zondag 30 november 2025

Zo moeilijk



Van wij naar ik.
Van samen naar alleen.

"Ik kan niet zonder hem!"
"Ik kan niet zonder Peter!"
Ik heb het zo vaak gezegd. In al die jaren tussen het overlijden van onze Max en die verschrikkelijke diagnose, en bijna ontelbare keren daarna. Wat ik eigenlijk vooral dacht, zei, schreeuwde was dat ik niet zonder hem wil. Ik wil niet zonder hem.
Ik wíl niet zonder Peter!
Maar ik moet wel. En nooit eerder was moeten zo, zo moeilijk.

Over 2 weken is het zijn sterfdag. Tot die dag was er, hoe versuft Peet die laatste dagen ook was door de morfine, nog een wij
Hij in het bed in de woonkamer, ik in een stoel ernaast. Zijn gezicht naar mij toegedraaid, zijn hand in de mijne. Onze voorhoofden tegen elkaar.
Op een bepaald moment werd hij heel onrustig, begon bijna te hyperventileren. Ik streelde zijn gezicht, fluisterde hoeveel ik van hem hield, trommelde met mijn vingers zachtjes over zijn voorhoofd. Zijn ademhaling werd rustiger en zijn gezicht ontspande.
"Wat ben je lief," zei hij. "Zo lief..."

De tranen rollen weer over mijn wangen als ik aan dat moment denk. 

Ik ben zo dankbaar dat ik tot op het laatst, ons laatst, lief voor hem heb kunnen zijn. En toch is daar ook een andere kant aan. Dat ik nu al bijna een jaar zonder mijn Peter ben, dat ik niet alleen door kon blijven leven maar ook zoveel heb kunnen doen, dingen waarvan ik dacht dat ik ze nooit zonder hem zou kunnen, dat ik.... 
... toch...
... zonder hem....
.... kan?

Dat voelt zo niet-lief.
Het voelt bijna als ontrouw.

Mijn hoofd weet het: dit klopt niet. Dit heeft niks met niet-lief en ontrouw te maken. Maar mijn hart zegt wat anders.
Peter had deze gedachte, dit gevoel nooit van mij geaccepteerd. Hij had mij dan vastgepakt, mijn gezicht gestreeld, gefluisterd hoeveel hij van mij hield, gezegd dat er altijd een wij, een samen zal zijn en ik nu lief voor mijzelf moet zijn. Hij had gezegd dat ik van die rare, rauwe gedachtenkronkel af moet.

Maar ook dit moeten is zo, zo moeilijk.






woensdag 12 november 2025

Peter had...

 


De blaadjes van de bomen voor mijn (ja, "mijn") appartement kleuren langzaam maar zeker geel. De takken worden ook steeds meer zichtbaar. Het is mooi om dit zo vanuit de woonkamer te kunnen volgen. Als ik de weg en het geluid van het verkeer negeer en naar boven kijk, lijkt het alsof ik in een bos woon.

Peter had het prachtig gevonden: dit uitzicht vanaf het terras.
Peter had elke ochtend zijn koffie hierbuiten gedronken, 's middags een kop thee of glaasje wijn. Hij had met zijn ogen dicht van de zon op zijn gezicht genoten.
Peter had nog niet willen verhuizen maar hij het appartement prachtig gevonden. De ruimte, het licht, hoe onze meubels hier staan. Hij had, o vast en zeker, de muziekinstallatie anders ingericht, de lampen van afstandsbedieningen voorzien, meer van dat soort snufjes aangebracht.
Peter had misschien onze oude eettafel niet vervangen maar deze die er nu staat ook groot genoeg gevonden voor de spelletjes die wij erop speelden, voor de uitgebreide weekendontbijtjes die hij altijd klaarmaakte.
Peter had allang de nieuwe oven ingewijd met een eigengebakken brood. Hij had allang toegekeken hoe ik "bij wijze van verrassing" flensjes voor hem bakte. "Het water loopt me nu al door de mond," had hij dan gezegd.
Peter had uitjes bedacht, nieuwe wandelingen om te maken, een kluslijstje opgesteld, samen met mij films en series gekeken, hij op de bank, ik op het poefje tegen zijn benen aan terwijl hij mijn haren kriebelde.

