woensdag 25 juni 2025

Afgelopen maandag:


Geel.
Geel....
Logo. Geel.
Gele paaltjes.
Geel... geel... geel.
Een auto: geel. 

Ik zit in de auto op weg naar een afspraak.
De tranen branden in mijn ogen, glijden bijna over mijn wangen. Ik wil niet huilen, ik wil het niet! Het is geen spannende afspraak, het wordt geen moeilijk gesprek en het is bovendien met een vriendelijk iemand. Maar het is wel een zakelijk iets en dan wil ik niet, niét huilen, niet met betraande ogen binnenkomen.

Geel bord.
Daar: een geel hesje!
Geel, geel, geel...
Gele kentekenplaten...

De hele ochtend voel ik me al gespannen. Waarom het de ene keer erger is dan de andere, vaak weet ik het niet eens. De spanning is bijna een "normaal" iets maar nu wordt het erger omdat ik zo krampachtig mijn tranen probeer tegen te houden. De spanning gaat de kant van een paniekaanval op. O, nee! Niet ook nog paniek! Niet nu! Ik bijt op mijn lippen en voel misselijkheid opkomen.

Geel...
Geel!
Weer geel. 
Gele berm.

Ergens had ik gelezen hoe je een dergelijk gevoel van paniek kan proberen te onderdrukken. De truc (beter nog: bijna onmogelijke opgave) is om niet naar binnen te keren terwijl dat juist mijn eerste impuls is. Niet doen! Houd contact met dingen om je heen, fluister ik. Focus, meid! Focus! Je voélt je misselijk, je bént het niet!
Laatst hielp het om dingen te tellen. Maar wat kan ik hier nu tellen? Er is ook nog verkeer waarop ik moet letten.

Geel.
Gele lamp.
Geel...
Gele fiets...
Gele letters.

Autorijden, tranen wegslikken, blijven ademen: het wordt bijna te veel. Even ergens stoppen? Nee, dan kom ik te laat. Maar die paniek! Hoe dan? Ik....
Een kleur! Ik moet me focussen op een kleur. In vredesnaam dan maar. Bij het stoplicht staat iemand in een gele jas. Geel!

Gele lijnen.
Nog een gele auto.
Een busje. Geel.
Gele letters.
Weer geel.

Langzaam, heel langzaam wordt mijn paniekgevoel wat minder. Dan rijd ik de parkeerplaats van het bedrijf op. Ik adem zo rustig mogelijk in en weer uit en sluit even mijn ogen. Zucht nog eens diep en stap dan uit.

Geel...
Geel...
Geel...



zaterdag 14 juni 2025

Goede plek


Gisteren was het een half jaar geleden dat mijn Peter heel vroeg in de ochtend overleed. Om kwart over een stopte zijn hart en viel onze toekomst samen definitief in stukjes. Nog definitiever dan krap twee maanden tevoren toen we zo onverwacht hoorden hoe ziek hij was.
Gisteren een half jaar geleden kwart over een in de ochtend is een moment dat ik nog haarscherp voor me zie maar dat ook nog steeds ook zo onwerkelijk is. Ik heb hem in al die jaren zo vaak in slaap zien vallen maar die ochtend...

Vanwege dat gegeven van een half jaar was gisteren een speciale dag. Een dag van "beseffen" dat ik al een half jaar, al zes maanden (plus inmiddels een dag) zonder hem ben. Beseffen tussen aanhalingstekens omdat, nou ja, omdat ik het ergens nog steeds niet kan geloven.
Ik word al een half jaar elke ochtend met een zwaar gevoel van verdriet en met tranen op mijn wangen wakker. Mijn lijf voelt al een half jaar gespannen aan, in mijn keel zit al zes maanden een niet weg te slikken brok en al een half jaar ontneemt mijn rouw meerdere malen per dag mij mijn adem. En toch kan ik niet bevatten hoe vreselijk leeg ons huis, mijn leven nu is.

Ik ben gisteren in de auto gestapt en ik ben naar het Arboretum in Wageningen gereden. Ameland is "onze" plek maar dit Arboretum is een goede tweede. We hebben er vaak gewandeld, op bankjes gezeten en van het uitzicht over de Neder-Rijn met daarachter de Betuwe genoten. 
Sinds een half jaar kom ik er geregeld. Dan wandel ik daar, zit ik op een bankje en staar over de rivier. De rust die Peet en ik daar samen vonden, vind ik er nu in mijn eentje. Daar voel ik mijn verdriet, mijn eenzaamheid, even zachter worden. 

