zaterdag 13 december 2025

Een jaar


"Wil jij het ook weten?" 
De oncoloog keek Peter afwachtend aan. Ik had hem net een van de moeilijkste vragen uit mijn hele leven gesteld. Toen Peet knikte vertelde hij dat in het slechtste geval, als Peet besloot om zich niet te laten behandelen of als de behandeling niet zou aanslaan, dat in dat slechtste geval Peter iets van een half jaar zou hebben. Daar stond tegenover dat hij patiënten had die ruim zes jaar sinds hun diagnose nog steeds leven, weliswaar met constante medicatie, maar toch...
Een half jaar, zes jaar, wat voor termijn hij ook had genoemd, zelfs als hij twintig jaar had gezegd - het krijgen van een dergelijke prognose is vreselijk onwerkelijk.

"In ieder geval niet dit jaar al..."
Peter zei het al eerste, ik had daar langer voor nodig. "In ieder geval niet dit jaar al...". We zeiden het niet uit voorzichtigheid of pessimisme maar omdat het ergens langer klonk dan "over een half jaar".
Wisten wij veel! De oncoloog, die man met zoveel ervaring, kennis, patiënten die na zes jaar nog leefden, zag het ook niet eens aankomen.
Peet ging wel het behandeltraject in maar zijn kanker was zo agressief dat die behandeling niet eens de kans kreeg om aan te slaan. Niet zes jaar, niet zes maanden maar zes weken bleek hij nog maar te hebben.

Omdat het zo snel ging en ook, vooral, omdat het zo akelig ging, hebben Peet en ik niet echt gepraat over zijn einde, ons einde samen. De dingen die we bespraken waren van praktische aard maar meer op de manier zoals je nog gauw samen wat dingen doorneemt als de een voor een poos weggaat. Niet voor altijd.
Het was niet omdat we het niet konden - we konden altijd goed over onze gevoelens praten, vonden het juist belangrijk om te benoemen hoe we tegenover elkaar stonden, wat we voor elkaar voelden, hoe blij we met elkaar waren, hoe gelukkig. 
Nee, dat was de reden niet, we waren zo hard aan het proberen om die onwerkelijke diagnose en prognose tot ons door te laten dringen en tegelijk om van dat "iets van een half jaar" "ruim zes jaar" te maken.

Het voelt voor mij nog steeds als een gemis dat we tijdens zijn laatste week, toen steeds duidelijker werd dat het nog maar een kwestie van een paar dagen zou zijn, niet over ons afscheid hebben kunnen praten. Het voelt ergens nog steeds als onaf. Aan de andere kant, wat hadden we dan gezegd? 
We wisten van elkaar hoeveel we van elkaar hielden en altijd zouden houden.
We wisten van elkaar dat we, als we ons leven ooit nog eens over zouden moeten doen, we weer voor elkaar zouden kiezen. Zonder twijfel.
We wisten van elkaar dat we elkaars liefste maatje waren.
We wisten het omdat we dat elke dag weer voelden, merkten, elkaar lieten merken en ook vaak hardop zeiden.
We wisten het omdat ik tot zijn laatste ademhaling en daarna bleef zeggen hoeveel ik van hem hield, omdat hij ondanks zijn pijn en later versuftheid door de morfine zijn gezicht naar mij bleef draaien.
We wisten het.

Hadden we dan kunnen praten over hoe het zou zijn als we niet meer samen zouden zijn? Hoe ik zonder hem verder zou moeten? Hoe het voor hem zou zijn om mij te moeten achterlaten, om dóód te zijn? Dood. Dood, als in weg, voor altijd, nooit meer terug...
Hadden we hier samen over kunnen praten? Hóe hadden we hier samen over kunnen praten?
Hóe hadden we over dit onvoorstelbare kunnen praten?

Misschien moet ik me dit niet meer afvragen.
Misschien moet ik de vele, vele keren waarop we elkaar vooral die laatste weken heel stevig vasthielden en elkaar met tranen en liefde in onze ogen aankeken zien als onze laatste gesprekken zonder woorden.
En misschien voelt het als onaf omdat onze liefde nooit "af" zal zijn.