Peter had...
Peter had...

Peter had nooit dood moeten gaan!

Zo dat is eruit. Ik wil dit niet denken, niet hardop of zelfs zachtjes voor mij uit zeggen, ik wil dit zeker niet hier zwart op wit zien staan maar het schreeuwt in mij.

Peter had nooit ziek moeten worden!
Peter had mij nooit achter moeten laten!

Het is de meest absurde gedachte die steeds vaker andere gedachtes wegduwt. Het is een schreeuw die ik in mijn borst en maag voel. En ik wil dat niet denken, niet voelen. Peter hád mij nooit achter willen laten. Als er iets is wat ik voor meer dan 1000% zeker weet is dat hij altijd bij mij had willen blijven.

Peter hield een aantekenboekje bij waarin hij voornamelijk een onderhouds- en kluslijst bijhield. Tussen al die notities schreef hij af en toe iets over een uitje, een plannetje waarmee hij mij wilde verrassen. In 2022, toen wij allebei met prepensioen waren, schreef hij op onze vierenveertigste trouwdag:

".... ik vind haar nog steeds mooi en aangenaam gezelschap. Zij vindt mij nog altijd lief en grappig. Ik laat haar nog steeds lachen, zegt ze, en kruipt tegen mij aan als we op een bankje in de schaduw zitten te kijken naar de ganzen en de eendjes... kortom we houden van elkaar. En nu in een fase waarin we volle aandacht kunnen hebben en ontspannen leven... Ik mag niet toosten op de volgende 44 jaar van Syl, maar ik hoop dat we nog lang en gezond-en-vitaal zo met elkaar kunnen leven..."

Dat had Peet dus gewild; ik hoefde het niet te lezen om het te weten. Ik herinner me nog goed hoe we die dag getoost hebben, stiekem toch op nog 44 jaar. En daarom word ik bijna ziek als ik voor zijn foto sta en toch "Jij had mij nooit achter moeten laten" denk, voel, fluister. Want Peter had dit nooit, nooit gewild.
Ik weet het, ik weet het. Ik weet het.

Peter had bij mij willen blijven.
En ik bij hem.




dinsdag 4 november 2025

Op een rots

 


In het berenbos van het dierenpark staat hoog op een rots een beer bij de waterval. Hij beweegt heen en weer, springt erbij. De kinderen op de loopbrug vinden het prachtig.
"Kijk hoe hoog hij is geklommen!"
"Die beer danst! Wat leuk!"
Hun mama kijkt en lacht met haar kinderen mee. Opa maakt foto's. Dan leest oma het bordje aan het hek en de lach verdwijnt van haar gezicht. Ze stoot haar man aan en wijst op de tekst. De bewegingen van de beer komen voort uit een groot trauma, ontstaan tijdens gevangenschap. "Niet grappig of leuk!" staat er in grote letters en met een uitroepteken. Even kijken ze naar hun kleinkinderen, dan laat opa zijn camera zakken.
"Ja, knap hè, zo hoog als hij nu staat... Kom, we gaan weer verder."

Soms voel ik me als die beer. Mijn rots is het appartement waarin ik nu woon. Ik dans niet, ik spring niet - ik woon er in mijn eentje. Ik word niet grappig of leuk gevonden maar wel sterk en dapper. Sterk en dapper...
Bijna twee maanden woon ik hier nu en het voelt nog steeds niet als thuis. De inrichting van de woonkamer lijkt veel op die van ons huis ("het oude huis") wat logisch is omdat ik, op wat kasten en de eettafel na, niks anders gekocht heb. En toch...
Ik doe mijn best, doe kaarsjes aan, heb kussentjes op de bank gelegd en probeer "ik ben weer thuis" te zeggen in plaats van "ik ben weer terug", "mijn huis" in plaats van "het appartement", maar het schuurt, het voelt niet echt. 

