vrijdag 28 maart 2025

Ons liedje


Bij het afscheid van Peter werd Peaceful Easy Feeling van The Eagles als eerste nummer gespeeld. Op die muziek liepen wij met zijn kist de aula van het uitvaartcentrum binnen. 
Hoe moeilijk Peet en ik het ook vonden om over zijn "ooit" naderende afscheid te praten; ik wilde persé weten wat zijn muziekkeuzes zouden zijn. Het moest immers bij hem, muziekliefhebber in hart en nieren, passen maar ook bij mij. Over Peaceful Easy Feeling waren wij het meteen eens.

Vanaf het prille begin van onze verkering heeft Peter mij kennis laten maken met zijn favoriete muziek en artiesten. The Eagles stonden voor mij vrijwel meteen op nummer één, en dan vooral met dit nummer. Die muziek, die woorden...

I like the way your sparkling earrings lay
Against your skin, it's so brown
And I wanna sleep with you in the desert tonight
With a billion stars all around

En dan raakte hij mijn oorringen aan en streek over mijn wang. Zo verliefd als hij toen naar mij keek, zo kon hij bijna vijftig jaar later nog kijken.
Peaceful Easy Feeling was en bleef kortom ons liedje. 

Op zijn Facebookpagina postte Peter vaak zijn "Muzikaal juweeltje van de maand". Iets meer dan een jaar geleden was dat dit nummer en dit was wat hij erbij schreef:


Een vredig en rustig gevoel, het klinkt zo eenvoudig, niet groots en meeslepend, maar het was, het is, een belangrijk deel van het fundament van onze relatie. En dat is precies wat wij elkaar konden geven, wat wij bij elkaar vonden.
Natuurlijk was het niet altijd even vredig en rustig tussen ons. Wij waren, zijn allebei mensen met een stevige wil en kunnen (ahem) behoorlijk eigenwijs zijn maar onze botsingen duurden nooit lang en we vonden elkaar elke keer weer. 

Peets ziekteverloop was bepaald niet vredig en rustig. Zijn laatste uren waren dat uiteindelijk gelukkig wel. Tijdens die laatste uren lag hij naar mij toegekeerd. Zijn adem ging steeds rustiger, werd stilaan langzamer. Ik hield hem vast, streelde zijn haar, zijn gezicht. Ik kuste hem zachtjes. Op zijn voorhoofd, zijn ogen, zijn wangen, zijn lippen. Ik fluisterde hoeveel ik van hem hield; ik bleef het maar zeggen. Net zolang tot ik voelde en hoorde dat hij definitief weggleed en toen zei ik het weer, en weer. 

Ik houd van jou, Peetje.
Ik houd van jou.
Ik zal altijd van je blijven houden.
Altijd, Peet. Altijd.





zondag 23 maart 2025

Ik heb weer gelopen, Peet

 

Ik heb vanochtend hardgelopen, Peet. Voor het eerst sinds bijna een half jaar. Het lukte me niet om hard te lopen toen ik me ongerust begon te maken en ik kon het niet na die diagnose. Ik kon de tijd, onze tijd, mijn energie wel beter gebruiken.
En toen ging jij dood en werd alles wat ooit gewoon was anders. 

Maar vanochtend ben ik dus weer gegaan. Ik heb mijn loopplunje aangetrokken en ik ben naar beneden gegaan. Halverwege de trap heb ik bewust niet naar jouw stoel achter je computer gekeken. Want daar zou je immers niet zitten, naar mij opkijkend en glimlachend "Zo, dapper meisje..." zeggen. Ik heb niet gekeken want dan zou ik misschien wel gaan huilen en dat wilde ik niet. Huilend zou ik misschien niet meer willen, niet meer durven lopen.
Ik heb mijn schoenen aangetrokken en ben de deur uitgestapt. De deur die ik extra goed achter mij dicht moest doen omdat er nu niemand thuisbleef.

Ik ging voor een rustig en kort rondje. Rustig, kort en dus zonder te huilen. Af en toe miezerde het wat maar mijn wangen werden alleen nat van die lichte regen, niet van tranen. Zelfs niet toen op mijn looplijst Harry Styles "... you know it's not the same as it was..." zong. Al scheelde het niet veel.
Ik rende langs het ziekenhuis waar we nog maar vijf maanden geleden te horen kregen dat... nee, ik wilde niet huilen.
Ik rende langs jouw favoriete vijver, hier in onze wijk. Ik zag een man met jouw silhouet en je had het kunnen zijn, hè Peet. Hij droeg net zo'n jas als jij hebt. Had. O​, al die grote mannen met donkerblauwe jassen! Dichterbij gekomen bleek hij totaal niet op jou te lijken. Hoe kon het ook.
Ik rende door maar waar ik "vroeger" rende om mijn hoofd leeg te maken bleef ik aan jou denken. Aan jou. Aan ons. Aan wat was en niet meer is. Ik wilde niet huilen, ik wilde alleen maar lopen en herinneren.
Toen ik uiteindelijk onze straat inliep, toen ik ons huis zag ging ik steeds langzamer. En toen ik onze voordeur zag begonnen de tranen toch te stromen. Ik heb zó gehuild, Peetje, het was een wonder dat ik mijn sleutel in het slot kreeg.

