Sedaris en zijn kijk op deze traditie van ons; voor de broodnodige glim/schaterlach ;)



zondag 20 oktober 2013

Gekkenwerk



Hoe was het weer in de rest van Nederland, afgelopen donderdag? Waaide het een beetje? Een beetje hard misschien? Op Ameland hadden we die dag windkracht zeven tot acht. Volgens het KNMI is windkracht zeven een harde wind en windkracht acht is stormachtig. Bij zeven is het lastig om tegen de wind in te lopen of te fietsen, raken hele bomen in beweging en zoeken kleine vogels een schuilplek. Bij acht zijn er nog maar weinig vogels in de lucht en is lopen zelfs lastig als de wind van opzij waait. Ik citeer dit even uit de losse pols maar ik kan dit ook uit eigen ervaring vertellen. Ik had namelijk uitgerekend die dag uitgekozen om lekker op het strand hard te lopen. Uiteraard was dit bedacht voordat ik wist dat het zo hard zou gaan waaien.

Die donderdag staarde ik tijdens het ontbijt vertwijfeld naar buiten. Het waaide écht heel hard. De vlaggen voor het hotel wapperden bijna van hun stokken en ik zag hotelgasten voorovergebogen tegen de wind in naar de parkeerplaats ploeteren. Zou het echt gekkenwerk zijn om uitgerekend vandaag op het strand hard te lopen? “Je kan ook morgenochtend”, zei Peter. Ik trok een gezicht; de volgende ochtend zouden we uitchecken en dan werd het zo’n gehaast. “Of ik zet je aan de andere kant van het eiland af, in het bos, dan heb je wel eerst de wind pal tegen maar daarna van opzij en na de strandtent zelfs mee. Misschien is dat te doen.” We besloten om eerst poolshoogte te nemen, te kijken of het inderdaad te doen was.



Toen we bij het bos uitstapten, had ik grote moeite om het autoportier niet uit mijn handen te laten waaien. Man, wat een natuurgeweld! We liepen tegen de wind in de duinen op en kwamen bij een splitsing. Rechts was het redelijk beschutte bos en links het laatste stuk duin, bepaald niet beschut. We sloegen linksaf en kregen prompt een vlaag strandzand in ons gezicht. “Gekkenwerk!” dacht ik hardop. “Dit is gekkenwerk om hier te willen hardlopen!” Maar toen zag ik het strand. Het strand en de zee. Wow! Een foto maken lukte nog maar net (probeer maar eens een fototoestel stil te houden als je bijna uit je ondergoed waait) en de steile helling af lopen, onder normale omstandigheden moet je uitkijken dat je er niet van af rolt, leek met deze wind meer op de helling óp lopen. “Gekkenwerk!” dacht ik weer en ik vergat bijna van het uitzicht te genieten.

We liepen een klein stuk over het strand en namen toen een pad terug door de duinen naar het bos. “En?” vroeg Peter. “Wat ga je doen?” “Dit is gekkenwerk!” Mijn woordenschat werd er niet gevarieerder op. Ik baalde stevig. Van het weer, van mijn getwijfel, van dat ik het gekkenwerk vond. Het zou toch niet zo zijn dat ik voor niks mijn loopspullen had meegenomen? Dat ik deze keer niet over het strand zou lopen? Ik schopte balorig tegen de blaadjes, struikelde bijna over een afgewaaide tak en nam mezelf stevig onder handen. Ik zou toch ook gewoon door het bos kunnen rennen? Daar is toch niks mis mee? Achter de duinenrij langs? Dat zou ook behoorlijk afzien zijn maar dan kon ik wel lopen. Ik houd toch zo van lopen als het flink waait? Maar dit was niet flink, dit was hard, bijna stormachtig... Vogels waren aan het schuilen!