Zes jaar, een half jaar, zes weken... het zijn bijna abstracte begrippen geworden.
Zelfs als ik bedenk dat ik binnen zes maanden na Peets overlijden dit appartement heb gekocht en alweer drie maanden hier woon. 
Dat ik nu al? pas? een jaar zonder mijn liefste maatje ben.
Een jaar, een héél jaar is hij al zo vreselijk weg.
Ik voel de pijn van mijn gemis maar ik kan het me nog steeds zo moeilijk voorstellen.







zaterdag 6 december 2025

Toch versierd


Ik heb het hier wat kerstig versierd. Ja toch. Ik had niet verwacht dat ik dat zou willen, niet gedacht dat ik het zou kunnen maar nu staat er toch dat kleine boompje dat Peet en ik een paar jaar geleden samen gekocht hebben naast de bank. Heb ik mijn oude kerststalletje en hier en daar nog wat andere kerstversierselen neergezet en opgehangen. Het is maar een schijntje van wat wij in de loop der jaren aan kerstspullen verzameld hebben en de huisjes, boompjes en andere figuurtjes van het kerstdorp dat Peter zo zorgvuldig en met eindeloos geduld kon opbouwen heb ik in de dozen gelaten, dat kon ik echt niet aan, maar toch...
En het is pas de eerste week van december.

Tot voor een paar dagen geleden heb ik alle gedachten aan kerst willen blokken. Het was te pijnlijk. Kerst was iets wat bij Peet hoort. Als het aan hem lag werd ons huis al in november versierd. Voor mij was dat te vroeg; half december was mijn tegenvoorstel maar elke keer ging ik dan toch eerder voor de bijl, dan zag ik zijn gezicht weer oplichten als ik na ettelijke stille en minder stille hints van zijn kant de dozen van zolder haalde en aan de slag ging. Hij zette er dan toepasselijke muziek bij op en genoot van mijn geredder.
Zijn elk jaar weer "Dankjewel lieve Sylfje, je hebt het weer mooi versierd!" was dan de beloning waar ik het met liefde voor deed. Ook al was het vaak nog niet eens half december.

Vorig jaar was kerst het laatste waar wij aan dachten. Peter kwam begin december thuis na een week in het ziekenhuis en als hij inderdaad zoals verwacht wat had kunnen opknappen, had ik misschien, o, vast wel, wat rond zijn bed in de woonkamer versierd en dan hadden we samen van de lichtjes kunnen genieten. Samen kunnen hopen dat het niet onze laatste kerst samen zou worden, dat hij op z'n minst het nieuwe jaar zou halen.
Maar het liep heel snel anders. Heel snel, heel anders en veel te snel.
Gelukkig stond er toen toch, dankzij mijn neef, een klein boompje met lichtjes naast zijn bed. O, de keren dat ik met tranen in mijn ogen om dat lieve en attente gebaar naar dat boompje heb gekeken, er naar gewezen heb in de hoop dat Peet het nog kon zien...

Vorig weekend kwam mijn neef weer bij mij langs. Niet met een kerstboompje maar met mooie takken met rode besjes. Het was precies wat ik op dat moment aankon, meer was, zoals hij zelf al dacht, te veel geweest. Maar het was ook een zachte aanmoediging om gedachten aan kerst niet langer te blokken. Kerst, het feest waar Peter zo van kon genieten.

Het viel me niet mee. Bij elke kerstdecoratie die ik door mijn handen liet gaan liepen mijn ogen vol en kneep mijn keel dicht. Ergens klopte het niet, voelde het alsof ik een raar toneelstukje opvoerde maar gaandeweg ging het beter. Mijn (dat vreselijke "mijn" in plaats van "ons", ik kan er maar niet aan wennen!) woonkamer past nu wat meer bij al die kerstliedjes op de radio. 
Mijn gemis, mijn pijn en verdriet zijn er niet minder om maar ik glimlach nu door mijn tranen heen wanneer ik zachtjes in mijn hart zijn stem "Dankjewel lieve Sylfje, je hebt het weer mooi versierd" voel fluisteren.





zondag 30 november 2025

Zo moeilijk



Van wij naar ik.
Van samen naar alleen.

"Ik kan niet zonder hem!"
"Ik kan niet zonder Peter!"
Ik heb het zo vaak gezegd. In al die jaren tussen het overlijden van onze Max en die verschrikkelijke diagnose, en bijna ontelbare keren daarna. Wat ik eigenlijk vooral dacht, zei, schreeuwde was dat ik niet zonder hem wil. Ik wil niet zonder hem.
Ik wíl niet zonder Peter!
Maar ik moet wel. En nooit eerder was moeten zo, zo moeilijk.

