donderdag 10 mei 2018

Mijn wandelmaatje


Het is nog vroeg als ik wakker word. Nog maar net vijf uur geweest. Even vraag ik me af wat mij gewekt heeft, dan dringen regengeluiden door het open raam tot mij door.
“Regen…” denk ik, en meteen, als automatisch, er achteraan: “Kunnen we zo wel wandelen?” Dan besef ik: het is niet alleen geen woensdag maar we gaan ook niet meer, nooit meer wandelen. Kees is dood. En dan schieten de tranen weer in mijn ogen.

Mijn wandelmaatje Kees is er niet meer.

Ruim drie jaar hebben we samen wekelijks gewandeld. De eerste jaren op de maandagochtend, het laatste jaar op de woensdagochtend. Al die weken keek ik een paar dagen van tevoren al op mijn weerapp om te zien of het die ochtend wel droog zou zijn. Te warm had Kees het nooit, bij al te erge kou was er een deken voor over zijn benen maar als het regende moest ik toch afbellen. Gelukkig regent het niet zo vaak als je soms zou denken, in ieder geval niet op “onze” ochtenden.

Kees en ik, wij allebei, genoten altijd erg van het samen wandelen. Wij genoten van het buiten-zijn, van de rust, de vogelgeluiden, het geknisper van de blaadjes onder zijn wielen/mijn schoenen in de herfst, van de bermbloemen in de lente, de zon door de bomen in de zomer en in de winter van de frisse kou. Nog meer dan ik was Kees een buitenmens.

Wij hebben indertijd niet lang nodig gehad om aan elkaar te wennen. Kees herkende mij al snel aan mijn stem en aan mijn hand over zijn wang als ik hem goedemorgen wenste. Ik leerde te zien en te horen of hij iets prettig vond (of juist vervelend) en ik werd steeds handiger in het aantrekken van zijn jas en het omzeilen van hobbels en kuilen in de weg. “Kees wordt al vrolijk als we zeggen dat Sylvie zo komt!” vertelden zijn verzorgers mij vaak. En al snel begreep ik dat zij dat niet (alleen) uit vriendelijkheid zeiden maar dat het echt zo was; er was meer contact tussen Kees en mij dan ik van tevoren had verwacht. Contact en genegenheid. Diepe, diepe genegenheid. 

“Jij hebt Kees veel gegeven, wat heeft hij jou gegeven?” werd mij na zijn overlijden gevraagd. Ik hoefde er niet over na te denken: “Rust. Rust en vertrouwen.” De ommetjes met Kees waren rustpuntjes in mijn week. Ik kon dan, kón niet móest, mijn aandacht puur en alleen op hem richten. Op hem, de omgeving, de geluiden om ons heen. Ik vertelde waar wij naar toe gingen (“Wat dacht je van dit weggetje?”), wat we konden doen (“We hebben brood bij ons, we gaan de eendjes voeren!”) en ik liet mij door hem aanmoedigen als we een steile brug op moesten (“Ja-ja-ja-ja!").
Wat dat vertrouwen betreft: ik ben ervan overtuigd dat als Kees zich niet veilig of alleen maar comfortabel bij mij had gevoeld, hij dat heel duidelijk had gemaakt. Zijn vertrouwen in mij, een leek, weliswaar goedbedoelend maar toch bij lange na niet zo ervaren en bedreven als zijn verzorgers, was een kostbaar cadeau.

En nu is hij er niet meer. Kees werd heel onverwacht ziek en is vrij snel daarna overleden. Gisteren, op een zonovergoten, niét regenachtige woensdag, heb ik, samen met zijn verzorgers, medebewoners en andere naasten, mijn laatste wandeling met hem gemaakt.

Mijn wandelmaatje is er niet meer.

Kees is er niet meer.




Geen opmerkingen:

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...