donderdag 10 februari 2022

Ochtendritueel

 

Het is nog vroeg, voor mijn doen heel vroeg, in de ochtend. 

Omdat het nog zo vroeg is kan ik lekker nog even blijven liggen, lekker langzaam wakker worden. Ik rek me nog eens uit en draai dan op mijn zij, mijn deken tot mijn kin opgetrokken.  

De zon piept tussen de gordijnen van mijn kamer en schijnt op mijn schooltas, een paar boeken zijn er half uitgegleden. Ik draai me weg van dat beeld en gluur naar het lentezonnetje, luisterend naar de vertrouwde ochtendgeluiden. 

  

Geluiden van vogelgetrippel op het platte dak. Geluiden van mijn vader die in de keuken bezig is, zo te horen de fluitketel vult en op het gas zet. Dan hoor ik hem naar boven komen, op de kamerdeur van middelste zusje kloppen. 

“Ben je al wakker?”  

Net als hij, en heel anders dan ik, is zij een ochtendmens; zij leert het liefst ’s ochtends en dan is pap haar wekker.  

 

Ik hoor zijn voetstappen weer op de trap. Ik hoor radiogeluiden van beneden komen, de piepjes van de tijd. Zeven uur. Of toch al half acht? Mijn vader draait altijd het volume omhoog bij die piepjes en wat zachter als het nieuws begint. Waarom? Geen idee, maar ik hoor het hem altijd doen, elke doordeweekse ochtend. Ik hoor de stem van de nieuwslezer als vertrouwd gemompel en draai me op mijn rug. 

 

De fluitketel fluit en blijft nog even doorfluiten. 

“Toe, draai het vuur uit!” denk ik zoals bijna elke doordeweekse ochtend. Een enkele keer geïrriteerd, veel vaker uit gewoonte. 

Nu maakt hij thee in de grote thermoskan, weet ik. Daarna zet hij drie mokken op het aanrecht, schenkt in elke mok een bodempje thee en roert er wat suiker door. Als mijn zusjes en ik straks beneden komen, hoeven we alleen de hete thee uit de kan bij de afgekoelde in onze mok te schenken en kunnen we meteen drinken. Zonder onze tong te branden, zonder er zelf suiker bij te doen. Zonder te roeren zelfs. Altijd, elke doordeweekse ochtend.  

 

Als ik straks beneden kom, weet ik dat ik mijn vader op zijn vaste plekje op de bank zal zien. Dichtbij het raam zodat hij de collega’s die hem ophalen meteen ziet aankomen. Zeker een kwartier voor de vaste tijd waarop zij voorrijden, zit hij al klaar. Klaar voor een nieuwe werkdag met zijn nog wat vochtige haren netjes gekamd, zijn wangen en kin gladgeschoren (vanavond zullen ze alweer prikken), zijn colbertjasje met de pennen in het binnenzakje en altijd wat geurend naar sigarettenrook (van zijn collega’s, niet van hem) over de stoelleuning. Een vertrouwd beeld op elke doordeweekse ochtend. 

 

Als ik straks beneden ben en mijn thee ingeschonken heb, zal ik, nog voordat de auto van zijn collega’s voor ons huis stil staat, hem zijn jasje zien aantrekken. Daarna zal zijn hand over mijn hoofd gaan en krijg ik een snelle kus op mijn wang. 

"Dag lieverd."

"Dag pap."

De voordeur zal open en weer dicht gaan. Hij zal, terwijl hij achter in de auto plaatsneemt, zijn collega's met een opgewekt "Heren!" begroeten en dan zal ik zijn armzwaai vanachter het autoraampje zien.

 

Maar eerst draai ik me nog een keer om. Op deze gewone doordeweekse ochtend ergens in 1973.  

 

 


Geen opmerkingen:

Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...