vrijdag 17 oktober 2014

Mijn mama en mijn tante


Ze waren nog zo jong, eind twintig - krap dertig, toen ze elkaar op die lange bootreis van Indonesië naar Nederland leerden kennen en vriendinnen voor het leven werden. Ze deelden verdriet en hoop en de narigheid van het zeeziek-zijn. Ze hadden gelukkig elkaar want op die boot moesten de echtparen gescheiden reizen. Waren ze erg verdrietig dat ze alles moesten achterlaten? Bang voor het onbekende? Was er vertrouwen dat het wel goed zou komen? Het was immers geen blij avontuur waar zij als net-gehuwden zich uit vrije wil in stortten. 

Eenmaal in Nederland zijn hun levens verstrengeld gebleven. Samen in het opvangkamp, samen in een pension, samen Nederland en vooral de Nederlandse gebruiken ontdekken terwijl hun mannen alleen in de weekenden van hun kazernes thuis kwamen. Wat waren toen hun dromen? Hadden zij veel heimwee? Hoe maakten zij er het beste van? Hoe deden zij dat? 


Het is niet zo dat zij er nooit over vertelden. Maar hun verhalen gingen altijd over de grappige voorvallen, sommige dingen waren wel “wat moeilijk” maar kwamen “altijd wel op hun pootjes terecht”. Eigenlijk heb ik alleen op die laatste vraag ooit echt een antwoord gekregen. “Hoe deden jullie het toch?” - “Ach gewoon. We moesten wel. En we hadden ook veel plezier, hoor! We waren immers samen!” Ik hoor het ze nog zeggen. Vrolijk lachend en bijna als uit één mond. Lies en Lot. LieseLot. Mijn mama en mijn tante.

Uiteindelijk zijn zij door dezelfde ziekte getroffen. Door een mooie speling van het lot hebben ze tijdens de laatste maanden van mijn moeders leven weer naast elkaar, in het verzorgingshuis, gewoond. Mijn moeder heeft het nog wel even geweten, mijn tante was toen al teveel weg. Na het overlijden van mijn moeder heb ik haar albums doorgebladerd en ik kwam daarbij deze foto’s tegen. Nu, na het afscheid van mijn tante, heb ik ze weer opgezocht. 

“We hadden ook veel plezier, hoor. We waren immers samen!”


Lies en Lot. LieseLot. Twee prachtige, sterke vrouwen.

Mijn mama en mijn tante.




woensdag 1 oktober 2014

September

Kriskras door de maand september aan de hand van wat foto’s:

Er was een bijkletsdag met vriendin J. Deze keer troffen we elkaar halverwege Groningen-Ede in Kampen. Kampen is leuk! Kampen heeft veel stadspoortjes met mooie doorkijkjes.


Met kroontjes op de lantaarnpalen.


Met vrolijke, reeds bekeerde bewoners.


En een fraaie brug.


Het was een warme, gezellige dag. Twee dingen vielen echter een beetje tegen. Het eerste was dat we er geen rondvaart konden doen en het tweede was het standbeeld van Catootje. Catootje van de Botermarkt, “die kon maken wat ze wou”. Je weet wel, van dat liedje.


Ik had echt geen dominee of barones of lichtmatroos en helemaal niet die zuster-die-heet-Kee bij haar beeld verwacht maar zo’n ielig meidje... Helemaal allenig op een stoel... Met een plasje water op haar schoot en wat vogelpoep op haar borst... Nah!

In september gingen Peet en ik voor het eerst naar de herdenking van de Airborne. We wonen al ons hele leven op (flinke) steenworpafstand van de Ginkelse Hei maar het was er gewoon nog nooit van gekomen. Nu het echter zeventig jaar na dato was en het ook nog mooi weer zou worden en we toch niets beters te doen hadden, stapten we toch maar op de fiets. Met heeeeel veel andere mensen. Daar had ik in mijn naïviteit even niet op gerekend. (Dus dat was even slikken.)


Aan de rand van de hei staarden we samen met die heeeeel veel andere mensen naar het bos, een kleine anderhalve kilometer verderop aan de overkant, maar daarvan waren alleen wat vage contouren te zien. Omdat het zo onverwacht mistte.


Vanwege die mist werd de dropping uitgesteld. En uitgesteld. En daarna nog wat uitgesteld. Dus bezochten we om de tijd wat door te komen, samen met die heeeeel veel andere mensen, het historische kamp.


Daarna waren we die heeeeel veel andere mensen een beetje zat (“Waar is Maaike nou gebleven?” - “Jij zou op haar passen!” - “Ma-h-am, duurt het nog lang?” - “Wie wil er nog een boterham? Nee, ik heb geen chips!” - “Pap, zijn dat nou de Duitsers?” - “Niels, kom nou uit dat zand!”) en kozen we een privéplekje. Daar lagen we in alle rust op onze plaid. Te zonnen, te dutten, naar heideplantjes te staren en ons af te vragen of die Mass Drop nog wel door zou gaan want de mist was nou toch weg en zo’n vier uur op de hei liggen klinkt wel leuk maar met alleen maar wat te drinken bij ons werden we er toch wat wee van.