Goed is een woord dat bijna vloekt met dit leven waar ik maar met moeite aan kan wennen, aan wil wennen. Maar het is goed om een plek, en vlak in de buurt ook nog, te hebben waar ik Peter en de rust die hij altijd met zich meebracht dicht bij me kan voelen. Waar ik op een bankje even kan doen alsof hij naast mij zit en ik tegen hem aanleun. Waar ik even kan doen alsof we weer samen zijn.

"Mooi is het hier, hè Peetje..."
"Ja, liefste meisje, heel mooi..."

"Ik mis je zo, lieverd!"
"....."



maandag 2 juni 2025

Geen samen meer


"Ik kan me niet voorstellen hoe jij je voelt.."
 
Het wordt me zo vaak gezegd en dat klopt: het is ook onvoorstelbaar.
De ochtend nadat we die vreselijke boodschap kregen, het moest nog met andere onderzoeken bevestigd worden maar het woord "ongeneeslijk" was al gevallen, zat ik op de rand van mijn bed. Ik zat te huilen en, niet te trillen maar te beven. Hij gaat dood, kon ik alleen maar denken. Peet gaat dood en dan? Bij dat "dan" stopten mijn gedachten. Later kwam daar een vaag beeld van zijn afscheid bij en kon ik me niet voorstellen hoe ik zoiets zou kunnen doorstaan. Ik kon het me niet voorstellen, nee. Maar wat ik me helemaal niet kon voorstellen, in de meest letterlijke zin van het woord, was een leven zonder hem.
 
Die ochtend stopten mijn gedachten ergens halverwege dat beeld van het afscheid.
Nu denk ik dat mijn brein toen mild voor mij was, ik was al zo overstuur en wanhopig. Het was maar goed dat ik me niet kon voorstellen hoe het "daarna" zou zijn.
En ook nu, inmiddels zo'n vijfenhalf maand later, kan ik me soms nog amper voorstellen hoe mijn leven nu is. Er zijn nog zoveel ochtenden waarop ik geen idee heb hoe ik weer een dag moet doorkomen, avonden waarop ik letterlijk misselijk van alle spanning die nog steeds in mijn lijf zit naar bed ga.
 
Dus als iemand zegt dat zij/hij zich niet kan voorstellen hoe ik me voel, denk ik (en soms zeg ik het ook hardop), dat dat maar goed is. Wat ik vervolgens ook denk (en eigenlijk ook vaker hardop moet zeggen) is dat zij/hij het daarbij moet laten. Daarna niet dingen moet zeggen als "Natuurlijk is het logisch dat...", "Ik denk niet dat het een goed is dat je nu al...", "Ja, dat is toch begrijpelijk..."
Sorry lieve mensen, ik weet dat jullie het goed bedoelen, dat jullie het beste met mij voorhebben maar jullie zeggen het zelf al: jullie kunnen het je niet voorstellen hoe het is om zo te rouwen. Zelfs als jullie weten hoe het is om een dierbare, zelfs je maatje te verliezen - jullie weten niet hoe het voor mij is om zonder mijn Peter te moeten leven. Hoe kan je dan weten wat logisch is, wat wel of niet goed? Hoe kan iets onvoorstelbaar en begrijpelijk tegelijk zijn? Zeg zoiets alsjeblieft niet. Hoe lief en goed bedoeld ook. Het maakt me zo onzeker.
En als ik iets ben naast intens verdrietig, bang en wanhopig, is het onzeker.
 
Peet en ik waren zeventien toen we verkering kregen. Wij zijn samen volwassen geworden, hebben ons samen ontwikkeld tot de mensen die we uiteindelijk zijn geworden. We hebben alles samen gedaan, we hebben dromen, angsten en beslissingen gedeeld, hebben elkaar gesteund en geïnspireerd.
Samen. Samen. Samen.
Nu is er geen samen meer. De leegte die er nu is, is niet alleen zijn afwezigheid, maar ook de afwezigheid van ons.
Natuurlijk zal Peter altijd in mijn hart, in elke cel van mijn lichaam blijven maar de man die altijd letterlijk naast mij liep, loopt daar niet meer. Ik ben niet alleen hem kwijt maar ook degene die ik was naast hem. Wie ik was, bestaat niet meer in dezelfde vorm.
 