Over 2 weken is het zijn sterfdag. Tot die dag was er, hoe versuft Peet die laatste dagen ook was door de morfine, nog een wij
Hij in het bed in de woonkamer, ik in een stoel ernaast. Zijn gezicht naar mij toegedraaid, zijn hand in de mijne. Onze voorhoofden tegen elkaar.
Op een bepaald moment werd hij heel onrustig, begon bijna te hyperventileren. Ik streelde zijn gezicht, fluisterde hoeveel ik van hem hield, trommelde met mijn vingers zachtjes over zijn voorhoofd. Zijn ademhaling werd rustiger en zijn gezicht ontspande.
"Wat ben je lief," zei hij. "Zo lief..."

De tranen rollen weer over mijn wangen als ik aan dat moment denk. 

Ik ben zo dankbaar dat ik tot op het laatst, ons laatst, lief voor hem heb kunnen zijn. En toch is daar ook een andere kant aan. Dat ik nu al bijna een jaar zonder mijn Peter ben, dat ik niet alleen door kon blijven leven maar ook zoveel heb kunnen doen, dingen waarvan ik dacht dat ik ze nooit zonder hem zou kunnen, dat ik.... 
... toch...
... zonder hem....
.... kan?

Dat voelt zo niet-lief.
Het voelt bijna als ontrouw.

Mijn hoofd weet het: dit klopt niet. Dit heeft niks met niet-lief en ontrouw te maken. Maar mijn hart zegt wat anders.
Peter had deze gedachte, dit gevoel nooit van mij geaccepteerd. Hij had mij dan vastgepakt, mijn gezicht gestreeld, gefluisterd hoeveel hij van mij hield, gezegd dat er altijd een wij, een samen zal zijn en ik nu lief voor mijzelf moet zijn. Hij had gezegd dat ik van die rare, rauwe gedachtenkronkel af moet.

Maar ook dit moeten is zo, zo moeilijk.






woensdag 12 november 2025

Peter had...

 


De blaadjes van de bomen voor mijn (ja, "mijn") appartement kleuren langzaam maar zeker geel. De takken worden ook steeds meer zichtbaar. Het is mooi om dit zo vanuit de woonkamer te kunnen volgen. Als ik de weg en het geluid van het verkeer negeer en naar boven kijk, lijkt het alsof ik in een bos woon.

Peter had het prachtig gevonden: dit uitzicht vanaf het terras.
Peter had elke ochtend zijn koffie hierbuiten gedronken, 's middags een kop thee of glaasje wijn. Hij had met zijn ogen dicht van de zon op zijn gezicht genoten.
Peter had nog niet willen verhuizen maar hij het appartement prachtig gevonden. De ruimte, het licht, hoe onze meubels hier staan. Hij had, o vast en zeker, de muziekinstallatie anders ingericht, de lampen van afstandsbedieningen voorzien, meer van dat soort snufjes aangebracht.
Peter had misschien onze oude eettafel niet vervangen maar deze die er nu staat ook groot genoeg gevonden voor de spelletjes die wij erop speelden, voor de uitgebreide weekendontbijtjes die hij altijd klaarmaakte.
Peter had allang de nieuwe oven ingewijd met een eigengebakken brood. Hij had allang toegekeken hoe ik "bij wijze van verrassing" flensjes voor hem bakte. "Het water loopt me nu al door de mond," had hij dan gezegd.
Peter had uitjes bedacht, nieuwe wandelingen om te maken, een kluslijstje opgesteld, samen met mij films en series gekeken, hij op de bank, ik op het poefje tegen zijn benen aan terwijl hij mijn haren kriebelde.

Peter had...
Peter had...

Peter had nooit dood moeten gaan!

Zo dat is eruit. Ik wil dit niet denken, niet hardop of zelfs zachtjes voor mij uit zeggen, ik wil dit zeker niet hier zwart op wit zien staan maar het schreeuwt in mij.

Peter had nooit ziek moeten worden!
Peter had mij nooit achter moeten laten!

Het is de meest absurde gedachte die steeds vaker andere gedachtes wegduwt. Het is een schreeuw die ik in mijn borst en maag voel. En ik wil dat niet denken, niet voelen. Peter hád mij nooit achter willen laten. Als er iets is wat ik voor meer dan 1000% zeker weet is dat hij altijd bij mij had willen blijven.

Peter hield een aantekenboekje bij waarin hij voornamelijk een onderhouds- en kluslijst bijhield. Tussen al die notities schreef hij af en toe iets over een uitje, een plannetje waarmee hij mij wilde verrassen. In 2022, toen wij allebei met prepensioen waren, schreef hij op onze vierenveertigste trouwdag:

".... ik vind haar nog steeds mooi en aangenaam gezelschap. Zij vindt mij nog altijd lief en grappig. Ik laat haar nog steeds lachen, zegt ze, en kruipt tegen mij aan als we op een bankje in de schaduw zitten te kijken naar de ganzen en de eendjes... kortom we houden van elkaar. En nu in een fase waarin we volle aandacht kunnen hebben en ontspannen leven... Ik mag niet toosten op de volgende 44 jaar van Syl, maar ik hoop dat we nog lang en gezond-en-vitaal zo met elkaar kunnen leven..."