Het was zo moeilijk, lieverd.
Zo moeilijk om die voordeur niet op een kier te zien staan, alvast opengedaan door jou omdat jij wist dat ik bijna thuis was.
Zo moeilijk om binnen te komen zonder dat jij naar mij toekwam en vroeg hoe het was gegaan.
Zo moeilijk om naar de badkamer te gaan zonder dat jij "Geef maar een seintje als je klaar bent, dan begin ik met het ontbijt!" zei, zoals elke, echt élke keer na een zondagloop.

Alles wat ooit gewoon was, is nu zo anders.
Jij, ik, wij, weekendontbijtjes, deuren die niet openstaan, hardlooprondjes... alles.
Zo anders, zo moeilijk.
Maar ik blijf lopen, Peet. Op hardloopschoenen en ook op gewone. Door de wijk, door dit andere, nog steeds zo moeilijke leven.
Desnoods huilend.



 

vrijdag 7 maart 2025

Achterblijver

 


"Hee, trouwens... Ik wil wel eerder dood dan jij, hoor. Ik wil niet zonder jou, ik wil niet de achterblijver zijn."

*ik herinner me nog die keer dat ik dit zei. Er was niks vervelends of ernstigs aan de hand. Integendeel, we waren gewoon een bordspel aan het spelen. Gezellig aan de grote tafel met uitzicht op de tuin, elk een glaasje met wat lekkers en hapjes voor tussendoor. 
Peter begreep het (mij) direct; wat ik eigenlijk zei was "ik ben zo gelukkig met jou. Met ons, zo samen".
Hij sprak mij daarom niet tegen, zei niet dat ik niet zo dramatisch moest doen, zei niet dat híj juist eerder wilde gaan. Hij glimlachte alleen: "Nee, nee, we gaan samen. Tegelijk." En op mijn reactie dat dat heel naar voor Paul zou zijn: "O, maar dan zijn we al dik in de negentig. Dan is hij al zowat ouder dan wij nu zijn."
Dat zei hij toen dus. Zo heerlijk geruststellend. Wij zouden geen van beiden de achterblijver zijn. En vervolgens won hij het potje.

In zijn laatste week was Peter steeds vaker zo versuft door de morfine dat hij alleen met veel moeite aanspreekbaar was en dat alles wat er om hem heen gebeurde maar amper tot hem doordrong. De momenten waarop hij wel redelijk helder was waren mooi en pijnlijk tegelijk. Pijnlijk omdat ik toen al wist dat het herinneringen zouden worden waarmee ik mij "later" zou moeten troosten. Mooi omdat het zo duidelijk was hoeveel hij van mij hield.

Zoals de keer dat hij afscheid nam van een iemand die hem nog even wilde zien: "Dank je, dag. Maar nu wil ik alleen met Syl."
Zoals de vele momenten en de manier waarop hij mijn hand zocht en vastpakte. De manier waarop zijn gezicht zich even ontspande als ik hem kuste, hem over zijn hoofd streek. "Lief... wat ben je toch lief..." zei.

Peter was tijdens zijn laatste uren zichtbaar zo moe, zo helemaal op dat ik hem zei, en God, wat was dat moeilijk, dat ik tegen hem zei...
"Ik zal je altijd missen, altijd van je blijven houden. Maar vecht niet meer, lieverd, ga maar. Ga maar heen."
Hij kon zijn hoofd niet meer optillen, opende nog wel zijn ogen.
"Heen? Waarnaar toe?" 
Mijn tranen drupten op zijn borst.
"Je mag wel... doodgaan, Peetje. Ik.... je hoeft niet meer..."
En toen, met onverwacht krachtige stem:
"Waarom zou ik dood willen als ik jou heb?"
Het ging dwars door mijn ziel.
"Ja, dat is raar, hè."
"Precies!"
Waarna hij glimlachte. 

Hij had bij mij willen blijven. Hij had sámen willen gaan. Tegelijk. Als we dik in de negentig waren.
Mijn pijn dat dat niet gelukt is, is zo vreselijk groot dat ik het amper kan verdragen.
Maar toch, wat mij op een heel bitterzoete manier troost is dat hij niet de achterblijver hoefde te zijn. Dat Peter deze pijn niet heeft hoeven voelen. Dat hem dat tenminste bespaard is gebleven. 

Morgen, 8 maart, zou hij achtenzestig zijn geworden. 
Mijn Peetje, mijn maatje, mijn alles, wat had ik zo graag, zo heel, zo vreselijk graag dik in de negentig met hem willen worden.



zondag 23 februari 2025

Achtertuin


Zoveel moeilijke, confronterende momenten en plekken. Sommige zo voorspelbaar, andere toch onverwacht. Al zijn die onverwachte veruit in de minderheid. Dat krijg je als je samen zoveel dingen gedaan hebt, zoveel plekken samen hebt bezocht en van zoveel samen genoten hebt.