“Ik ga!” dacht ik. “Ja? Zal ik, zal ik toch?” En toen hardop: “Ik Ga! Ik ga gewoon!” Terug in het hotel trok ik mijn hardloopkleren aan en zette ik mijn haar met extra schuifjes vast. We stapten weer in de auto en Peter zette mij op het beginpunt af. Deze keer hield ik bij het uitstappen het autoportier stevig vast. Het eerste stuk voelde bekend en ik kon rustig inlopen maar toen was daar dè splitsing. Voor mij liep een gezinnetje. Ik baalde even, mensen moeten inhalen op een moeilijk stuk vind ik altijd lastig en dit zou een moeilijk stuk worden. Maar net dat ik de afslag linksaf nam, kwamen zij mij weer tegemoet. Moeder met haar sjaal voor haar gezicht voorop, zoon wat onwillig met vader erachteraan. “Maar die mevrouw dan!” riep hij en toen sloeg het zand me recht in mijn gezicht. Het prikte tegen mijn wangen, op mijn voorhoofd en, ondanks mijn bril, tegen mijn nog maar net op tijd dichtgeknepen ogen. Terwijl ik mij omdraaide, waarbij het koptelefoonoortje uit mijn oor waaide, hoorde ik zijn moeder antwoorden: “Gekkenwerk! Het is gekkenwerk met die wind!” Dat gaf mij het laatste zetje om door te lopen: wat nou gekkenwerk? Ik bepaal zèlf wel wat gekkenwerk is! Ik hield één hand ter bescherming voor mijn voorhoofd, de ander voor mijn mond en gleed-rende daarna de helling af.



Daar was mijn beloning in de vorm van wind-opzij. In combinatie met de zachte, bijna zuigende ondergrond van nat zand was het behoorlijk zwaar lopen maar dat mijn gezicht niet meer gezandstraald werd was een grote opluchting. Ik viste mijn oortje uit mijn paardenstaart en holde verder. En toen begon het genieten. Genieten met de wind van opzij en daarna in de rug. Genieten van springen over waterplassen, genieten toen ik trots mijn duim naar Peter die bij de strandtent stond kon opsteken en zelfs genieten toen ik weer door een zandstraalmoment de duinen door moest. Genieten toen het ook nog begon te regenen.  En pas toen ik onder de tintelende douche het zand uit mijn haren, mijn oren en zelfs tussen mijn tenen vandaan spoelde dacht ik het weer: gekkenwerk, het was misschien wel gekkenwerk maar o, wat is dit héérlijk gekkenwerk! Wat is zo kunnen lopen heerlijk, super, fantastisch gekkenwerk!





maandag 14 oktober 2013

Herfst

 Herfst is....

's Ochtends de voordeur uitlopen in een toch te dunne jas, dapper de frisse buitenlucht insnuiven en met je hoofd in een spinnenweb terechtkomen. Waarna je uit alle macht hoopt dat niemand je plotseling paniekerige, achteraf zeer hysterische, bewegingen gezien heeft.
  
Herfst is niet meer aan de tuintafel kunnen ontbijten, nog lekker in je nachtpon desnoods. Een lunch in de achtertuin zit er misschien nog wel een enkel keertje in maar voor het avondeten is het dan al te onbehaaglijk. Herfst is niet meer lekker in het zonnetje cocktails drinken, niet meer uren in je tuinstoel lezen, niet meer van je eigengekweekte kerstomaatjes snoepen.

Herfst is niet meer lange fietstochten maken en halverwege op een plaid picknicken met fruit dat je onderweg bij een stalletje gekocht hebt.

Herfst is heel veel jassen aan de kapstok. Zomerjassen, regenjassen, jassen voor tussen frisjes en koud in. Herfst is niet weten wat aan te trekken. Omdat het 's ochtends nog wat kil is, het 's middags lekkerder begint te worden en het aan het eind van de dag snel afkoelt.

Herfst is niet meer lekker vroeg hardlopen tenzij je graag in het donker hardloopt (ik dus niet). Herfst is hardlopen terwijl de eikeltjes en soms zelfs prikkastanjes op je hoofd vallen, over afgewaaide takken moeten springen en, als je het niet goed uitkient, een koude regenbui over je heen krijgen.

Herfst is mopperen en vooral veel gemopper aan moeten horen over hoe kil het “opeens” is, hoe nat en hoe snel donker.

Maar herfst is ook...

Prachtig kleurende bladeren in tuin, bos, parken, waar je maar kijkt. De bijna kruidige geur van het najaar.