Ik moet nu uitvinden wie ik nu ben, wie ik kan zijn zonder hem. Stukje bij beetje, met vallen en opstaan. Dwars door mijn verdriet, angst, wanhoop en onzekerheid heen.
O, om nog één keer mijn hoofd tegen zijn borst te kunnen leggen, nog één keer zijn warmte te voelen, zijn armen om mij heen, zijn kin tegen mijn haar.
Om hem nog één keer “Je kan dit, liefste Sylfje” te horen zeggen...
 
 

zondag 11 mei 2025

En toch


Ik heb je vastgehouden tijdens je laatste uren.
Ik heb je van de wereld, van mij zien wegglijden.
Ik heb zelf de arts gebeld en ik stond bij je toen hij je officieel overleden verklaarde.
Ik heb je daarna gewassen, gekleed in zorgvuldig uitgezochte kleding. Dat overhemd dat jou zo goed stond.
Ik heb je hier thuis gehouden tot het moment dat jij in je kist in de auto gelegd werd. Ik ben met je kist meegelopen, heb in die auto bij jou gezeten.
Ik heb met onze dierbaren jou in je kist de aula in begeleid en na afloop heb ik je kist gestreeld.

En toch...

Toch zijn er nog steeds zoveel momenten waarop ik niet kan geloven dat je echt weg bent. Toch verwacht ik dwars door die vreselijke stilte hier in huis jouw voetstappen te horen. Is het zo onwerkelijk om thuis te komen en dat jij er dan niet bent. Voelt het alsof je "straks" weer terugkomt van "ergens" en dat we dan weer samen zijn.

Ik heb al zoveel opgeruimd en dozen vol weggedaan. Kan je je het voorstellen? Ik, die inpakken voor een vakantie al een klus vind. Ik, die bij het zien van al die spullen op zolder nooit wist waar te beginnen en jou en je geruststellende "Komt goed, stap voor stap" dan zo nodig had. Die ik heeft, gelukkig met veel lieve hulp, de hele zolder uitgezocht, het tuinhuis met al jouw gereedschap uitgemest. Kan je je het voorstellen? Ja, jij wel hè; jij was altijd meer overtuigd van mijn kunnen dan ikzelf.

En toch...

Toch heb ik bij zoveel spullen, vaak zachtjes, soms hardop, "Sorry, Peetje" gezegd. Omdat het meeste van die spullen er niet voor niks lagen; jij had ze willen bewaren. Toen ik onze oude videorecorder tegenkwam, heb ik zelfs "Jongen! Waarom ligt dit hier nog? We hebben niet eens meer banden!" geroepen alsof jij dan zou lachen en iets als "Nu hebben we een collector's item!" zou zeggen. De stilte die volgde deed zo'n pijn.

Nadat onze Max overleden was, het was een paar maanden daarna, heb ik gezegd dat hij nu maar terug moest komen, ik had immers al lang genoeg laten zien dat ik zonder hem kon. Nu wil ik weer zoiets zeggen maar dan tegen jou. Kom alsjeblieft terug, Peetje. Ik heb al zoveel geregeld, gedaan, opgeruimd, besloten, al zoveel dingen alleen gedaan die wij altijd samen deden. Binnen en buiten heb ik alles goed bijgehouden, ik heb ons niet failliet laten gaan, ik heb laatst zelfs die vieze kliko schoongespoten.
Kom nu maar terug! Het heeft nu wel lang genoeg geduurd. Kom alsjeblieft bij mij terug!

Ik heb je zien sterven. Ik weet dat je onherroepelijk weg bent.
En toch...
En toch voelt het alsof je elk moment terug kan komen. O, kon dat maar! Kon ik je maar terug roepen.

Ik mis je zo, lieverd. Zo vreselijk veel.



woensdag 30 april 2025

Raar en dubbel


Afgelopen maandagmiddag heb ik het koopcontract van een appartement getekend en nu staat er een te koop-bord in onze tuin. 
Het zoveelste teken van hoe anders, hoe raar en totaal onvoorspelbaar het leven kan lopen.