Een groot deel van mij kan er nog steeds niet bij dat Peter echt weg is en nooit meer terugkomt. Dat deel is nog steeds aan het wachten.
Een ander deel beseft dat maar al te goed en heeft daar heel veel verdriet van. Dat deel huilt de tranen uit haar hoofd en voelt zich zo vreselijk alleen.
De momenten waarop beide delen elkaar tegenkomen, met elkaar botsen, zijn bijna niet te handelen.
Rouwen, mijn rouwen, is niet alleen maar verdrietig zijn en missen.
Het is ook me verdoofd en radeloos voelen.
Het is blij zijn met bezoek en alleen willen zijn.
De hele dag in bed te willen blijven en me benauwd te voelen als ik niet naar buiten ga.
En al die gevoelens vaak tegelijk.
Als ik lijstjes probeer te maken van dingen die ik kan doen om de dag door te komen, om wat structuur te krijgen, ben ik niet sterk en dapper. Dan ben ik wanhopig op zoek naar wat grip op wat nu mijn realiteit is.
Met het verlies van Peet ben ik het beeld van onze toekomst kwijt, ben ik mijzelf kwijt. Ik heb veel lieve mensen om me heen, ik ben niet eenzaam maar ik ben heel erg zonder mijn Peetje. En ik voel me alles behalve sterk en dapper.

Of ik net als die dansende beer een trauma heb? Dat zal over een week of negen blijken. Mijn therapeut vond het raadzaam om dat te onderzoeken omdat trauma rouwen kan blokkeren. Ik heb hierin toegestemd, weet niet wat ik ervan kan verwachten, weet niet of en hoe het kan helpen.
Ik zal nooit niet-rouwen maar ik hoop zo dat er een tijd komt waarop de zo moeilijke herinneringen aan die krap twee maanden tussen diagnose en overlijden niet meer mijn herinneringen aan ons liefdevolle leven samen overheersen. Dat deze pijn wat zachter wordt en mijn hoge rots niet meer als een wachtkamer voelt.



zondag 12 oktober 2025

Eerste verjaardag

 


Allerliefste Peetje,

Morgen zal het mijn eerste verjaardag zijn dat jij geen "Lang zal je leven" voor mij zal zingen, 's morgensvroeg met een kop thee in je hand en die o zo vertrouwde, zo liefdevolle blik in je ogen. Die blik die zei wat jij ook altijd hardop zei, dat je mij de mooiste en liefste van de wereld vond.
Morgen is het mijn eerste verjaardag zonder jou. Zonder jou.

Vorig jaar op mijn verjaardag hadden we nog geen idee dat krap een week later onze wereld ineen zou storten. Je voelde je niet helemaal lekker en je was wat moe, en dus maakte we er een rustige dag van. Een rustige, blije dag.
We vierden het met een filmmiddag en 's avonds aten we sushi, gewoon lekker saampjes thuis. Dat eerste had ik bedacht, het tweede was een verrassing van jou. 

Er zijn zoveel intens verdrietige dingen en momenten sinds jouw diagnose en helemaal sinds jouw overlijden. Mijn verjaardag morgen zal er een van zijn.
Omdat er nooit meer door jou "Lang zal je leven" gezongen zal worden. Omdat ik nooit meer, niet op mijn verjaardag en niet op welke ochtend dan ook, thee op bed van jou zal krijgen, jij mij nooit meer zal verrassen. En, het meeste van al, dat ik nooit meer die o zo vertrouwde, zo liefdevolle blik in je ogen kan zien. Niet morgen op mijn verjaardag en niet op elke andere dag. 