Herfst is ontbijten in je dikke ochtendjas met je voeten onder je getrokken. Lekker languit op de bank lezend met een dampende kop thee naast je en een kaarsje op tafel. Herfst is soep koken en met je handen om de kom er van genieten.

Herfst is boswandelingen maken, paddenstoelen fotograferen, je wangen van frisheid voelen tintelen en vervolgens “stomtoevallig” een restaurantje met een brandende open haard tegenkomen. Waar je dan "natuurlijk" een kop koffie drinkt of toch maar een glas rode wijn.

Herfst is weer lekker in die fijne trui kruipen, dat behaaglijke vest met die capuchon aantrekken, een warme joggingbroek en dan bijna spinnen van genot.

Herfst is niet meer persé 's ochtends vroeg hardlopen omdat het dan nog niet zo warm is, maar gewoon lekker midden op de dag wanneer het je uitkomt. Hardlopen in de herfst is trainen met de wind en ik... ik vind het héérlijk lopen als het flink waait. Minstens zo heerlijk als de douche daarna.

Herfst is buiten extra genieten als het zacht weer is en binnen als het begint te schemeren. Tijdens de herfst worden de dagen korter maar zijn de avonden daarom lekker lang. En zoals Loesje zegt:


Herfst is voor mij, meer dan nieuwjaarsdag, een soort start van nieuwe dingen, andere mogelijkheden. Het zal met dat schoolgevoel van heel lang geleden vroeger te maken hebben; in de herfst begon immers het nieuwe schooljaar. Mijn agenda was nog leeg, mijn voornemens waren goed en “alles” leek mogelijk. Ik ben geen schoolkind meer en veel van mijn naïviteit ben ik met de jaren kwijtgeraakt, maar niet dat gevoel en niet mijn fantasie. En zeker niet mijn liefde voor de herfst.




woensdag 2 oktober 2013

Borgen



Ik houd van tv-series waarin het “gewone” leven op een advocatenkantoor, in een ziekenhuis, van een bepaalde familie, you name it, weergegeven wordt. Ik vind het mooi om de ontwikkelingen van de diverse hoofdpersonen te kunnen volgen, om te zien waar zij zoal mee te maken krijgen, voor welke keuzes zij komen te staan en hoe zij vervolgens met de consequenties van die keuzes omgaan. Die mensen worden op een bepaald moment gewoon zo eigen.

Grey’s Anatomy” is zo’n serie waar ik geen aflevering van mis. Het speelt in een ziekenhuis en dat heeft voor mij op de een of andere manier een speciale aantrekkingskracht (al kijk ik soms een andere kant op als een operatie mij iets te bloederig is). Een dergelijke serie met politiek als achtergrond daarentegen….

Tja. Uh...

Ik sta tegenover politiek als… als… als een kouwelijke moeder die elke zaterdag langs het voetbalveld moet staan waarop haar kind speelt. Zo ongeveer. Ik wéét dat het belangrijk is, ik wìl het ook wel weten maar ik vind het niét leuk. En net zoals veel van die kouwelijke voetbalmoeders elke keer vergeten op welke positie hun zoon of dochter staat en wat de buitenspelregel inhoudt, vergeet ik elke keer wie van welke partij is en wat iemand waarom beweerd heeft. 

Het is daarom ook tot mijn eigen verbazing dat ik de serie "Borgen" ge-wel-dig vind. Echt heel goed. Peter en ik hebben de seizoenen 1 en 2 bijna achterelkaar bekeken, soms wel met drie afleveringen op een avond. We zijn nu halverwege seizoen 3, het laatste seizoen, en ik weet nu al dat ik het ontzettend zal missen.