Zo'n plek was vandaag in het zonnetje in onze achtertuin. Ik had het plan om de bladerboel daar wat aan te vegen en op te ruimen. Het weer is te goed om binnen te blijven en morgen gaat het weer regenen. Maar eerst zette ik koffie en daarna schoof ik een stoel in de zon.

Peter kon altijd intens genieten van het vroege lentezonnetje. Dan hief hij zijn gezicht op om elke zonnestraal te vangen en kneep hij zijn ogen dicht. Kop koffie in zijn ene hand en met zijn andere streek hij dan over de mijne.
"This is the good life, lieve Sylfje," zei hij dan. "This is the good life. Eerst genieten, daarna gaan we wel vegen."

Dus eerst zette ik koffie en daarna schoof ik met een stoel.
Ik zette koffie. Nadruk op "ik". Peter was altijd degene die dan koffie zette...
Ik schoof een stoel. Eén stoel... 

En toen zat ik daar. In mijn eentje. Koffie te drinken en te huilen. Hem zo, zo erg te missen.
Geen genietende Peter naast mij, geen hand die over de mijne streelt, geen "lieve Sylfje" en ook geen "good life".

Toen ik later klaar met vegen was, zag ik de knoppen in onze camelia. Peter zou ze het eerst gezien hebben, mij erop gewezen hebben: "Kijk, hij bloeit bijna weer. Mooi, hè!"
Nu moet ik in mijn eentje van de zon genieten, de bladeren vegen en de tuin in bloei zien komen.
Ik doe mijn best, Peetje. Ik doe mijn best.





woensdag 12 februari 2025

Ameland dus


"Kan ik een kop koffie voor u halen? Gewoon, cappuccino?" 
Ach ja, denk ik, laat ik het maar doen, dat kan nog wel. Ik was van plan om het zo zakelijk en kort mogelijk af te handelen maar even een kop koffie tijdens het afhalen van Peters as, dat moet wel lukken. Dat moet mij wel lukken.
"Ja graag, gewone koffie, zwart." Mijn zusje vraagt om een cappuccino.
Terwijl de medewerkster van het crematorium naar de keuken gaat, kijken wij de kamer rond. Her en der verspreid, in een vitrinekast, op de grond zien wij urnen in allerlei vormen en formaten, op de tafel voor ons staan bronzen rouwbeeldjes.
Aan de urnen gaan wij voorbij. Ik zal Peets as niet in een urn bewaren, ik wil het ergens op het strand van Ameland uitstrooien. Er is niet veel wat ik (nu) zeker weet maar dat wel: ik ga Peet naar Ameland brengen.
Mijn zusje bewondert de beeldjes op tafel. Dan zie ik op een kastje een soort bus staan, er zit een wikkel omheen met de afbeelding van een strand en de branding. Ik wijs: "Dat vind ik mooi." 

Wij krijgen koffie. De medewerkster vertelt wat, mijn zusje stelt een paar vragen. Het is een soort verkennend, een het ijs breken-gesprekje waar ik niet veel aan bijdraag. Zo zakelijk en kort mogelijk, is nog steeds mijn voornemen. Ik ben even klaar met emoties en mijn tranen die elk moment weer kunnen stromen. 
Praten jullie maar even door over die beeldjes, denk ik, dan probeer ik rustig te blijven en drink ik mijn koffie. 
"O, en we vonden dat zo mooi," hoor ik mijn zusje zeggen. "Die bus, met dat strand."
Medewerkster en ik kijken tegelijk in de richting van het kastje met de bus erop.
"Dat is van meneer," zegt zij zacht en ik begin te huilen.

"Maar hoe? Hoezo een strand? Waarom?" Ik begrijp het niet, had bovendien een ronde strooibus verwacht, in een kleur, blauw of rood, zoiets maar niet met een afbeelding erop. De foto op Peets rouwkaart was wel genomen op Ameland, maar in de duinen, er is daarop geen zee en strand te zien.
"Hoe wisten jullie?"
Ze wisten het niet, legt de medewerkster uit. Er zijn wikkels met verschillende afbeeldingen: bos, verschillende uitzichten, zelfs een met koeien... Dit was toeval. Toeval?

Dan is het gedaan met zakelijk en kort. Ik begin te vertellen.
Over dat we sinds het overlijden van onze jongste, bijna eenentwintig jaar geleden, elk jaar naar Ameland gingen.
Dat Max daar nooit geweest is maar dat wij hem daar het dichtst bij ons voelden.
Dat Ameland ons tweede thuis is geworden, wij nooit de behoefte hadden om in plaats daarvan naar een ander Waddeneiland te gaan.
Dat we daar altijd genoten.
Dat we daar altijd rust vonden.
"Ameland is ons tweede thuis," herhaal ik. "En op Ameland wil ik zijn as uitstrooien."

Die wikkel kan gewoon geen toeval zijn.
Peter wil naar Ameland.



Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...