Ik mis je zo, zo vreselijk.



dinsdag 30 september 2025

Niet op dat moment



Allerliefste Peetje,

Gisterochtend ben ik totaal ingestort bij mijn therapeut. Terwijl ik in de wachtkamer zat te wachten begonnen de tranen al te stromen en toen zij mij ophaalde ben ik huilend haar kamer ingelopen, ingerend bijna.
Ik heb twee grote zakdoeken en nog wat tissues volgehuild en gesnoten, ik heb met mijn armen om mij heen zitten wiegen, wanhopig mijn hoofd geschud en zelfs gekreund. "Ik weet het niet" was alles wat ik uit kon brengen.
"Ik weet het niet." Ik wist zelfs niet wat het is. Ik wilde weg, ik wilde oplossen. Oplossen in het niets. Dat zei ik door mijn gesnik en gesnotter heen ook: "Ik wil oplossen."
Ik wilde weg van de wanhoop, de radeloosheid. Weg van de pijn die jij alleen kan wegnemen. Jij, die...

Het was te verwachten, deze ontlading. Morgen is de overdracht van ons oude huis.
Na maanden van bijna constant op twee woonplekken bezig te zijn geweest, van heen en weer rijden, van geen van beide plekken "thuis" kunnen noemen (het ene steeds minder, het andere nog steeds niet) is er nu een soort rust die absoluut niet als rust voelt. Eerder als een leegte.

O, er valt nog genoeg te doen, hier in dit appartement, maar ik ben zo moe. Lichamelijk maar vooral in mijn hoofd en hart. De grootste klus die mij hier wacht is niet zozeer het uitpakken van de laatste dozen en het verder inrichten maar om het een plek te laten worden die als een thuis voelt. Dat zal de grootste, zwaarste klus zijn want hoe kan iets een thuis zijn als jij er niet woont, het zelfs nog nooit gezien hebt? En toch zal dat moeten. Dat moet ik mezelf gunnen. Dat zou jij gewild hebben.
(Wat háát ik dat zinnetje "dat zou jij gewild hebben"! Wat háát ik de verleden tijd in die zin!)

Toen vorige week het oude huis, ons huis, eindelijk leeg was heb ik het schoongemaakt. Van zolder tot tuinhuis heb ik het schoongemaakt met mijn kaken strak op elkaar geklemd. Zo strak dat mijn wangen er 's avonds nog pijn van deden.
Ik wilde niet bij elke ruimte denken aan de tijd waarin wij er als gezin woonden.
Ik wilde de stemmen van onze jongens daar niet horen, de voetstappen op de trap, het geluid van bestek tijdens het tafel dekken, het gelach, het schuiven van de sokkenla van Max in de ochtend, de muziek die zachtjes uit Pauls kamer kwam, het ping-geluid als jouw brood klaar was.
Ik wilde de beelden niet van onze jongens die op zaterdagochtend bij ons in bed kropen, het uitzwaaien als zij naar school gingen, van jou aan de bar terwijl ik aan het koken was, van wij samen in het middagzonnetje op het dakterras. "This is the good life," zei jij dan. Good life.... o, Peetje...
Het zijn mooie, dierbare herinneringen maar ik wilde ze niet, niet op dat moment, ik moest schoonmaken, ik moest afronden. Ik wilde niet in elkaar storten.
Niet daar.
Niet weer.
Niet op dat moment.

Morgen is de overdracht van ons oude huis.
Morgen zal ik een inspectierondje met de nieuwe bewoners en onze makelaars door het huis lopen. Dan zal ik mijn kaken weer op elkaar klemmen en al die herinneringen die toch in elke kamer zullen opborrelen proberen te negeren. Weer te negeren. 
Morgen zal ik mijn handtekening onder het verkoopcontract zetten en daarna de sleutels, onze sleutels, afgeven. Morgen zal officieel ons huis niet meer ons, niet meer mijn, thuis zijn. 
Morgen wil ik mijn emoties onder controle houden, wil ik niet huilen.
Niet daar.
Niet weer.
Niet op dat moment.

En als dat toch gebeurt (en, o, ik weet het: het mág) dan hoop ik dat het niet gaat zoals gisteren, zoals de vele keren daarvoor en de vele keren die zonder twijfel nog zullen komen. Niet zo wanhopig, zo radeloos.
Het oude huis, óns oude huis dat zoveel jaren ons thuis is geweest zal hopelijk een frisse start voor dat jonge stel zijn, daar wil ik niet met mijn verdriet en pijn overheen gaan.

Niet op dat moment.






Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...