Waar "Borgen" over gaat? Borgen is Deens voor Burcht en die Burcht staat voor Christiansborg, de plek waar het Deense parlement en het departement van de premier ondergebracht zijn. (De Nederlandse versie zou "Het Binnenhof" heten.) "Borgen" gaat over politiek, heel veel politiek. Deense politiek dus. Birgitte Nyborg, de hoofdpersoon, wordt in seizoen 1 bijna out of the blue gekozen tot statsminister, tot premier dus. Al na een paar afleveringen gingen wij er gewoon Deensachtig van praten, we zeggen ook te pas en te onpas hey (hallo/dag) en tak (bedankt) tegen elkaar en ik kan zelfs een beetje vloeken in het Deens. De nieuwe statsminister (en dus ook de kijker, ik) krijgt te maken met zo’n snelle spindoctor, parlementaire verslaggevers die alsmaar commentaar ergens op willen, met oppositie en achterban, met dilemma's die zo lastig zijn dat ik er een maand van zou wakker liggen (als ik ze al zou snappen). In "Borgen" komen allerlei politieke kwesties aan bod. Binnenlandse en buitenlandse. En allemaal heel moeilijk te begrijpen op te lossen. Ik geef eerlijk toe dat er gedeeltes in zitten die Peter mij later moest uitleggen omdat ik niet zeker wist of ik het wel goed begrepen had.

Ja, ik zie het zelf ook: tot zover klinkt het niet echt als een aanrader. Als ik de serie niet kende en bovenstaand stukje zo lees, zou ik er bijna zeker niet naar kijken.

Maar.

Ja, daar komt de "maar".

Maar "Borgen” gaat ook over Birgitte als persoon. Als echtgenote, moeder, die steeds meer door haar werk opgeslokt wordt, zich steeds meer door haar werk láát opslokken. Die stapels documenten leest en telefoontjes afhandelt op haar vrije dagen (èn op de vrije dagen van haar gezin), die geen nieuwsprogramma kan missen ook al willen haar kinderen iets anders op tv zien en die van lieverlee steeds minder begrip en steun van haar echtgenoot krijgt. Van een vriendelijke vrouw vol idealen verandert zij, “gedwongen” door functie en omstandigheden, in iemand die niet meer zo aardig is en zelfs ook niet meer zo integer kan zijn. Als kijker kan ik niet anders dan met haar meeleven. Met haar, met die zo ambiteuze journaliste Katrine, die ook amper weet hoe je "privéleven" spelt, en met spindoctor Kasper (in het Deens Kaesper) van wie ik hier niet ga vertellen wat er in zijn jeugd is gebeurd. (Maar man, o, man!)

"Borgen" gaat over veel politiek, ja, èn "Borgen" gaat over mensen ìn die politiek. Op de een of andere manier is het de makers en de acteurs gelukt om dat zo herkenbaar te maken, om die mensen zo eigen te maken, dat zelfs iemand als ik, in politiek opzicht een zeer kouwelijke voetbalmoeder, er mateloos geboeid door kan raken.

En dat vind ik persoonlijk zeer, zeer knap. 

Tak, Deense mensen, heel hartelijk tak voor deze prachtserie (die mij overigens veel te kort is, for helvede).





woensdag 25 september 2013

Huiswerkopdracht


Voor de workshop van gisteren hadden mijn collega’s en ik huiswerk opgekregen. We moesten ieder twee producten/diensten/activiteiten van onze organisatie, de bibliotheek, nemen. Eentje waar we veel en eentje waar we wat minder mee hebben, en daar moesten we dan zo enthousiast mogelijk over vertellen. Het was de kunst om dit zo te doen dat het niet duidelijk was bij welk product onze voorkeur lag.

Oké... Leuk! Eh... Wat moest ik in vredesnaam kiezen? Eh... eh... eh.... Jee!

Iets bedenken waar ik persoonlijk blij mee ben, was (gelukkig) niet moeilijk. Maar iets wat ik niet zo geslaagd vind... en daar dan toch een wervend praatje over houden, dat was, dat vond ik, behoorlijk lastig. Daarbij wilde ik natuurlijk niet door de mand vallen, in ieder geval niet meteen, dat was mijn eer te na. Ik heb gepeinsd en gepeinsd, en me natuurlijk ook afgevraagd waar mijn collega’s mee zouden komen. 

Uiteindelijk is het gelukt, niet mij alleen maar ook mijn collega’s. Het was zó leuk om de diverse presentaties aan te horen. Sommige waren boeiend, andere grappig, leerzaam, ronduit verrassend en weer andere konden zo in een commercial of op een informatieve folder. En het was ook erg leuk om daarna te raden bij welk product de voorkeur lag. Vooral dat laatste was zo eenvoudig nog niet (wat natuurlijk pleit voor onze professionaliteit, ahem).