Toen wij te horen kregen dat Peet ongeneeslijk ziek was en ik vrijwel meteen instortte, heb ik de arts huilend verteld dat dat toch niet kan. Dat wij al zo lang samen zijn, dat ik niet zonder hem kan, dat ik niet zou weten hoe dat moet... (alsof zij dan iets zou zeggen als: "O, maar in dat geval..."). Dit heb ik daarna heel vaak herhaald. Ik heb het gezegd tegen iedereen aan wie wij over Peets ziekte vertelden, tegen artsen, ik heb het genoemd tijdens zijn uitvaart en vele malen daarna.
Ik kan niet zonder hem, ik weet niet hoe dat moet en, wat ik niet hardop zei maar diep in mijn hart wel dacht, ik weet niet of ik dat wel wil. Dat laatste hield ik voor me, ik wilde niemand onnodig ongerust maken, ik wist ook wel dat ik geen keus had.

En nu, vierenhalve maand later heb ik een appartement gekocht en ben ik bezig ons (het is nog steeds óns) huis te verkopen. Wat ik, zeker na het overlijden van onze jongste, met de jaren heb geleerd klopt: een mens is sterker dan zij/hij denkt, sterker dan zij/hij zelfs wil zijn.
Dwars door mijn pijn, verdriet en gemis heen, dwars door mijn wanhoop en soms zelfs paniek heen, is het mij gelukt om dingen te regelen die ik nooit eerder gedaan heb en waarvan ik nooit had gedacht dat het mij zou lukken. Sterker nog: waarvan ik nooit had gedacht dat ik deze dingen ooit zou moeten doen en helemaal niet in mijn eentje.
(Waarbij ik met "in mijn eentje" zonder Peter bedoel - ik heb gelukkig veel mensen om mij heen die mij helpen en steunen waar zij maar kunnen. Diep dankbaar ben ik daarvoor.)

Ik heb nog met Peet kunnen praten over het feit dat ik niet in dit huis zou blijven. Het is een prachtig huis met een heerlijke tuin en we hebben er in de afgelopen ruim dertig jaar zoveel samen aan gedaan om het steeds meer echt "ons" te maken. De plek is mooi en we hebben heel fijne buren. Onze jongens zijn hierin opgegroeid en er liggen hier ook veel dierbare herinneringen, pijnlijke maar ook mooie, maar het huis is te groot voor mij alleen. Te groot en qua onderhoud ook te bewerkelijk. Peter begreep dat helemaal en stond er voor 100% achter. Dat troost wat.
Dat en het feit dat mijn (....) nieuwe woonplek in het appartementengebouw zit waarvan wij zo vaak zeiden als we erlangs reden: "Als we later groot zijn, dan is dát de plek!". Het ligt in de wijk waar wij met heel veel plezier wonen. Het heeft geen tuin maar een groot en zonnig terras en het uitzicht is heel fraai.
Ik wil heel graag denken dat Peter blij glimlachend van waar hij dan ook is heeft toegekeken toen ik mijn handtekening onder dat contract zette. 

Maar... en...nu de verkoop van dit, van ons huis. De foto's en de beschrijving op Funda zien er mooi en aantrekkelijk uit maar dat besef dat het om óns huis gaat... Om dat vertrouwde adres zo in het "openbaar" te zien staan, dat bord in de tuin, de wetenschap dat er binnenkort vreemden hierin rondlopen en met een kritische blik alles waar wij zo trots op zijn bekijken... Het is heel, heel onwerkelijk. 

Het is ook heel, heel onwerkelijk om zo bezig te zijn met een toekomst zonder Peter. Natuurlijk, hij zal altijd een groot deel van mij blijven maar niet op de manier waarop het zo lang was, de manier zoals wij die bedacht hadden. Het is zo... ráár en dúbbel. Raar en dubbel, woorden die zoveel van mijn gevoelens de laatste maanden beschrijven. Raar en dubbel om te merken - nog niet te voelen, zover ben ik nog niet - dat ik kennelijk wel wat kan zonder mijn Peetje.
Al wil ik het ergens nog steeds niet.



Related Posts Plugin for WordPress, Blogger...