Dat had Peet dus gewild; ik hoefde het niet te lezen om het te weten. Ik herinner me nog goed hoe we die dag getoost hebben, stiekem toch op nog 44 jaar. En daarom word ik bijna ziek als ik voor zijn foto sta en toch "Jij had mij nooit achter moeten laten" denk, voel, fluister. Want Peter had dit nooit, nooit gewild.
Ik weet het, ik weet het. Ik weet het.

Peter had bij mij willen blijven.
En ik bij hem.




dinsdag 4 november 2025

Op een rots

 


In het berenbos van het dierenpark staat hoog op een rots een beer bij de waterval. Hij beweegt heen en weer, springt erbij. De kinderen op de loopbrug vinden het prachtig.
"Kijk hoe hoog hij is geklommen!"
"Die beer danst! Wat leuk!"
Hun mama kijkt en lacht met haar kinderen mee. Opa maakt foto's. Dan leest oma het bordje aan het hek en de lach verdwijnt van haar gezicht. Ze stoot haar man aan en wijst op de tekst. De bewegingen van de beer komen voort uit een groot trauma, ontstaan tijdens gevangenschap. "Niet grappig of leuk!" staat er in grote letters en met een uitroepteken. Even kijken ze naar hun kleinkinderen, dan laat opa zijn camera zakken.
"Ja, knap hè, zo hoog als hij nu staat... Kom, we gaan weer verder."

Soms voel ik me als die beer. Mijn rots is het appartement waarin ik nu woon. Ik dans niet, ik spring niet - ik woon er in mijn eentje. Ik word niet grappig of leuk gevonden maar wel sterk en dapper. Sterk en dapper...
Bijna twee maanden woon ik hier nu en het voelt nog steeds niet als thuis. De inrichting van de woonkamer lijkt veel op die van ons huis ("het oude huis") wat logisch is omdat ik, op wat kasten en de eettafel na, niks anders gekocht heb. En toch...
Ik doe mijn best, doe kaarsjes aan, heb kussentjes op de bank gelegd en probeer "ik ben weer thuis" te zeggen in plaats van "ik ben weer terug", "mijn huis" in plaats van "het appartement", maar het schuurt, het voelt niet echt. 

Een groot deel van mij kan er nog steeds niet bij dat Peter echt weg is en nooit meer terugkomt. Dat deel is nog steeds aan het wachten.
Een ander deel beseft dat maar al te goed en heeft daar heel veel verdriet van. Dat deel huilt de tranen uit haar hoofd en voelt zich zo vreselijk alleen.
De momenten waarop beide delen elkaar tegenkomen, met elkaar botsen, zijn bijna niet te handelen.
Rouwen, mijn rouwen, is niet alleen maar verdrietig zijn en missen.
Het is ook me verdoofd en radeloos voelen.
Het is blij zijn met bezoek en alleen willen zijn.
De hele dag in bed te willen blijven en me benauwd te voelen als ik niet naar buiten ga.
En al die gevoelens vaak tegelijk.
Als ik lijstjes probeer te maken van dingen die ik kan doen om de dag door te komen, om wat structuur te krijgen, ben ik niet sterk en dapper. Dan ben ik wanhopig op zoek naar wat grip op wat nu mijn realiteit is.
Met het verlies van Peet ben ik het beeld van onze toekomst kwijt, ben ik mijzelf kwijt. Ik heb veel lieve mensen om me heen, ik ben niet eenzaam maar ik ben heel erg zonder mijn Peetje. En ik voel me alles behalve sterk en dapper.

Of ik net als die dansende beer een trauma heb? Dat zal over een week of negen blijken. Mijn therapeut vond het raadzaam om dat te onderzoeken omdat trauma rouwen kan blokkeren. Ik heb hierin toegestemd, weet niet wat ik ervan kan verwachten, weet niet of en hoe het kan helpen.
Ik zal nooit niet-rouwen maar ik hoop zo dat er een tijd komt waarop de zo moeilijke herinneringen aan die krap twee maanden tussen diagnose en overlijden niet meer mijn herinneringen aan ons liefdevolle leven samen overheersen. Dat deze pijn wat zachter wordt en mijn hoge rots niet meer als een wachtkamer voelt.



Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...