Afgezien van een aangename ochtend heeft het me meer opgeleverd dan ik vantevoren had gedacht. Wat mij eerst een pittige klus leek, het bedenken van de positieve punten van iets wat ik niet zo zie zitten, werd gaandeweg steeds prettiger om te doen. Ik werd gedwongen om met mijn mening te spelen en begon er van de weeromstuit anders tegenaan te kijken: misschien was het zo’n “slecht” product nog niet, als je het goed bekijkt zitten er best wel voordelen aan...

Het zou natuurlijk mooi zijn als ik hier een levensles, iets van een motto of desnoods een wc-tegelwijsheid uit zou halen en hier kon delen, maar de laatste keer dat ik in de spiegel keek, kon ik geen lichtgevend cirkeltje bij mijn achterhoofd ontdekken. En toen ik heel stil ging zitten en mijn ogen dicht deed, kwamen er geen diepzinnige one liners naar boven borrelen (ik kreeg alleen nog wat meer last van een jeukende muggenbult op een onhandige plek). Dus deed ik wat ik altijd doe als ik andere dingen moet doen: ik ging google’en en vond dit plaatje (zie boven). Het heeft niet alleen met presentaties te maken, met het goed kunnen verkopen van je organisatie, met voors en tegens van producten, het slaat op hoe je tegen je omstandigheden en de mensen om je heen aan kunt kijken. Zo positief mogelijk (en met veel humor).

Dus.


(En dan ga ik nu plakband zoeken om dat plaatje op mijn open deur te plakken...)




donderdag 12 september 2013

Voor jou, van Jojo Moyes


Ondanks dat het vandaag een mooie dag was om buitendingen te doen, ondanks dat er binnen genoeg te strijken, te poetsen en te ruimen was, heb ik het grootste deel van de dag alleen maar gelezen. Ik kòn mijn boek niet wegleggen, niet tijdens het ontbijt en niet tijdens mijn lunch. Van bed naar bank naar eettafel en weer terug naar bank heb ik de ruim vierhonderd bladzijden van “Voor jou” van Jojo Moyes achter elkaar uitgelezen. Ik heb gelezen met een glimlach, een bijna hardop lach en, ik geef het eerlijk toe, met nauwelijks te bedwingen tranen. Jeetje, wat een boek!

De inhoud in het kort (want ik vind *natuurlijk* dat je het boek zelf moet lezen): Onder normale omstandigheden zouden Lou en Will elkaar nooit ontmoet hebben. Hun sociale achtergrond, hun interesses, de manier waarop zij hun levens leiden staan haaks op elkaar. Vóór zijn ongeluk waardoor hij zwaar gehandicapt raakte en vóór haar ontslag bij de broodjeszaak waar zij zo graag werkte, maar ook daarna. Als Lou, als werkeloze ten einde raad, de baan als verzorgster van Will aanneemt, is hun eerste periode samen niet bepaald gemakkelijk en aangenaam. Zij heeft geen enkele ervaring met wat voor een handicap dan ook en hij heeft een non-stop slecht humeur. Misschien wek ik nou de indruk dat het een simpel romannetje met een voorspelbaar happy end is, maar dat is het heel beslist niet. Als ik al simpele romannetjes lees dan vertel ik er trouwens niet over, niet omdat ik mij ervoor geneer maar omdat ik meestal al voor de laatste bladzij vergeten ben waar het over ging. Dit boek is allesbehalve simpel en dit boek zal ik niet gauw vergeten.