En toen kwamen ze eindelijk! Nou ja, drie stuks. Niet echt wat je noemt "Mass" maar er sprongen wel degelijk mannetjes uit. Wow!



Inzoomen...


Uitzoomen...



En nog wat verder...


Toen zijn we naar een pannenkoekrestaurant een eindje verderop gefietst en terwijl we op onze bestelling wachtten, zagen we de andere toestellen overvliegen. Oh well... Ze smaakten overigens heerlijk, de pannenkoeken.

Ik weet niet meer of het de maandag na het Airborneweekend was of een andere maar er was een maandag in september die niet fijn was. Normaalgesproken heb ik niet zo’n last van het blue monday-gevoel maar deze maandag was, begon echt kl... eh, niet zo leuk met het spontaan barsten van het ruitje van onze combi-oven.

Na het onverwacht moeten vervangen van onze vriezer konden we nog zo’n huishoudelijke uitgave missen als kiespijn. Peter zocht daarom op Marktplaats, vond een redelijk geprijsde vervanger (ZGAN!), reed daarvoor naar Baarn, ontmoette daar een vriendelijke man die echter een totaal andere opvatting van “ZGAN” bleek te hebben en kon vervolgens zonder oven terug naar huis. Dit laatste app’te hij mij aangezien ik inmiddels op mijn werk was, alwaar ik net een flinke tegenvaller had aangetroffen.

“Dit is nu officieel een PRUT-dag!” berichtte ik bedroefd terug en: “Bid voor niet-lastige klanten!” Mijn humeur had ook wat barsten opgelopen. Maar toen nam de dag een ferme draai:

Eén van de eerste mensen die de bibliotheek binnenkwam was mevrouw W., een wat broze, beverige dame van ver in de zeventig. Ze probeert zich altijd zo goed mogelijk te redden maar de laatste tijd heeft ze toch wat meer hulp nodig. Hulp en ook wel wat aandacht. Mevrouw W. gaf mij zomaar een bosje bloemen. “Hier voor u,” zei ze, “Ach, u weet zelf wel waarom... Ik weet niet hoe lang ik er nog ben en dan wilde ik u dit toch even geven.” 


Wat nou kapotte ovenruit? Wat nou prutdag?

Ik was er stil (en stil beschaamd) van.

Deze september was ook de maand waarin ik de meeste kilometers ooit in een maand gelopen heb. Ruim honderdtien kilometer en allemaal door de bossen hier. Bijna de helft ervan liep ik samen met zwager F. tijdens vroege zondagloopjes over “onze” prachtige Veluwe. Als overtuigde alleen-loper had ik nooit gedacht dat het zo leuk zou zijn om samen met iemand, met hem, te rennen. We kletsen wat, vertellen elkaar flauwe mopjes, genieten van de natuur, speuren, tot dusver zonder succes, naar wild en nemen geregeld, niet gehinderd door enig richtingsgevoel, nieuwe paden. Het is maar goed dat Peter ons naar de hei rijdt en, terwijl hij daar in de buurt wandelt, ons via zijn telefoon in de gaten houdt. 


(“Als jullie zo door gaan, komen jullie in Otterlo terecht. Nee, er komt geen pad naar links. Ga maar rechts bij de stenen, dan rij ik wel naar de andere kant van de hei. Die stenen... Die grote stenen op die open vlakte, ja. En dan naar rechts. Daarna kom je langs die put en dan... Wat? Je weet toch wel, die p...  Oké, ik bel wel weer als ik zie dat jullie bij die put zijn. Of niet...”)

In deze opsomming hoort last but absoluut not least het feit dat wij, Peter en ik, in deze septembermaand eenendertig jaar geleden de ouders werden van een prachtzoon. Elk jaar, zonder uitzondering, word ik op de achttiende september wakker met een gevoel waarvoor ik nog steeds de goede omschrijving niet kan vinden. Het is een combinatie van verwachting, hoop, blijdschap en veel, onbeschrijflijk veel liefde. Maar ook met een tintel van o-help-als-alles-maar-goed-gaat er doorheen.


Ach, kijk die jonge koppies van ons! We zijn er zo'n vijf jaar jonger dan Paul nou is.

En nu ik toch met oude foto’s bezig ben en het gisteren kennelijk Nationale Broer en Zus Dag was, nog eentje van nòg langer geleden. Naar schatting zijn we hier respectievelijk twee, vier en zeven jaar oud. Die “kapsels” waren toen, echt waar, heel erg modern! (Zo hield onze moeder lang vol die kennelijk niet recht kon knippen.)


Aldus september 2014.


Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...