Het gaat namelijk niet alleen over dat de relatie tussen Lou en Will verandert en hoe dat gebeurt. Het gaat ook over hun familie, over de kleine tikken en zware klappen die het leven uitdeelt en hoe ga je daarmee om. Het gaat over over vastzitten in je leven en vastzitten in een lichaam dat niet meer kan doen wat het vroeger zo gewoon kon. Het gaat keuzes, over loslaten, moed en kwetsbaarheid. En het gaat over euthanasie... Jojo Moyes heeft het voor elkaar gekregen om op een luchtige toon en met een humor die me aangenaam aan Hugh Grant-films deed denken een tot op het bot ontroerend verhaal te vertellen. Eentje met een behoorlijk zwaar thema ook nog. Ik heb het boek al een paar uur uit en ik heb de rest van de dag, heel bewust, andere, niet-lees-dingen gedaan, maar Lou en Will bleven, blijven nog steeds, maar door mijn hoofd gaan: "Wat als...? Dat kàn je toch niet egoïstisch noemen...? Of...? Wat zou ik...? O, stel je toch eens voor..."

Een boek dat zo pakt, zo kan ontroeren, is in mijn ogen een cadeau. Een heel fijn cadeau.



zondag 8 september 2013

Hoe ik onbedoeld een shopaholic shockeerde


“Hee, hallo! Was jij niet laatst een paar dagen in Amsterdam? Hoe heb je het gehad?

Wat fijn! Het was ook fantastisch weer voor zo’n stadsuitje, hè. Waar stond je hotel?



In Oud Zuid... Toe maar! Je bent zeker wel even de P.C. Hooft in geweest, toch?

Niet? Lekker goed gescoord op de Albert Cuyp dan?

Ook niet?


Wel dwars door de stad gelopen... De Kalverstraat gedaan?

De Negen Straatjes! Ik snap het, de Negen Straatjes natuurlijk! Daar zijn zulke leuke, aparte winkeltjes! Die-van-mij wil sinds mijn laatste shop-sessie er niet meer naar toe, hahaha!

Geen Negen Straatjes. De Bijenkorf?

Zelfs geen Bijenkorf. Maar...


Met een veerpont over het IJ?? Waarom?


En naar het wat? Het Rijks? O, het museum... Ja... dat moet ook, eh, interessant zijn...



Maar even serieus: heb je echt nièts gekocht? He-le-maal niets?

Een ijsje in het Vondelpark. Een ijsje... Daarna je moeie, warme voeten in een vijver gekoeld...


Waar waren je voeten dan zo moe van geworden?! Je zegt net dat je niet eens hebt gewinkeld!

Je hebt twee dagen in Amsterdam doorgebracht en je hebt niet één winkel van binnen gezien... Ach nee, je houdt me voor de gek! Ik kon het me al niet voorstellen, ik...



Maar... Maar... Maar je zei toch dat je zo goed geslaagd was?

O.
Hét was goed geslaagd. Jullie uitje was goed geslaagd.

......

Sorry hoor, maar ik begrijp je echt even niet. Ik snap er helemaal niks meer van.

Ja, ik denk dat ik inderdaad maar even ga liggen..."



maandag 2 september 2013

ABC, deel 2


En dan nu het vervolg van gisteren: deel twee van mijn onvolledige ABC-lijst:

M.
Margarita’s! Op een zonnig terras of gewoon lekker thuis maar wel met een zoutrandje op het glas. Motregen tijdens het hardlopen. Mooie kleren, musea bezoeken, muziek, mijn MacBook. Maar bovenal: moeder-zijn. De moeder mogen zijn van onze twee zonen.

N.
Nieuwe boeken uitpakken op het werk. Niks hoeven doen en dat er dan juist veel uit mijn handen komt. Nieuwe recepten uitproberen. Nagenieten.

O.
Ochtendloopjes, ovenschotels, oorknopjes en “alles” opgeruimd hebben. Oude(re) echtparen tegenkomen en zien dat ze elkaar nog steeds de leukste vinden.


P.
Plannen maken met Peter: “Als we nou eens...”. Pioenrozen. Poffertjes eten bij dat ene pannenkoekenrestaurant in het bos. Een plaspauze tijdens een vergadering of cursus. Prosecco drinken, puur of met een scheutje limoncello of als een spritz met aperol, een scheutje spa rood en een schijfje sinaasappel. Pluk van de Petteflet.

Q.
Als letter bij Wordfeud (of old skool Scrabble) en dan in combinatie met de U en drie keer woordwaarde.

R.
Relaxen na een drukke dag, in restaurantjes eten en rosé. Recepten uitwisselen. Runkeeper, de app waarmee ik hardloop en die mijn tempo en mijn trainingen bijhoudt. Romans die mij bezig blijven houden, zelfs lang nadat ik ze uit heb. De geur van de bloemen van rozenbottelstruiken. Die geur gaat altijd rechtstreeks naar het kwabje van mijn hersenen waar mijn jeugdherinneringen liggen opgeslagen. 


S.
Slapen. Schrijven. Spa rood. Stedentrips. Het strand. De stilte ’s morgens vroeg of juist ’s avonds heel laat. Samen in plaats van alleen. Sushi. Sashimi van zalm en tonijn. Skypen met Paul. 


T.
Thee drinken. Tanden poetsen. De tijd hebben, ruim de tijd hebben. Een thriller lezen en het boek niet weg kunnen leggen. Thuiskomen en dat Peter dan in de deuropening staat omdat hij via zijn telefoon had gezien dat ik eraan kwam. To do-lijstjes met al veel doorgestreepte taken.

U.
Uitgaan. Uitzendinggemist.nl. Uitzonderlijk goed zijn in iets (gewoon goed vind ik ook prima en is zeker haalbaarder maar gewoon begint nu eenmaal niet met een U).

V.
Vriendinnen. Vriendin-zijn. Een dierbaar persoon vast kunnen houden. Veerpontjes, vakanties en natuurlijk vliegen, niet die beesten en ook niet zozeer in zo’n groot toestel maar zoals laatst in een kleintje. Leuke verrassingen en aangename verbazing. Vis eten. Voorpret en verheugjes. De Veluwe en (hard-)lopen langs de vloedlijn. 


W.
Wakker worden zonder wekker. Water in allerlei (met uitzondering van overstroming en lekkage) vormen: zee, vijver, fontein, rivier, meer. Lekker fris over mijn polsen als het warm is, om gewoon rechtstreeks uit de kraan te drinken en als regen tegen het raam terwijl ik binnen ben. Wordfeud spelen, naar wolken staren, werken, weekend en, maar niet te vaak, winkelen.

X.
The X-men. Dit zijn gemuteerde mensen met bovennatuurlijke talenten. Zo kan de één gedachten lezen, de ander onzichtbaar worden en weer een ander kan nooit echt gewond raken omdat zijn lichaam meteen en uit zichzelf herstelt. Ik probeer me voor te stellen wat ik zou willen kunnen en ik twijfel daarbij tussen zomaar kunnen veranderen in elke willekeurige persoon (al ontgaat me de directe noodzaak) en iemand maar te hoeven aanraken en hij/zij doet precies wat ik wil (uiteraard zou ik deze gave alleen ten goede gebruiken).
Eh... is er nog iemand aan het lezen? Ik begrijp dat ik nu een wat moeilijk te volgen pad op ga maar het was heel moeilijk om iets bij de X te bedenken. Roept er iemand “Xenos”? Serieus? Die winkel waar je altijd met meer uitkomt dan je je elke keer voorneemt? Persoonlijk word ik blijer van een X-men film.

Y.
Yoghurt met chocoladecruesli. Het kan gezonder, ik weet het, maar het is zo lekker en ik eet het bovendien allang niet meer elke ochtend. Yoghurt in plaats van kwark als ik kwarkbroodjes wil bakken maar geen kwark in huis heb. Dan worden het  meer koeken, yoghurtkoeken. Vanwege de andere substantie dus. “YOLO” roepen als ik iets wil doen wat ik misschien beter kan laten. En YouTube. Omdat je daar zoveel leuks en grappigs en interessants kan bekijken. Hele avonden kan je vullen met YouTube-filmpjes! Heb ik me laten vertellen... niet dat ik... nee, joh! 

Z.
Onze zonen. Mijn zusjes. Zwoele zomeravonden en zachte lentes. Zeventiger jaren-liedjes. Zonsòp- en zonsòndergangen. Zomaar niks doen. Zomaar leuke ABC-lijstjes bedenken... Zomaar erachter komen dat zo’n lijst altijd onvolledig zal zijn. Zo blij van deze gedachte worden.






Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...